Vragen van lezers
● Hoe helpt Jehovah’s geest de „getrouwe en beleidvolle slaaf” de waarheid over iets te ontdekken? Het Genootschap beweert niet onfeilbaar of geïnspireerd te zijn. Hoeveel hangt er van het geschreven Woord af? Hoe kunnen wij, wanneer er eerst dingen worden gepubliceerd die later weer worden veranderd, er zeker van zijn dat dit de organisatie is die door Jehovah wordt gebruikt? — C.P., Verenigde Staten.
Met betrekking tot de wijze waarop de waarheid door middel van Jehovah’s organisatie wordt voortgebracht, gelieve men op te merken dat indien het Wachttorengenootschap onfeilbaar zou zijn er geen noodzaak zou bestaan om later een bepaald gezichtspunt te herzien; daar het echter niet onfeilbaar is en dit ook nooit heeft beweerd, is het nodig dat er van tijd tot tijd bepaalde punten worden herzien. Indien Jehovah’s geest hierin op dezelfde wijze werkzaam zou zijn als in het geval van de bijbelschrijvers, die erdoor geïnspireerd werden overeenkomstig Jehovah’s gedachten te schrijven, zou het nooit nodig zijn later punten te herzien. Daar de geest in deze tijd echter niet op deze wijze werkzaam is, moeten er van tijd tot tijd wel correcties worden aangebracht.
Jehovah God had het al voorzegd dat dit het geval zou zijn. In Spreuken 4:18 lezen wij hierover: „Het pad der rechtvaardigen is als het glanzende morgenlicht, dat steeds helderder straalt tot den vollen dag”. Terwijl het licht nog schemerig is, kan men wel de omtrekken van een voorwerp waarnemen maar nog niet alle details onderscheiden. Wanneer het licht toeneemt, zal men deze details duidelijk gaan zien en een helderder kijk op de zaak krijgen. Bij het formuleren van de waarheid steunt men volledig op Jehovah’s Woord, terwijl het bewijs uit zijn Woord afkomstig moet zijn. Nieuwe waarheden worden echter scherper gezien en beter onderscheiden, en iets wat voorheen heel logisch scheen te zijn, moet nu misschien worden herzien.
Jehovah heeft niet gezegd dat de gehele aangelegenheid onmiddellijk glashelder zou zijn. Met deze laatste dagen in gedachten sprak Jezus over de „getrouwe en beleidvolle slaaf” die zou worden aangesteld om voedsel „te rechter tijd” uit te reiken (Matth. 24:45, NW). Dit is een voortschrijdend proces; het voedsel wordt voortdurend opgediend; en terwijl wij in de stroom des tijds voorwaarts gaan en verdere vervullingen van profetieën waarnemen, worden er nieuwe waarheden onderscheiden en aan het licht gebracht en wordt er in vers voedzaam voedsel voor onze tijd voorzien. Vóór de tijd dat sommige waarheden werden onderscheiden, waren ze voor ons kennelijk niet van levensbelang, anders zou Jehovah er wel voor hebben gezorgd dat ze eerder bekendgemaakt werden.
Zelfs de onjuiste gezichtspunten die Jehovah’s getuigen er gedurende de eerste Wereldoorlog op na hielden, dienden hun doel door tot de vervulling van profetieën bij te dragen, want Jehovah had al lang van tevoren voorzegd dat er die tijd een toestand van geestelijke onreinheid onder zijn volk zou heersen en dat er een reiniging zou moeten plaatsvinden. Volgens de profetie zijn deze dingen derhalve te verwachten en dat ze werkelijk gebeuren, vormt er veeleer een bevestiging van dat dit inderdaad Jehovah’s organisatie is dan dat wij erdoor aan het twijfelen worden gebracht en ons afvragen of Jehovah nu wel echt deze organisatie gebruikt.
Jehovah gebruikt deze organisatie omdat ze zachtmoedig is en zich wil laten onderwijzen en niet in haar gezichtspunten is vastgeroest. Ze is een organisatie die voor leiding naar Jehovah opziet en die de wijze waarop hij de aangelegenheden op aarde leidt en de uitwerking van de gebeurtenissen die profetieën in vervulling doen gaan, nauwlettend gadeslaat en haar zienswijzen met dit alles in overeenstemming brengt. Ze is bereid te veranderen, met de zich wijzigende toestanden gelijke tred te houden en voorwaarts te gaan met het steeds helderder wordende licht. Daarom kan Jehovah deze organisatie gebruiken, en de feiten tonen stellig aan dat hij haar heeft gebruikt en er nog mee voortgaat dit te doen. Hij schenkt de vooruitgang. Hij gebruikt deze organisatie om het goede nieuws van het opgerichte Koninkrijk op de gehele bewoonde aarde te prediken. Profetieën vinden in deze groepering hun vervulling. Wij ontvangen de raad dicht bij deze organisatie te blijven, want zelfs indien de organisatie er gezichtspunten op na houdt die later worden gewijzigd, zullen wij veilig zijn door toch in deze organisatie te blijven en er gelijke tred mee te houden wanneer het licht voortschrijdt en er nieuwe waarheden worden onderscheiden.
