Rechtvaardige hoedanigheden vereist om te oordelen
„Wanneer gij uw broeders een verhoor afneemt, moet gij rechtvaardig oordelen tussen een man en zijn broeder of zijn inwonende vreemdeling.” — Deut. 1:16.
1. Wat treedt op de voorgrond in de door Mozes genoemde vereisten voor het vellen van een oordeel, zoals deze in Deuteronomium 1:16, 17 staan opgetekend?
HET is een ernstige verantwoordelijkheid kwesties te beoordelen waarbij het leven van personen en de verhouding waarin zij tot anderen staan, betrokken zijn. Binnen de christelijke gemeente dienen vooral ouderlingen na te gaan hoe zij zich van deze verantwoordelijkheid kwijten. Wanneer er raad wordt gegeven of een uitspraak wordt gedaan, kan er een bepaalde mening worden geuit, maar in rechtvaardigheid oordelen is een heel andere kwestie. Willen ouderlingen Gods maatstaf voor het vellen van een oordeel in acht nemen, dan moeten zij in gedachten houden wat Mozes rechters in zijn tijd gebood: „Wanneer gij uw broeders een verhoor afneemt, moet gij rechtvaardig oordelen tussen een man en zijn broeder of zijn inwonende vreemdeling. Gij moogt bij de rechtspraak niet partijdig zijn. Naar de kleine dient gij evenzeer te horen als naar de grote. Gij moogt niet bevreesd worden wegens een man, want de rechtspraak behoort God toe” (Deut. 1:16, 17). Ouderlingen moeten onpartijdig zijn, ongeacht of het nu om iemand gaat die schijnbaar groot is — ten gevolge van zijn stoffelijke middelen, het onderwijs dat hij heeft genoten of de belangrijke prestaties die hem tot eer strekken — of om iemand die in deze opzichten „over weinig middelen beschikt”. Zij dienen zich ten doel te stellen datgene te doen wat juist is, niet in hun eigen ogen, maar volgens Gods visie op de zaak (Spr. 21:2, 3). Aldus zal de rechtspraak waarlijk aan Jehovah toebehoren, zoals hij deze door middel van zijn Woord en aardse kanaal tot uitdrukking heeft gebracht.
2. Waarom is wijsheid zo uiterst belangrijk bij het vellen van een oordeel, en wat is hier het resultaat van?
2 Ouderlingen kunnen kwesties niet op basis van een beperkte kennis juist beoordelen. Zij moeten een volledig beeld van de zaak hebben die door hen wordt behandeld. Ten einde de hoofdpunten te kunnen isoleren en te kunnen zien hoe een probleem zich heeft ontwikkeld of waarom iets is gedaan, moeten ouderlingen ter zake dienende, discrete vragen stellen. Degenen die bij een zaak betrokken zijn, dienen met hen samen te werken door alle feiten te verschaffen in plaats dat zij slechts een gedeeltelijke voorstelling van zaken geven. Dit zal de ouderlingen ertoe in staat stellen bijbelse wetten op de gerezen kwesties of de onderhavige beschuldigingen van toepassing te brengen. Salomo verzocht om wijsheid ten einde zich van de hem opgelegde verantwoordelijkheid te kwijten (1 Kon. 3:9, 12). Ook ouderlingen hebben hemelse wijsheid nodig ten einde een juiste toepassing te kunnen geven van wat Gods Woord betreffende situaties die zij moeten behandelen, heeft te zeggen. Dit zal tot resultaat hebben dat er in de gemeente rechtvaardige vruchten worden voortgebracht. — Jak. 3:17, 18.
3, 4. (a) In welke opzichten dienen ouderlingen Jehovah na te volgen door barmhartigheid te tonen? (b) Jegens wie, behalve overtreders, moet eveneens op een positieve wijze barmhartigheid worden betoond?
