Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w50 15/1 blz. 22-27
  • Hoe en waarom het thans moet worden gepredikt

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Hoe en waarom het thans moet worden gepredikt
  • De Wachttoren en Aankondiger van Jehova’s Koninkrijk 1950
  • Onderkopjes
  • „VAN HUIS TOT HUIS”
  • „GELEGEN EN ONGELEGEN”
  • WAAROM VOORAL NU
De Wachttoren en Aankondiger van Jehova’s Koninkrijk 1950
w50 15/1 blz. 22-27

Hoe en waarom het thans moet worden gepredikt

1. Is Bijbelverspreiding alles wat er in verband met dit predikingswerk moet gebeuren? Waarom?

HOE moet het „woord” worden gepredikt? Door het in gedrukte vorm als Bijbels te verspreiden? Ja, gedeeltelijk, omdat dit voor ons een juist fundament legt voor het uitvoeren van de opdracht om te prediken. Wij kunnen het geschreven of gedrukte Woord niet terzijde stellen, evenmin als Jezus dit deed. Hij verwees altijd naar het geschreven Woord, doordat hij het aanhaalde met de inleidende woorden „Er is geschreven” of „Gelijk geschreven is”. Doch wij die bekend zijn met hetgeen er in staat doordat wij het zelf hebben gelezen of bestudeerd of doordat wij het hebben horen voorlezen, moeten de inhoud aan anderen vertellen. Het Woord is opgeschreven, niet opdat het gedrukt en al zou worden doodgezwegen, doch opdat het zou worden verkondigd en voor de toehoorders begrijpelijk zou worden gemaakt. Op deze wijze kan de hoop op eeuwig leven onder Gods koninkrijk tot het hart van de mensen doordringen. De apostel Paulus legt op dit feit de nadruk door te zeggen: „In de hoop op het eeuwige leven dat God, die nooit liegt, eeuwen geleden heeft beloofd en te rechter tijd in zijn woord heeft geopenbaard [hoe?] door middel van de prediking, die mij is toevertrouwd door het bevel van God, onze Redder” (Titus 1:2, 3, Herz. Stand. Vert.). Daarom doet God meer dan voorzien in het geschreven Woord, wat tot gevolg heeft dat het kan worden gelezen en bestudeerd. Hij brengt ook mannen en vrouwen er mede in aanraking en zorgt er voor dat zij te weten komen wat er in staat. Wanneer zij er daarna aandacht aan schenken en zich door middel van de goede diensten van Jezus Christus aan God wijden, legt hij zijn geest op hen en zendt hen als predikers van zijn Woord uit.

2. Waarom is Gods zichtbare organisatie een organisatie van verkondigers van het evangelie?

2 Gods zichtbare organisatie onder Christus is een organisatie waarin elk getrouw lid een verkondiger van het goede nieuws is. Een ieders definitieve redding hangt hiervan af, want er staat geschreven: „Indien gij met uw mond den Heer Jezus belijdt en met uw hart gelooft dat God hem uit de dooden heeft opgewekt, zult gij gered worden, want met het hart wordt geloofd, zoodat men gerechtvaardigd, met den mond wordt beleden, zoodat men gered wordt. Want er staat: Ieder die den naam des Heeren [Jehova’s] aanroept zal gered worden” (Rom. 10:9, 10, 13, Leidse Vert.). Daarom zeide Psalm 40:8-11 profetisch over Jezus Christus: „Toen zeide ik: Zie, ik kom; in de boekrol is over mij geschreven; ik heb lust om uw wil te doen, mijn God, en uw wet is in mijn binnenste. Ik verkondig de blijde mare van uw gerechtigheid in een grote gemeente; zie, mijn lippen weerhoud ik niet, HERE [Jehova], Gij weet het. Uw gerechtigheid verberg ik niet in mijn hart, van uw trouw en uw heil spreek ik, uw goedertierenheid en uw waarheid verheel ik niet voor een grote gemeente” (Nw. Vert.). De gerechtigheid die Christus’ volgelingen door geloof met het hart of de geest verkrijgen, moet niet verborgen worden gehouden. Er moet aan anderen worden bekendgemaakt hoe die gerechtigheid werd verkregen en hoe anderen die eveneens kunnen verkrijgen. Dit moet in het openbaar worden beleden of bekendgemaakt als een getuigenis voor God en zijn Christus en tot verlichting van anderen. Zulk een belijdenis leidt tot redding.