Geen enkele andere organisatie heeft deze plooibaarheid getoond om haar gezichtspunten te corrigeren, met de veranderde tijden gelijke tred te houden en waakzaam te blijven ten aanzien van het uit Jehovah’s tempel komende toegenomen licht; bijna alle andere groeperingen zitten namelijk aan hun eeuwenoude geloofsbelijdenissen gekluisterd. De bereidheid van het Genootschap om indien noodzakelijk zijn gezichtspunten te herzien, dient voor ons veeleer een troost en een aanmoediging dan een struikelblok te vormen; ze dient ons ervan te verzekeren dat er, naarmate wij de volmaakte dag met zijn grote helderheid naderen, voortdurende vooruitgang en toename in onderwijs en een altijd helderder wordend licht zal bestaan. Er kan in een valse religie ook wel enige waarheid te vinden zijn, maar ze ontdoet zich nooit van haar vele onwaarheden en de waarheid die ze bezit, wordt daardoor geregeld verontreinigd. In Jehovah’s organisatie is datgene wat men gelooft op de bijbel gebaseerd, en wanneer er soms een verkeerde zienswijze insluipt, wordt deze spoedig ontdekt en uit de weg geruimd.
Wij kunnen een parallel trekken tussen de eerste en tweede tegenwoordigheid van Christus Jezus. Bij zijn eerste tegenwoordigheid hebben zijn apostelen in het begin stellig gedacht dat hij een aardse koning zou zijn en dat het koninkrijk eveneens aards was. Pas na het pinksterfeest leerden zij dat het hier echter een hemels koninkrijk betrof. Vóór die tijd konden zij deze waarheid niet onderscheiden en hielden zij er een verkeerde gedachte op na, zoals blijkt uit Handelingen 1:6-8: „Zij dan, die daar bijeengekomen waren, vroegen Hem en zeiden: Here, herstelt Gij in dezen tijd het koningschap voor Israël? Hij zeide tot hen: Het is niet uw zaak de tijden of gelegenheden te weten waarover de Vader de beschikking aan Zich gehouden heeft, maar gij zult kracht ontvangen, wanneer de Heilige Geest over u komt”. Eveneens duurde het enige tijd voordat zij duidelijk inzagen dat zij niet langer meer onder de Mozaïsche wet als zodanig stonden, hetgeen in Handelingen hoofdstuk 15 wordt aangetoond. Dit betekende echter niet dat zij niet Jehovah’s dienstknechten en zijn kanaal voor het brengen van de waarheid aan zijn volk vormden. Het dient ons derhalve niet aan het struikelen te brengen nu in onze tijd hetzelfde waar blijkt te zijn.
Ja, dit vermogen om als gevolg van het toenemende licht de foutief gebleken gedachten van zich af te schuiven, kenmerkt het verschil tussen Jehovah’s ware aanbidders en de valse religiën der christenheid. Wanneer er aan de hand van de bijbel duidelijk kan worden aangetoond dat een zienswijze die men er eens op na hield, niet voldoende door de Schrift wordt ondersteund en dat een ander gezichtspunt veel meer door bijbelse bewijzen worden geschraagd, wordt het nieuwe gezichtspunt aanvaard en de vroegere zienswijze terzijde geschoven. Wanneer iemand te trots is om dit te doen, komt dit erop neer dat hij door zijn trots ten val gebracht zal worden (Spr. 16:18). Een toegenomen begrip van de bijbel zelf en het groeiende bewijs uit de bijbel vormen de basis voor de verandering van een gezichtspunt. Deze organisatie is altijd bezig door het onderzoeken en bestuderen van de Schrift betrouwbare bewijzen voor haar leerstellingen te vinden en naarmate het licht toeneemt, worden de fundamenten van onze overtuiging steeds sterker. Wij hebben oren om gelouterde waarheid te horen en geen oren die weigeren te horen. Wij hebben ogen om het toegenomen licht te zien en geen ogen die weigeren te zien. Wij verlangen naar nieuw licht en nieuw ’voedsel te rechter tijd’.
Jehovah voorziet hierin, niet door bemiddeling van enkelingen, maar door middel van zijn organisatie (Spr. 3:5, 6). Zoals door de zichtbare bewijzen overvloedig wordt aangetoond, heeft Jehovah in het verleden zo met deze groep gehandeld en doet hij dit ook thans nog. De geschiedenis van de organisatie heeft aangetoond dat zij die zich van haar hebben afgescheiden omdat zij de mening waren toegedaan knapper dan de organisatie te zijn, spoedig door de zee der mensheid werden opgeslokt. De nieuwe ideeën die zij er op na hielden, waren spoedig vergeten. Ze worden niet over de gehele bewoonde aarde gepredikt, zoals Jezus zei dat met de waarheid het geval zou zijn. Deze afgescheiden ontevredenen vervullen niet de profetieën waarvan Jezus heeft gezegd dat ze door zijn ware volk vervuld zouden worden. Déze organisatie verheugt zich in die vervulling en het is door middel van deze organisatie dat Jehovah meer licht en geestelijk voedsel uitzendt waardoor elke verkeerde gedachte die men er voorheen op na hield, wordt gecorrigeerd en de rijke voorraadschuur van geestelijk voedsel wordt gevuld opdat dit voedsel beschikbaar zal zijn voor allen die hem zijn toegewijd en die bereid zijn zich in zijn dienst in te spannen door er tot anderen over te spreken.