3 Nog een hoedanigheid die ouderlingen bij de rechtspleging ten toon moeten spreiden, is barmhartigheid (Jak. 2:13). Zij moeten Jehovah navolgen, over wie de psalmist schreef: „Zoals een vader barmhartigheid toont jegens zijn zonen, heeft Jehovah barmhartigheid getoond jegens hen die hem vrezen” (Ps. 103:13). Hoe reageerde Jehovah, toen Israël was afgedwaald, op de goede hartetoestand waarmee zij zijn gunst zochten? Hij spreidde mededogen ten toon, niet slechts op een negatieve wijze, ten einde zijn oordeel te verzachten, maar op een positieve wijze, ten einde overtredingen te bedekken. Zijn verontwaardiging was van korte duur in vergelijking met de blijvende tentoonspreiding van zijn barmhartigheden (Jes. 54:7, 8). Met betrekking tot personen die in ongunstige omstandigheden verkeerden, prijst de geïnspireerde schrijver Jehovah als Degene die „de inwonende vreemdelingen [behoedt]; de vaderloze jongen en de weduwe houdt hij staande”. — Ps. 146:9.
4 Op overeenkomstige wijze moeten de ouderlingen niet slechts berouwvolle kwaaddoeners, maar allen die in ongunstige omstandigheden verkeren, verlichting schenken. Wij hebben de zieken, de gehandicapten, de bejaarden, de bedeesden en de armen onder ons (Jak. 1:27). Ouderlingen moeten dus niet alleen barmhartigheid ten toon spreiden door zich in rechterlijke aangelegenheden in te tomen wanneer er van berouw blijk wordt gegeven, maar door een vriendelijke consideratie en medelijden ten toon te spreiden jegens allen die in nood verkeren, of dit nu komt doordat zij in een overtreding zijn vervallen en geestelijk zwak zijn geworden of doordat zij in fysiek opzicht gehandicapt zijn.
BIJ HET RECHTSPREKEN GODDELIJKE HOEDANIGHEDEN TEN TOON SPREIDEN
5. (a) Welk uitwerking heeft het op personen wanneer zij de lof ontvangen die hun toekomt? (b) Hoe kunnen ouderlingen ongunstige neigingen aanpakken, en waarom verdient bescheidenheid in alle dingen onze aandacht?
5 Ouderlingen dienen in hun dagelijkse omgang met broeders naar het goede in hen uit te zien, hun vooruitgang op te merken en snel klaar te staan om te prijzen. Hierdoor wordt het verlangen aangekweekt om alles nog beter te doen. Op het terrein van de persoonlijke smaak zullen zij niet proberen hun persoonlijke ideeën aan anderen op te leggen. Wanneer er geen bijbelse beginselen worden genegeerd, erkennen zij dat er ruimte is voor verschil in smaak. Dit geldt niet alleen op het gebied van onze ontspanning, maar ook in onze eet- en drinkgewoonten en in gewoonten op het gebied van kleding en uiterlijke verzorging. In plaats dat oplettende ouderlingen die bepaalde tendensen opmerken, iets onwenselijks door middel van strakke regels trachten tegen te gaan, zullen zij opbouwend zijn en datgene wat wenselijk is aanmoedigen. Wanneer sommigen niet langer bescheiden zijn maar in uitersten vervallen of Gods Woord beginnen te overtreden, moet er vanzelfsprekend iets gezegd of gedaan worden om hen te helpen. — Rom. 14:19-23; Tit. 2:2-5.
6. (a) Welke schriftuurlijke beginselen dienen wij te beschouwen om juiste beslissingen te kunnen nemen met betrekking tot kleding en uiterlijke verzorging? (b) Wanneer wij beweringen die in de geïnspireerde Spreuken worden gedaan, in gedachten houden, in wiens ogen zullen wij dan gunst trachten te vinden, en hoe kunnen wij dit doen?