3. Wat voor genootschap vormen Jehova’s getuigen? Met behulp waarvan?

3 „Predik!” zeide Christus’ apostel derhalve. Daarom drukt het Watch Tower Bible and Tract Society niet alleen Bijbels en Bijbelse lectuur, maar het leidt ook bedienaren van het evangelie op en rust hen toe. De organisatie van Jehova’s getuigen over de gehele wereld is dienovereenkomstig een genootschap van predikers van Gods Woord, een Theocratische organisatie van gewijde bedienaren van het evangelie, die door God door middel van Christus zijn geordineerd.

4. Op welke twee algemene wijzen moet het bevel om te prediken, worden uitgevoerd?

4 De apostel Paulus, die het bevel aan Timotheüs gaf, duidde de twee algemene manieren aan waarop het moet worden uitgevoerd. Toen hij Timotheüs schreef, was deze jongeman, zoals wordt aangenomen, een van de opzieners van de stad Efeze in Klein-Azië. Jaren voordien was de apostel daar langs gekomen. Daarom riep hij de opzieners van Efeze bijeen en zeide onder andere tot hen: „Hoe ik, van hetgeen heilzaam was, niets achtergehouden heb, dat ik u niet verkondigd, en u niet geleerd zoude hebben, IN HET OPENBAAR, EN VAN HUIS TOT HUIS, betuigende aan Joden, en aan heidenen, de boetvaardigheid voor God, en het geloof in onzen Heere Jesus Christus. En nu, ziet, ik weet, dat gij mijn aangezigt niet meer zien zult, gij allen, onder welke ik ben doorgetrokken, predikende het rijk Gods.” Zo werd het gedaan: „in het openbaar, en van huis tot huis”. — Hand. 20:20, 21, 25, Lipman.

5. Hoe wordt aangetoond dat Jesaja 42:1, 2 niet tegen het prediken in het openbaar is?

5 Met deze twee werkwijzen volgde Paulus ons grote Voorbeeld, de grootste Prediker van allen, Jezus Christus, na. De feiten getuigen met stelligheid dat hij de boodschap van het Koninkrijk in het openbaar bekendmaakte. In de profetie van Jesaja 42:1, 2 wordt weliswaar Jehova God aangehaald als zeggende over Jezus Christus: „Ik heb op Hem mijn geest gelegd, . . . Men hoort Hem schreeuwen noch roepen, en zelfs zijn stem niet verheffen op straat” (Petr. Can. Vert.). Doch Jezus hechtte aan deze profetie niet de betekenis dat het hem en zijn volgelingen verboden was op openbare plaatsen aan een groot gehoor getuigenis te geven. De apostel Mattheüs haalt Jesaja’s profetie aan, zeggende: „Ik zal mijnen geest over Hem leggen, . . . Twisten of tieren zal Hij niet, en niemand zal zijne stem op de pleinen hooren.” Doch Mattheüs haalde dit aan om te bewijzen dat Jezus voor zich zelf geen reclame zou maken opdat hij zelf zou worden verheerlijkt, noch een algemene opschudding zou veroorzaken ten einde zijn eigen naam te verhogen, waardoor de grootste aandacht van Jehova God en zijn koninkrijk zou worden afgetrokken (Matth. 12:15-19, Van Tich., Voorhoeve, Nw. Vert.). Nadat Johannes de Doper in de gevangenis was gezet en het hem hierdoor werd belet in het openbaar tot de menigten te spreken, zette Jezus zelf de openbare-vergaderingsveldtocht voort. Er staat geschreven: „En Jezus omging geheel Galilea, lerende in hun synagogen en predikende het Evangelie des Koninkrijks” (Matth. 4:12-17, 23). Gedurende de gehele rest van zijn bediening op aarde zette hij zijn werk in het openbaar voort en zijn twaalf apostelen en zeventig andere evangelisten verenigde hij met zich in deze grootse openbare bekendmaking van Gods koninkrijk. — Luk. 8:1; 9:1, 2; 10:1.

