Vragen van lezers
De gemeenten van Jehovah’s getuigen schenken momenteel heel veel aandacht aan mannen die eventueel in aanmerking komen om als ouderlingen of dienaren in de bediening te dienen. In verband daarmee zijn de volgende vragen gesteld:
● Moeten de minderjarige kinderen van een man die wordt aanbevolen gelovigen zijn?
Ja, Titus 1:6 zegt dat de man „gelovige kinderen” dient te hebben. Dit wil niet zeggen dat zulke kinderen gedoopt moeten zijn, doch uit alles dient te blijken dat zij zich in religieuze aangelegenheden aan de leiding van hun vader onderwerpen. Er zijn natuurlijk landen waar de wet het onmogelijk maakt dat een man de religie van zijn minderjarige kinderen verandert zolang zijn vrouw eraan vasthoudt. Maar zelfs in zo’n geval dient de vader ernaar te streven alles te doen wat in zijn vermogen ligt om hun geestelijk onderricht te geven, en anderen dienen te kunnen zien dat zijn kinderen in die mate gunstig reageren als dit met het oog op de beperkingen die hun door de wet zijn opgelegd, voor hen mogelijk is.
● Wat betekent het voor een man zijn „kinderen met alle ernst in onderworpenheid” te hebben? — 1 Tim. 3:4.
Dit betekent dat de kinderen in hun onderworpenheid een ernst dienen te weerspiegelen die bij hun leeftijd en omstandigheden past. Hun onderworpenheid moet natuurlijk ook religieuze aangelegenheden, de belangrijkste aspecten van het leven van een christen, insluiten. De reactie die een man van zijn kinderen krijgt op het onderricht dat hij hun uit Gods Woord geeft, dient hem dus aan te bevelen als iemand die anderen in de gemeente kan helpen hun leven in overeenstemming met Gods vereisten te brengen.
● Wat wordt bedoeld met de verklaring in Titus 1:6: „Kinderen hebbend, die niet van losbandigheid te beschuldigen waren noch weerspannig waren”?
Deze zinsnede is op verschillende manieren uit het Grieks vertaald, zoals: „die niet in opspraak zijn wegens losbandigheid of van geen tucht willen weten” (Nieuwe Vertaling van het Nederlandsch Bijbelgenootschap) en „die niet de reputatie hebben losbandig of ongehoorzaam te zijn”(Today’s English Version). De kinderen in het huis van de aanbevolen man dienen er dus blijk van te geven dat zij aan hun vader onderworpen zijn en zich in overeenstemming met Jehovah’s rechtvaardige wetten gedragen. Zij dienen noch in hun omgeving noch in de gemeente een slechte reputatie te hebben. Het gedrag en de gewoonten van de kinderen dienen er niet de oorzaak van te zijn dat men er ernstig aan twijfelt of de man zijn positie van hoofd van het gezin werkelijk wel op een vastberaden, hoewel liefdevolle wijze uitoefent.
● Is het gedrag van de vrouw van een man van invloed op het feit of hij ervoor in aanmerking komt voor ouderling of dienaar in de bediening te worden aanbevolen?
De vrouw maakt deel uit van het huisgezin van een man en haar gedrag strekt hem tot eer of oneer. In veel landen bezit zij echter een bepaalde wettelijke status die de man vaak beperkt in wat hij bij het uitoefenen van controle op haar gedrag kan doen, vooral als zij een ongelovige is. Hij heeft volgens de wet gewoonlijk veel minder autoriteit over zijn vrouw dan over zijn kinderen. Zolang de man derhalve controle op het gedrag van zijn vrouw uitoefent in de mate dat de wet het toelaat, zou hij, mits hij aan alle andere schriftuurlijke vereisten voldoet, niet ongeschikt zijn. Natuurlijk dient hij zelf niet schuldig te zijn aan het bevorderen van een weerspannig gedrag van zijn vrouw. Waar het om gaat is dat de man inderdaad „op een voortreffelijke wijze de leiding over zijn eigen huisgezin heeft”. — 1 Tim. 3:4.
● Kan iemand die een periode van niet voorgelezen voorwaarden achter zich heeft, aanbevolen worden om als dienaar in de bediening te worden aangesteld?
Met betrekking tot dienaren in de bediening zegt 1 Timótheüs 3:10: „Laten dezen ook eerst op hun geschiktheid worden beproefd en daarna, wanneer zij vrij van beschuldiging zijn, als dienaren dienen.” Dat iemand een vastgestelde periode van voorwaarden heeft beëindigd, betekent op zichzelf nog niet dat hij „vrij van beschuldiging” is. Het is niet verstandig zo iemand te vlug verantwoordelijkheid toe te vertrouwen (1 Tim. 5:22). Er dient voldoende tijd overheen te zijn gegaan om hem in de gelegenheid te stellen te bewijzen dat hij zich volledig van de zwakheid die uit zijn verkeerde daad of handelwijze is gebleken, heeft hersteld. Hij dient gedurende een voldoende tijdsperiode nadat de voorwaarden zijn opgeheven te hebben bewezen dat hij rechtvaardigheid betracht en werkelijk liefde voor Jehovah en voor zijn volk heeft. Anderen dienen hem als een voortreffelijk voorbeeld in christelijk gedrag te kunnen zien. Als hij na afloop van zijn periode van voorwaarden dus werkelijk een voortreffelijke reputatie heeft opgebouwd, zou overwogen kunnen worden hem, niet voor ouderling, doch eerst voor dienaar in de bediening aan te bevelen.