6 Neem bijvoorbeeld de kwestie van kleding. Hoewel De Wachttoren hier van tijd tot tijd commentaar op heeft gegeven, hebben sommigen er moeilijkheden mee de schriftuurlijke beginselen die erbij betrokken zijn, in aanmerking te nemen. Zij trachten misschien wel wegen te vinden om ze te omzeilen, waarbij ze een verklaring geweld aandoen door deze aan bepaalde situaties aan te passen. Door fundamentele vragen te beschouwen en de kwestie met hen te bespreken, kan hun gedachtengang worden rechtgezet. Is de kleding netjes en schoon? Is ze welverzorgd en bescheiden, passend voor degenen die God vereren? Wordt de nadruk gelegd op de stille en zachtaardige geest of krijgt de extreme uiterlijke verschijning de meeste aandacht? (1 Tim. 2:9, 10; 1 Petr. 3:3-5) Zal datgene wat men draagt, een onaangename uitwerking op anderen hebben? Zal de kleding afdoen aan de waardigheid van de gelegenheid, vooral als ze op een plaats van aanbidding wordt gedragen? (2 Kor. 6:3, 4) Welke verantwoordelijkheid draagt de vader of echtgenoot, die gezag als gezinshoofd uitoefent? (Kol. 3:18-21) Indien datgene wat wordt gedragen, vragen doet rijzen of een ongunstige uitwerking heeft op de gemeente, welke handelwijze wordt dan in de bijbel aanbevolen? (1 Kor. 10:31-33) Is men nederig genoeg om zijn eigen voorkeur te laten varen ten einde het te vermijden gevoelige gewetens te kwetsen? (Rom. 14:21) Door zulke vragen en de erbij betrokken beginselen te beschouwen, kunnen ouderlingen de nadruk leggen op Gods Woord in plaats dat zij ertoe worden gebracht regels vast te stellen. Zij zullen datgene aanmoedigen wat juist is in Gods ogen en personen helpen een op de bijbel gebaseerde beslissing te nemen in plaats dat zij op hun eigen verstand steunen of zich door hun eigen ideeën laten meeslepen. — Spr. 3:5-7; 12:15; 16:2.
7. (a) Welke handelwijze kan iemand volgen als hij kleine overtredingen heeft begaan? (b) Wat is volgens de Schrift de enige manier om vergeving te verkrijgen?
7 Soms dwalen personen en begaan zij een kleine overtreding. Het is niet nodig om voor elke kleine overtreding naar ouderlingen te gaan ten einde ’in het reine te komen bij God’. Wat moet er bijvoorbeeld worden gedaan wanneer er in een alleenstaand geval kleinerende taal tegen iemand is gebruikt? Of misschien is men wel eens erg boos geworden. Misschien had men een meningsverschil met een broeder en volgde er een kleine ruzie waar men later spijt van had. Men zou over zulke incidenten met een ouderling kunnen spreken, als men dat zou willen. Houd echter in gedachten dat ouderlingen geen ’biechtvaders’ zijn die met betrekking tot elke kleine schending van een beginsel benaderd moeten worden. Een ouderling die in verband met zulke dingen wordt benaderd, zal trachten hulp te bieden. De raad die hij aan u geeft, zal de kwestie echter niet automatisch voor u in orde maken. Men verkrijgt vergeving door rechtstreeks tot Jehovah in gebed te gaan, het kwaad te belijden, berouw te hebben en de verkeerde handelwijze vervolgens de rug toe te keren. — 1 Joh. 1:9; Hebr. 4:14-16.
8. Indien iemand zich als gevolg van zonden die hij heeft begaan, in zijn hart veroordeeld voelt, hoe kunnen oudere mannen, als zij worden benaderd, hem dan helpen?
8 Anderzijds dienen broeders en zusters die geestelijk verontrust zijn over een probleem, zich vrij te voelen naar ouderlingen toe te gaan. Als er ernstige zonden zijn begaan, vormt dit een bewijs van een zekere zwakheid die hersteld moet worden. Iemand kan het punt bereiken dat zijn eigen gebeden verhinderd schijnen te worden of niet doeltreffend genoeg lijken te zijn; hij kan zich in zijn hart veroordeeld voelen en zijn vertrouwen en vrijheid van spreken verliezen (1 Joh. 5:14; 4:17, 18). In zulke gevallen wordt men er dringend toe aangespoord de oudere mannen te benaderen, zijn zonden te belijden en van hun raad en gebeden voordeel te trekken. — Jak. 5:14-16.
9. Hoe kan er op schriftuurlijke wijze worden gehandeld ten aanzien van personen die misschien een bron van irritatie vormen?