6. Waar was Jezus bereid openbare vergaderingen te houden, en waarom?

6 Jezus ging opzettelijk daarheen waar een grote menigte was. Wanneer op plaatsen waar hij ten gevolge van zijn eigen aanbidding van God bij bepaalde gelegenheden vertoefde, vele mensen bijeen waren, trok hij hiervan voordeel. Daarom predikte hij in de Joodse synagogen en de tempel te Jeruzalem, waartoe hij als belastingbetalende burger van Israël het recht had. Openbare zalen welke gehuurd konden worden door een iegelijk die ze voor gebeurtenissen welke van algemeen belang waren, wilde gebruiken, waren er in die dagen bijna niet of in het geheel niet. Doch Jezus had die voor het houden van openbare vergaderingen niet nodig. Hij had zelfs niet zoiets moois als onze lieflijke openbare parken van tegenwoordig nodig met goed-onderhouden grasperken en muziektenten of paviljoenen, voordat hij er mede instemde een vergadering in de open lucht te houden. Hij nam de natuur zoals die was. Hij was bereid een openbare vergadering buiten de steden te houden, en hij gebruikte dan als spreekgestoelte een berghelling, of het dek van een vissersboot, die een eindje uit de kust lag waarop de menigte zich bevond. Hij gebruikte zijn eigen draagbare geluidsinstallatie, het weergaloze mechanisme der menselijke stem, en hij paste zich aan bij de acoustische hoedanigheden van de plaats waar hij in het openbaar sprak. Johannes de Doper predikte tot de menigten buiten in de ongecultiveerde woestijn en langs de oevers van de rivier de Jordaan. Jezus was eveneens bereid Gods goede tijdingen buiten in de woestijn bekend te maken, indien daar toehoorders waren. Gods ware predikers hebben geen vaste preekstoel in een gebouw en tegen betaling nodig. — Matth. 5:1, 2; 13:1, 2; 14:13-15; 11:7-11; Mark. 4:1, 2.

„VAN HUIS TOT HUIS”

7. Hoe predikte Jezus reeds in het begin? Wat wordt hierdoor bewezen?

7 Mannen die de titel van „Doctor in de Godgeleerdheid” dragen en die door de politici, de grote zakenlieden, de burgerlijke rechters en de mensen in het algemeen als bedienaren van het evangelie en als predikers worden beschouwd, bepalen zich er toe van „gewijde” preekstoelen af te spreken. Zij prediken niet van huis tot huis en zoeken zelfs hun eigen parochianen of leden van de kerk bijna niet in hun huizen op ten einde hen te onderwijzen. Hierin volgen zij niet de apostel Paulus na, die „van huis tot huis” predikte en zeide: „Gij moet hierin mijn voorbeeld volgen, gelijk ik dat van Christus volg” (1 Kor. 11:1, Een Amer. Vert.). Wanneer een Christen echter wil bewijzen dat hij een prediker is die door de geest van God is geordineerd, behoeft hij geen titel te bezitten en behoeft hem geen preekstoel en een betalende gemeente van vele toehoorders te worden toegewezen. Hij kan zijn bediening bewijzen door tot enkelingen en van deur tot deur te prediken. De eerste prediking van Jezus zelf nadat hij met Gods geest was gezalfd, was tot afzonderlijke personen in een huis, zijn persoonlijke verblijfplaats, waarheen hij de twee mannen uitnodigde. Toen Johannes de Doper duidelijk maakte wie Jezus was, volgden zij Jezus en vroegen: „Waar woont Gij?” „Hij zeide tot hen: Komt en ziet. Zij kwamen en zagen, waar Hij woonde, en bleven dien dag bij Hem. En het was omtrent de tiende ure [4 uur n.m.].” Deze prediking in Jezus’ verblijfplaats bleek goede resultaten te hebben, want zij leidde er toe dat Andreas en Johannes apostelen werden. Andreas nodigde onmiddellijk een naaste bloedverwant, zijn broeder Simon Petrus, voor de vergadering in dat huis uit, hetgeen tot gevolg had dat ook Petrus een apostel werd. — Johannes 1:35-43.