Jezus zei: „Wijsheid is gerechtvaardigd op grond van haar werken”. Deze organisatie wordt dus vanwege haar activiteit gerechtvaardigd als het instrument dat Jehovah gebruikt om het door Jezus voorzegde predikingswerk te verrichten en de vele andere profetieën in vervulling te laten gaan. — Matth. 11:19.
● De bijbel zegt betreffende jonge weduwen dat ’wanneer hun seksuele driften tussen hen en de Christus zijn gekomen, zij willen trouwen, en een oordeel over zich halen omdat zij hun eerste geloofsuiting hebben veracht’. Betekent dit dat jonge weduwen die trouwen, ontrouw zijn? — B.S., V.S.
Zulk een gevolgtrekking zou niet juist kunnen zijn want twee verzen verder zegt Paulus: „Ik wens . . . dat de jongere weduwen trouwen”. Het is noodzakelijk een juist begrip van de achtergrond van deze tekst te hebben; laten wij daarom eerst 1 Timotheüs 5:3-14 (NW) eens lezen:
„Heb eerbied voor hen die werkelijk weduwen zijn. Maar indien een weduwe kinderen of kleinkinderen heeft, laat dezen eerst leren godvruchtige toewijding in hun eigen huisgezin aan de dag te leggen om zodoende hun ouders en grootouders schadeloos te stellen, want dit is voor God aanvaardbaar. De vrouw die werkelijk weduwe is en eenzaam is achtergebleven, heeft haar hoop op God gevestigd en volhardt dag en nacht in smekingen en gebeden. Zij die genot vindt in bevrediging der zinnen, is dood hoewel zij leeft. Blijf dit daarom gebieden, opdat zij onberispelijk mogen zijn. Wanneer iemand de zijnen niet verzorgt, en in het bijzonder de leden van zijn huisgezin, dan heeft hij stellig het geloof verloochend en is erger dan een ongelovige.
Een weduwe worde op de lijst geplaatst, die niet minder dan zestig jaar oud is geworden, een vrouw van één man, van haar moet getuigd worden dat zij rijk in goede werken is, dat zij haar kinderen goed opgevoed heeft, dat zij vreemdelingen gastvrijheid heeft verleend, dat zij de voeten van de heiligen heeft gewassen, dat zij de verdrukten heeft bijgestaan en dat zij in ieder goed werk ijverig is geweest.
Wijs daarentegen jongere weduwen af, want wanneer hun seksuele driften tussen hen en de Christus zijn gekomen, willen zij trouwen, en halen een oordeel over zich omdat zij hun eerste geloofsuiting hebben veracht. Terzelfder tijd leren zij ook zonder bezigheid te zijn en in ledigheid bij de huizen rond te slenteren, ja, niet alleen zonder bezigheid, maar ook als kletsers over anderen en als personen die zich met andermans zaken inlaten, pratend over dingen waarover zij niet behoren te praten. Ik wens daarom dat de jongere weduwen trouwen, kinderen baren, een huishouding besturen en de tegenstander geen aanleiding geven tot smaden”.
Toen Paulus zei eerbied voor weduwen te hebben, had hij in gedachten in materieel opzicht voor hen te zorgen, en Jezus gaf te kennen dat onder het eren van de ouders ook het in materieel opzicht voor hen zorgen, moest worden verstaan (Matth. 15:1-6). Paulus toonde aan dat zulk een eren door middel van stoffelijke voorzieningen, door de naaste bloedverwanten gedaan moest worden. Indien er geen bloedverwanten waren om voor een oudere weduwe die in de gemeente goed bekend stond, te zorgen, moest de gemeente haar op de lijst van hen die voor hulp en bijstand van de gemeente in aanmerking kwamen, plaatsen. Verder toont hij dan aan dat de jongere weduwen niet op de lijst geplaatst moesten worden, want nadat zij hun geloof in het bewaren van een ongehuwde staat tot uitdrukking hadden gebracht en hadden verklaard vastbesloten te zijn Jehovah volledig en met exclusieve, onverdeelde toewijding te dienen, wat vanwege hun ongehuwde staat ook mogelijk was, zouden zij door aan hun seksuele driften toe te geven, van dit voornemen afzien en toch trouwen. Voor de jongere weduwen zou het daarom beter zijn niet zo’n verklaring af te leggen en zich op de lijst voor ondersteuning door de gemeente te laten plaatsen om daarna te falen, waardoor zij zich een ongunstig oordeel op de hals halen. Het is voor hen daarom beter te trouwen en druk bezig te zijn met het grootbrengen van kinderen en het besturen van een huishouding. Het is dus duidelijk dat er in 1 Timotheüs 5:11, 12 niet wordt gezegd dat jonge weduwen die huwen, ontrouw zijn.