9 Sommige gevallen zijn van dien aard dat ouderlingen lankmoedig zullen zijn en straf zullen inhouden. De onvolmaaktheid is diep in het mensengeslacht ingeworteld. Dit kan duidelijker op de voorgrond treden in de gedragingen van sommigen die dingen doen of zeggen die irritant zijn. Zonder het te beseffen, kan iemand „lastig” zijn door herhaaldelijk naar de ouderlingen toe te stappen in verband met een brief of een vermeend onrecht waaraan hij of zij zwaar tilt. Anderen zijn misschien overkritisch ten aanzien van ouderlingen en hoe zij dingen doen. Hoe behoort een ouderling te reageren? Hij kan Paulus’ raad in 2 Timótheüs 2:24, 25 opvolgen door „vriendelijk [te] zijn jegens allen, bekwaam om te onderwijzen, zich onder het kwade in bedwang houdend”, terwijl hij bovendien ’met zachtaardigheid degenen onderricht die niet gunstig gezind zijn’ wanneer hij kwesties behandelt en corrigeert.
10. Hoe kunnen ouderlingen wijsheid en barmhartigheid ten toon spreiden wanneer onwetendheid een factor is of wanneer iemand in een moment van zwakte is overrompeld?
10 Het getuigt niet van wijsheid wanneer men snel geneigd is personen slechte motieven toe te schrijven. Sommige overtredingen worden in onwetendheid begaan. In dergelijke gevallen zal de overtreder barmhartigheid waarderen. Paulus, die zich vóór zijn bekering onwetend aan kwaaddoen schuldig had gemaakt, was er dankbaar voor dat hem barmhartigheid werd betoond (1 Tim. 1:12-15). Wat moet er gebeuren als personen nadat zij opgedragen dienstknechten van God zijn geworden, een misstap doen voordat zij zich ervan bewust zijn? De ouderlingen hebben in dergelijke gevallen de verantwoordelijkheid raad te geven, waarbij zij ernaar streven zulke dwalenden op een barmhartige wijze terecht te brengen. — Gal. 6:1.
AANDACHT BESTEDEN AAN ERNSTIGER OVERTREDINGEN
11. Wat zijn enkele van de ernstige overtredingen die een rechterlijk verhoor noodzakelijk maken, en hoe komen deze gewoonlijk onder de aandacht van ouderlingen?
11 Wanneer er ernstige overtredingen zijn begaan, moeten de ouderlingen hier aandacht aan schenken ten einde vast te stellen wat er gedaan moet worden om de geestelijke gezondheid van allen te bewaren. Hiertoe behoren zonden die de apostel Paulus in 1 Korinthiërs 6:9, 10 en Galáten 5:19-21 noemt, zonden die iemand na de doop heeft begaan. Het kan zijn dat iemand die zich aan een ernstige overtreding van Gods wet schuldig heeft gemaakt, uit zichzelf naar de ouderlingen gaat ten einde zijn zonde te belijden. Ook is het mogelijk dat er een ernstige beschuldiging tegen een lid van de gemeente wordt ingebracht. De ouderlingen die in een rechterlijke hoedanigheid dienst verrichten, moeten de factoren in dergelijke gevallen zorgvuldig tegen elkaar afwegen, in de wetenschap dat bepaalde factoren de ene situatie van de andere doen verschillen. In plaats dat zij zich door strakke regels laten leiden, moeten zij in termen van beginselen denken en elk geval op zichzelf beoordelen.
12. Wat zal een rechterlijk comité zoal doen ten einde een zaak in rechtvaardigheid te oordelen?
12 Aangezien de leden van het rechterlijke comité weten wat er op grond van Gods rechtvaardige maatstaven wordt vereist, zijn zij verplicht alle feiten te weten te komen voordat zij een beslissende uitspraak doen (Spr. 18:13). Indien de overtreder, of de beschuldigde persoon, een ernstige overtreding niet openlijk belijdt, moeten er getuigen gehoord worden om vast te stellen of een kwestie waar is of niet (Deut. 19:15; 1 Tim. 5:19). De ouderlingen beschouwen ook de omstandigheden die met de zaak verband houden. Is vroegere raad genegeerd? Blijkt uit het bewijsmateriaal dat er moedwil in het spel was of dat er sprake is van een beoefening van zonde? Deze factoren oefenen invloed uit op de wijze waarop de kwestie wordt behandeld. Door alle feiten en omstandigheden gebedsvol te beschouwen en zorgvuldig acht te slaan op Gods wet, kunnen de ouderlingen gewoonlijk een krachtige beslissing nemen.