8. Hoe wordt aangetoond dat huisvergaderingen een middel voor de prediking zijn?

8 Jezus was een voorstander van huisvergaderingen, welke ten doel hadden aan een enkeling of aan verscheidene personen getuigenis te geven. De Joodse overste, Nicodemus de Farizeeër, kwam naar de plaats waar Jezus verbleef en Jezus maakte hem, als een vervulling van zijn opdracht, de boodschap bekend (Joh. 3:1-21). Mattheüs, die de voormalige belastingontvanger Levi was, was een voorstander van huisvergaderingen. Onmiddellijk nadat Mattheüs Jezus’ uitnodiging om zijn volgeling te zijn, had aanvaard, zorgde hij er voor dat Jezus bij hem thuis kwam en hij nodigde belastingontvangers en zondaren gelijk hij zelf uit om daar de maaltijd bij te wonen, zodat Jezus hun getuigenis kon geven (Matth. 9:9-13; Mark. 2:14-17; Luk. 5:27-32). De Schrift vermeldt dat Jezus op weekdagen vele vergaderingen in de huizen hield waar hij predikte (Mark. 2:1-12; Luk. 19:5-11). De eerste heiden die zich tot het Christendom bekeerde, was er een voorstander van zijn huis open te stellen voor vergaderingen waar men naar de prediking van Gods Woord kon luisteren. Toen deze man, Cornelius, de aanwijzing ontving Petrus te laten halen opdat deze bij hem zou komen prediken, zweeg hij niet angstvallig over de zaak en hij ontmoette Petrus niet volkomen in het geheim. Neen, hij stelde zijn huis open en nodigde zijn huisgezin, bloedverwanten en vrienden uit te zamen met hem naar de boodschap te luisteren. Daarom lezen wij: „En Cornelius verwachtte [Petrus en zijn metgezellen], samengeroepen hebbende die van zijn maagschap en bijzonderste vrienden. En als het geschiedde, dat Petrus inkwam, ging hem Cornelius tegemoet, en . . . ging hij in, en vond er velen, die samengekomen waren” (Hand. 10:24-27). Filemon, van Kolosse, was ook een voorstander van huisvergaderingen en hij stelde zijn huis open voor bijeenkomsten waar men Gods Woord kon horen. Als gevolg hiervan werd er in zijn huis een gemeente of kerk gesticht. Daarom zeide Paulus toen hij hem schreef: „Paulus, een gevangene van Christus Jezus, en Timotheüs, de broeder, aan Filemon . . . en aan de Gemeente, die te uwen huize is” (Filem. 1, 2). Welk een voorrecht was dat! Hoe werd dat huis er door geheiligd! Hoe goed wordt hierdoor bewezen welk een uitmuntende plaats een huis voor vergaderingen der plaatselijke groepen is!

9. Tot hoe weinigen kunnen wij prediken? Hoe wordt de doeltreffendheid hiervan aangetoond?

9 Bij het uitvoeren van de opdracht die iemand van God heeft ontvangen, kan hij dus prediken door getuigenis af te leggen voor een groot aantal toehoorders tijdens openbare lezingen, bij het werk van deur tot deur, tijdens groepvergaderingen in de huizen en tot afzonderlijke personen, waar zij zich ook bevinden en onder welke omstandigheden ook. Jezus veronachtzaamde geen enkele gelegenheid om aan eenlingen getuigenis te geven, evenmin als zijn waakzame volgelingen. Toen hij vermoeid en hongerig bij de bron nabij Sichar in het onvriendelijke Samaria zat en er een Samaritaanse vrouw aankwam om water te putten, greep Jezus dat aan als een kans om tot een enkeling te prediken. Dit leidde er toe dat hij tot een groepje predikte hetwelk daar bijeenkwam en dat door deze vrouw was aangespoord naar Jezus te komen luisteren (Joh. 4:6-41). De evangelist Filippus vond het ook nuttig enkelingen getuigenis te geven. Het is goed bekend hoe hij een voorbijgaande wagen toeriep, waarvan de Ethiopische inzittende hardop Jesaja’s profetie las en hoe hij werd uitgenodigd mee te rijden. „En Filippus deed zijn mond open, en beginnende van diezelfde Schrift, verkondigde hem Jezus.” Spoedig daarop werd deze enkeling bij de eerste de beste gelegenheid door Filippus gedoopt (Hand. 8:26-39). Gods engel had Filippus naar die enkeling toe geleid.

