Pas op dat u niet wordt overmeesterd
ZIJ die ware christenen zijn geworden, zijn, zoals er staat geschreven, „bevrijd van de autoriteit der duisternis” (Kol. 1:13). De heerser over deze duisternis wordt door de woorden van de bijbel, in Efeziërs 2:2, geïdentificeerd. Daar zegt de apostel Paulus dat de leden van de gemeente te Éfeze, voordat zij christenen werden, hadden „gewandeld overeenkomstig het samenstel van dingen van deze wereld, overeenkomstig de heerser van de autoriteit der lucht, de geest die thans werkzaam is in de zonen der ongehoorzaamheid”.
De apostel noemde deze machtige heerser bij de naam toen hij die christenen de raad gaf „de volledige wapenrusting van God aan [te doen], opdat gij pal kunt staan tegen de kuiperijen van de Duivel”. — Ef. 6:11, 12.
Een christen moet daarom de grootste waakzaamheid en voorzichtigheid betrachten. Hij komt wellicht in veel opzichten Gods vereisten na. Toch kan ook hij, als hij in zijn waakzaamheid verslapt, er plotseling en onbewust toe worden gebracht Satans wil te doen. De apostel Petrus gaf de aanmoediging: „Houdt uw zinnen bij elkaar, weest waakzaam. Uw tegenstander, de Duivel, gaat rond als een brullende leeuw, op zoek om iemand te verslinden.” — 1 Petr. 5:8.
Sommige christenen in de gemeente te Éfeze waren blijkbaar niet waakzaam geweest. Zij waren van de waarheid afgeweken. Paulus schreef Timótheüs zulke personen te onderrichten en te helpen, opdat „zij weer tot bezinning [mochten] komen uit de strik van de Duivel” (2 Tim. 2:24-26). Nu, een strik is niet iets waar het slachtoffer met open ogen inloopt. Een strik wordt zo goed gelegd dat hij niet kan worden gezien. Plotseling, zonder waarschuwing, wordt hij toegetrokken, en het niets vermoedende slachtoffer zit er dan al te ver in om er nog zonder hulp uit te kunnen ontsnappen. Ook in het geval van Satans strik wordt de persoon onverhoeds overvallen. Ernstiger is echter dat hij werkelijk in de strik gevangen kan worden zonder zich er evenwel van bewust te zijn. Zelfs zonder het te weten kan hij Satans voornemens dienen, daar hij ertoe wordt misleid te denken dat hij goed doet.
Enkele van Satans strikken
Een treffend voorval deed zich in verband met de apostel Petrus voor. Jezus had zijn discipelen verteld dat hij door toedoen van de joodse religieuze leiders lijden zou ondergaan en ter dood gebracht zou worden. Dit was de loopbaan die zijn Vader voor hem had bepaald. Jezus wist dat het zelfs al een zonde voor hem zou zijn ook maar de gedachte te koesteren deze offerdood te vermijden. Ongetwijfeld met goede bedoelingen, trok Petrus Jezus ter zijde en zei: „Wees goed voor uzelf, Heer; u zult deze bestemming geenszins hebben.” Zich omkerend, zei hij tot Petrus: „Ga achter mij, Satan! Gij zijt een struikelblok voor mij, want gij denkt niet Gods gedachten, maar die der mensen.” — Matth. 16:21-23.
Hier viel Petrus in de strik van Satan, en zo werd hij zonder het te weten zelf een „satan” of „tegenstrever” van Jezus. Zijn geval legt er de nadruk op hoe noodzakelijk het is dat wij luisteren naar wat Gods Woord te zeggen heeft, dat wij er een nauwkeurige kennis van hebben en dit Woord, in plaats van menselijke sentimentaliteit, emotie of redenatie, volgen.
Bovendien waarschuwt de bijbel, wanneer hij gehuwde paren raad geeft over het schenken van de huwelijksplicht aan elkaar: „Onthoudt het elkaar niet, behalve met onderling goedvinden voor een bestemde tijd om tijd aan gebed te wijden en weer samen te komen, opdat Satan u niet blijve verzoeken vanwege uw gebrek aan zelfbeheersing” (1 Kor. 7:5). Evenwicht en gezond verstand moeten in acht worden genomen, zelfs wanneer er tijd wordt geschonken aan de een of andere speciale dienst voor God. Anders zou, zoals in het geval van een gehuwd paar, het zich-onthouden van de huwelijksplicht de Duivel de gelegenheid geven om door middel van hartstocht één of beide partijen tot verkeerde gedachten of handelingen tegenover iemand van de andere sekse te verleiden. — Matth. 5:28; 1 Kor. 6:9, 18.
Strikken voor de gemeente
Dat een hele gemeente — en dat geldt vooral voor hen die verantwoordelijk zijn voor het toezicht erover — moet oppassen dat ze niet door Satan overmeesterd wordt, blijkt duidelijk uit het geval van de eerste christelijke gemeente in Korinthe. Een van haar leden was tot grove immoraliteit vervallen. In plaats dat de gemeente deze goddeloosheid uitzuiverde, viel ze in Satans strik, daar ze eerder opgeblazen dan bedroefd was over de zaak. De apostel Paulus onderrichtte de gemeente dat zij de goddeloze man moesten uitwerpen. — 1 Kor. 5:1-5, 13.