13. (a) Welk doel zullen de krachtsinspanningen van een rechterlijk comité hebben, en hoe geeft Matthéüs 18:17 te kennen dat de reactie van de overtreder invloed uitoefent op de uitslag in zijn geval? (b) Waarom is het soms nodig iemand uit de gemeenschap te sluiten?
13 Ook in gevallen waarin de overtreder zich aan een ernstige overtreding schuldig heeft gemaakt, zullen ouderlingen beseffen dat het hun doel is iemand die in een verkeerde handelwijze is vervallen, indien mogelijk, te helpen. Indien hij ’naar hen luistert’ en oprecht berouw toont, kan dit tot resultaat hebben dat hij als een broeder wordt ’gewonnen’, zodat hij niet uitgesloten behoeft te worden (Matth. 18:15-17). Is dit niet het geval, dan kunnen zij niet in barmhartigheid ten aanzien van hem blijven handelen, aangezien zij er dan blijk van zouden geven Gods maatstaf van rechtvaardigheid en heiligheid in de wind te slaan. Indien zou worden toegelaten dat zo’n onberouwvolle overtreder onder Gods volk zou blijven vertoeven, zou hij een slechte invloed op de geest van de gemeente uitoefenen (1 Kor. 5:3-6). In dergelijke gevallen zal uitsluiting de smaad verwijderen en zal de zuiverheid van de christelijke gemeente worden bewaard.
14. Waarom is het soms verstandig andere bekwame ouderlingen te raadplegen, zoals door Spreuken 13:10 wordt ondersteund?
14 Het kan echter gebeuren dat aspecten van een bepaald geval opheldering verdienen. Wat kan er, in plaats van haastig een besluit te nemen, worden gedaan om ervoor te zorgen dat er een rechtvaardige uitspraak wordt gedaan? Wanneer andere bekwame ouderlingen van de gemeente worden geraadpleegd, kan dit ertoe bijdragen dat er een deugdelijke conclusie wordt bereikt, vooral wanneer de ouderlingen die het probleem behandelen, niet zo ervaren zijn (Spr. 13:10). Indien er in de kwestie nog steeds niet tot een beslissing kan worden gekomen, kan aan andere ervaren ouderlingen in de omgeving of aan de reizende opziener, als hij op bezoek is, worden gevraagd hulp te bieden door hun waarnemingen kenbaar te maken. Zulke personen hebben misschien eerder zo’n probleem aan de hand gehad en kunnen daardoor waardevolle raad verschaffen.
15. Waarom genieten personen die eens uit de gemeenschap zijn gesloten, nu weer een goede reputatie onder Jehovah’s volk, hetgeen in overeenstemming is met de in deze paragraaf geciteerde schriftplaatsen?
15 Velen van degenen die eens uit de gemeenschap zijn gesloten, genieten nu weer een goede reputatie onder Jehovah’s volk. Als berouwvolle zondaars hebben zij barmhartigheid ontvangen, hebben zij hun leven in het reine gebracht en zijn zij tot Jehovah teruggekeerd (Jes. 55:7). Gods zegen is kenbaar geweest in het geval van degenen die het optreden van de zijde van Jehovah met een deemoedig hart hebben aanvaard. Anderen die als gevolg van het rechterlijke optreden van de zijde van de gemeente zijn uitgesloten, zijn nu misschien tot inkeer gekomen en verlangen ernaar tot Jehovah terug te keren. — Luk. 15:17, 18.
16. Waarnaar zoekt een rechterlijke comité wanneer uitgesloten personen weer hersteld willen worden, en welke vragen hebben zij hierbij in gedachten?