„GELEGEN EN ONGELEGEN”

10. Wanneer moeten wij prediken? Hoe wordt dit door Jezus aangetoond?

10 Wij kunnen niet altijd kiezen waar en wanneer wij zullen prediken, zodat het geheel in overeenstemming geschiedt met onze opvattingen over hetgeen ons schikt. Soms moeten wij ons, hoewel de omstandigheden ongunstig lijken, toch van onze plicht bewust zijn en trachten ons werk ten uitvoer te brengen. Op deze wijze kunnen wij ons door de ongunstige situatie die is geschapen heen slaan en het voornemen verijdelen dat de tegenstanders wellicht hebben gehad toen zij het voor ons en ons werk ongemakkelijk maakten. De apostel Paulus zeide dat Timotheüs met aandrang moest prediken: „Dring er op aan, gelegen of ongelegen” (2 Tim. 4:2, Nw. Vert.). Op het middaguur, toen Jezus vermoeid en hongerig bij de bron zat, leek het misschien een ongelegen tijdstip om die Samaritaanse waterdraagster getuigenis te gaan geven. Doch dat wat voor Jezus’ vlees ongelegen kwam, kwam voor die vrouw juist op het geschikte moment. Het doen van de wil zijns Vaders verschafte Jezus een wonderbaarlijke steunende kracht die hem ter beschikking stond wanneer hem iets ongelegen kwam.

11. Hoe overwonnen de eerste Christenen toestanden waarin het prediken „ongelegen” kwam?

11 Nadat Stefanus door steniging was gedood, begon Saulus van Tarsen zijn loopbaan als gewelddadige vervolger en werd de gemeente te Jeruzalem ontbonden. De meesten van hen werden door geheel Judea en Samaria heen verstrooid en daardoor scheen het deze vervolgden wellicht „ongelegen” te komen, van Jehova en zijn Christus getuigenis te blijven afleggen. Was het derhalve juist onder deze omstandigheden met het bekendmaken van de boodschap op te houden? De vervolgers en hun ophitser Satan de Duivel zouden voor de uiteengedreven Christenen gaarne zulk een toestand hebben geschapen of het hun gaarne hebben laten voorkomen dat zij zich in zulk een toestand bevonden. Doch voelden dezen zich gemachtigd de zaak zo te beschouwen en zwichtten zij in overeenstemming met de bedoeling van de vervolgers? Neen! Het bericht onthult hoe het goddeloze plan van de tegenstanders werd gedwarsboomd, want het zegt: „Zij dan nu, die verstrooid waren, gingen het land door, en verkondigden het Woord.” Filippus, de evangelist, ging bijvoorbeeld naar Samaria. Met welk resultaat? „Toen zij Filippus geloofden, die het Evangelie van het Koninkrijk Gods, en van den Naam van Jezus Christus verkondigde, werden zij gedoopt, beiden, mannen en vrouwen.” Een uitgebreid getuigenis was het resultaat, doordat de verstrooiden getuigenis bleven geven, ook al kwam het hun in de vreemde gebieden ver van hun huizen „ongelegen”. Het breidde zich zelfs zover uit, dat wij lezen: „Degenen nu, die verstrooid waren door de verdrukking, die over Stefanus geschied was, gingen het land door tot Fenicië toe, en Cyprus, en Antiochië, . . . het Woord sprekende . . . En er waren enige Cyprische en Cyreneïsche mannen uit hen, welke te Antiochië gekomen zijnde, spraken tot de Grieksen, verkondigende den Here Jezus. En de hand des Heren was met hen; en een groot getal geloofde, en bekeerde zich tot den Here” (Hand. 8:4-12; 11:19-21). Wat Gods dienaren in lichamelijk opzicht dus ongelegen komt, kan, wanneer het bedieningswerk getrouw verder wordt verricht, toch voordelen afwerpen.