Later, na enige tijd uit de gemeente gesloten te zijn geweest, had de man berouw en veranderde hij zijn handelwijze. Nu schreef Paulus de gemeente een brief waarin hij er bij hen op aandrong de man te vergeven en hem weer in hun midden op te nemen, opdat, zoals hij zei, „wij niet door Satan worden overmeesterd, want wij zijn niet onwetend van zijn bedoelingen”. Ja, christenen moeten niet vergeten wat Satans bedoelingen zijn. Eerst was de gemeente laks geweest en had ze geen zorg gehad voor het handhaven van de reinheid in de gemeente. Nu echter bestond het gevaar dat zij in het andere uiterste zouden vervallen — dat zij hard, meedogenloos en onverzoenlijk zouden worden jegens degene die werkelijk berouw had. Dit zou het doel van de Duivel evenzeer hebben gediend en zou hun Gods gunst hebben gekost. — 2 Kor. 2:5-11; Matth. 6:14, 15; Jak. 2:13.
Verkeerde verlangens en trots
Verkeerde verlangens kunnen een verraderlijke valstrik van Satan zijn. Judas Iskáriot is hiervan een voorbeeld. Toen hij in het begin als een apostel van de Heer Jezus Christus werd uitgekozen, legde hij de vereiste hoedanigheden voor dit ambt aan de dag. Judas werd echter begerig, hebzuchtig. Hij begon van het geld te stelen dat Christus en zijn apostelen gebruikten om hun uitgaven te dekken. Toen hij hier eenmaal mee was begonnen, kon Satan hem er steeds meer toe brengen een goddeloos hart te ontwikkelen, totdat hij ten slotte de Heer verried. Hij verloor alles en werd „de zoon der vernietiging”. — Joh. 12:3-6; 13:18-27; 17:12; 18:2-5.
Trots is eveneens een van Satans machtigste werktuigen. Zelfs de rechtvaardige kan erdoor tot struikelen worden gebracht; nog erger, trots kan anderen in moeilijkheden brengen. Omdat Paulus trots als een van Satans listige hulpmiddelen beschouwde, sloot hij een pas bekeerde uitdrukkelijk uit van de aanstelling tot de positie van opziener in een gemeente, „opdat hij niet opgeblazen wordt van trots [omdat hij zo ineens tot een voorname en verantwoordelijke functie is verheven] en in het oordeel valt dat over de Duivel werd geveld”. — 1 Tim. 3:2, 6.
Met nooit aflatende vastbeslotenheid tracht de Duivel Gods naam te smaden. Omdat elke man aan wie in een gemeente de taak van opziener is toegewezen, door zijn gedrag hetzij een eer of een smaad is voor de gehele gemeente en voor Jehovah God zelf, moet hij beslist iemand zijn die „een voortreffelijk getuigenis [heeft] van de mensen buiten”. Hij dient iemand te zijn die werkelijk overeenkomstig de naam van een christen leeft, zowel wat de moraal betreft als in zakelijke transacties, in zijn gezin en in vriendelijkheid, gastvrijheid en goedheid. Anders zou hij, als hij in het ambt werd aangesteld, „in een strik van de Duivel [kunnen] vallen”. — 1 Tim. 3:7.
Ja, als een man die door personen buiten de gemeente van onrechtvaardige praktijken zou worden beschuldigd, in de christelijke gemeente in een vooraanstaande positie als herder en leraar zou worden geplaatst, wat zou hierdoor aan tegenstanders dan niet een gelegenheid tot schimpen worden geboden! (Vergelijk 1 Timótheüs 5:14, 15.) Satan zou dolgraag zien dat een dergelijke strik, tot smaad van Jehovah, zou slagen.
Laten daarom zij die Jehovah God dienen, de gehele wapenrusting van God aantrekken. „Waakt en bidt voortdurend, opdat gij niet in verzoeking komt.” Gebruik „elke vorm van gebed”, dat wil zeggen: smeking, dankzegging en voorbede. „Blijft [ook] wakker met alle standvastigheid en met smeking ten behoeve van alle heiligen.” Verlaat u op Jehovah en zijn regerende koning Jezus Christus. Heb oprechte zorg voor elkaar, en vermijd zodoende alle uitersten of het binnensluipen van verkeerde verlangens. Dit moeten ware christenen blijven doen, daar zij weten dat zij wegens het standpunt dat zij voor Jehovah’s naam hebben ingenomen, Satans voornaamste doelwit zijn. Zij zijn niet onwetend omtrent zijn wegen, maar zij moeten waakzaam blijven opdat zij niet op listige wijze overmeesterd worden door degene die de grootste vijand is van God en de mensen. — Mark. 14:38; Ef. 6:11, 13, 18; Luk. 22:31; Openb. 12:9, 17.