16 Wanneer ouderlingen een verzoek om herstel in behandeling nemen, moeten zij evenwichtig zijn. Het gaat er niet slechts om iemand uitsluitend op grond van zijn verzoek weer in de gemeente te aanvaarden. Er moet een schriftuurlijke basis bestaan voor het herstel van zo iemand die verkeerd is gaan handelen en smaad op Jehovah’s naam en de gemeente heeft gebracht. Voordat de ouderlingen dus een beslissing nemen, moeten zij vaststellen of de overtreder werkelijk berouw heeft. Heeft hij werken voortgebracht die bij berouw passen? (Hand. 26:20) Dit houdt duidelijk meer in dan woorden. Er moeten daden aanwezig zijn. Hoe gedraagt hij zich nu? Gedurende hoe lange tijd? Wat toont zijn hartetoestand aan? Heeft hij Gods Woord ijverig bestudeerd en past hij het toe om zijn levenswijze te corrigeren? (Jer. 10:23, 24) Beseft hij werkelijk dat zijn verkeerde daad of handelwijze tegen Jehovah werd begaan? Heeft hij merkbare veranderingen ten goede aangebracht, waardoor hij er blijk van geeft dat hij door godvruchtige droefheid wordt aangespoord en niet slechts door spijt omdat men hem heeft gesnapt? Dit zijn de vragen die de ouderlingen in gedachten hebben als zij met zo iemand spreken. Zij zullen dan in een veel betere positie verkeren om te beslissen of er op dat moment gronden voor wederopneming bestaan of niet.
17. (a) Hoe kunnen ouderlingen handelen ten einde op een rechtvaardige, verstandige en barmhartige wijze te oordelen? (b) Welk voordeel zal dit voor hen zelf afwerpen?
17 In sommige gevallen kan er een enigszins tegenstrijdig getuigenis zijn gegeven toen de beschuldigingen die tegen iemand waren ingebracht, oorspronkelijk in behandeling werden genomen. Ouderlingen zullen ervoor oppassen dat zij niet in uitersten vervallen door te trachten een punt-voor-puntbelijdenis van zonden die misschien niet zo duidelijk zijn bewezen, los te krijgen. Beschouw het totaalbeeld, of de persoon berouw heeft over overtredingen die hij werkelijk heeft begaan en waarvoor duidelijke bewijzen bestaan. Wanneer er zakelijke transacties bij zijn betrokken of schulden die nog terugbetaald moeten worden, hoeft het niet in alle gevallen noodzakelijk te zijn om als basis voor wederopneming op vergoeding aan te dringen, zoals bijvoorbeeld wanneer er een mate van fraude in het spel was. Ouderlingen kunnen evenwel, indien allen het met elkaar eens zijn, hulp bieden ten einde vast te stellen wat redelijk is om een vergelijk te treffen. Een goed oordeel en rechtvaardigheidsgevoel moeten op verstandige wijze in evenwicht worden gebracht met barmhartigheid (Jak. 2:13). Aldus kunnen ouderlingen verwachten dat hun barmhartigheid betoond zal worden als zij op een toekomstig tijdstip geoordeeld zouden moeten worden.
THANS EN IN DE TOEKOMST VOORDEEL TREKKEN
18. Wat kunnen wij allen doen ten einde Gods maatstaven van rechtvaardigheid in acht te nemen, en hoe zal dit ons thans en in de toekomst tot voordeel strekken?
18 Wij allen hebben er goede redenen voor dankbaar te zijn voor de regeling die Jehovah in deze laatste dagen onder zijn volk heeft hersteld. Aan ouderlingen is als rechters en raadgevers, de verantwoordelijkheid opgelegd ons te helpen ons naar de goddelijke maatstaf van rechtvaardigheid te schikken. Wij hebben op onze beurt de verplichting degenen die met godvruchtige hoedanigheden rechtspreken, met een juist respect te bejegenen. Hoe kunnen wij dit het beste doen? Door bereidwillig op schriftuurlijke raad te reageren en ons gaarne aan de theocratische orde te onderwerpen (Hebr. 13:17). Hierdoor zullen wij thans, te midden van een wetteloze wereld, geestelijke bescherming en geestelijk welzijn genieten, terwijl er ook door wordt aangetoond dat wij het oprechte verlangen hebben te voldoen aan wat God vereist wanneer wij de goddelijke goedkeuring trachten te verwerven en ons willen voorbereiden op leven in de Nieuwe Ordening.