12. Hoe werd Paulus een gevangene? Was de opdracht daardoor niet meer op hem van toepassing?

12 Velen worden tegenwoordig zwaar vervolgd, doordat zij worden verstrooid en verplaatst, in gruwelijke werkkampen worden vastgehouden en worden gedwongen hun werkzaamheden „ondergronds” voort te zetten. Hun komen vele dingen zeer „ongelegen”. Niet alleen dat, maar er zijn weer anderen die ten gevolge van ziekte, gebrek of andere beperkingen verplicht zijn in huis te blijven. Hoe kunnen deze mensen dergelijke toestanden waarin het prediken hun schijnbaar zo „ongelegen” komt, overwinnen? De apostel laat dit zien. Hij werd zelf eenmaal, twee jaren lang, opgesloten en dat onder het toezicht van agenten van de Romeinse keizer. Lukas vertelt ons over de gevangene Paulus: „Toen wij te Rome gekomen waren, gaf de hoofdman de gevangenen over aan den overste des legers; maar aan Paulus werd toegelaten op zichzelven te wonen met den krijgsknecht, die hem bewaarde” (Hand. 28:16). Hoe „ongelegen” kwam het Paulus daardoor, zich van zijn apostolische plichten te kwijten! Doch Paulus dacht toen niet dat hij uit Gods dienst was gezet en dus van zijn apostolische opdracht en plichten was ontheven. Hij herinnerde zich Jezus’ woorden, die op een wonderbaarlijke wijze tot hem waren gekomen toen hij in de gevangenis te Jeruzalem vertoefde: „Heb goeden moed, Paulus, want gelijk gij te Jeruzalem van Mij betuigd hebt, alzo MOET gij ook te Rome getuigen” (Hand. 23:11). Wel, nu was Paulus in Rome, ook al bevond hij zich daar volgens gewone maatstaven in een „ongelegen” toestand. Hoe begon hij dus getuigenis af te leggen?

13. Na hoelang en op welke wijze begon Paulus als een gevangene te prediken?

13 Het duurde geen drie dagen voordat Paulus wederom ’het woord predikte’. Op welke wijze? Door aan het huisarrest te ontsnappen? Neen! Nu, dan doordat hij verlof kreeg om zijn gevangenis te verlaten en vergezeld van de soldaat die hem moest bewaken, naar buiten te gaan? Nogmaals neen. Doch door zijn toehoorders naar hem te laten komen. Wij lezen: „En het geschiedde na drie dagen, dat Paulus samenriep degenen, die de voornaamsten der Joden waren. En als zij samengekomen waren, zeide hij tot hen: Mannen broeders, ik, die niets gedaan heb tegen het volk of de vaderlijke gewoonten, ben gebonden uit Jeruzalem overgeleverd in de handen der Romeinen; . . . Om deze oorzaak dan heb ik u bij mij geroepen, om u te zien en aan te spreken; want vanwege de hope Israëls ben ik met deze keten omvangen.” Toen maakte Paulus met hen een afspraak om eens bijeen te komen. „En als zij hem een dag gesteld hadden, kwamen er velen in zijn woonplaats; denwelken hij het Koninkrijk Gods uitleide, en betuigde, en poogde hen te bewegen tot het geloof in Jezus, beide uit de wet van Mozes en de profeten, [hoelang?] van des morgens vroeg tot den avond toe. En sommigen geloofden wel, hetgeen gezegd werd, maar sommigen geloofden niet.” Deze eerste bijeenkomst had dus enig resultaat.

14, 15. Hoelang deed hij dit? ook voor wie? Met welk resultaat?

14 Al de tijd dat het Paulus ten gevolge van de omstandigheden schijnbaar ongelegen kwam datgene te doen wat hij later Timotheüs zeide te doen, deed hij het toch. In plaats dat Paulus daar als een gevangene die huisarrest had ’wegkwijnde en zonder iets te doen’ wachtte totdat zijn zaak zou voorkomen en hij in vrijheid zou worden gesteld, liet hij de mensen naar zich toekomen wanneer hij niet naar hen kon gaan. Hij maakte van zijn gevangeniskamer en zijn gevangenschap doeltreffend gebruik om getuigenis te geven, zodat het boek der Handelingen met de volgende prijzende woorden eindigt: „En Paulus bleef twee gehele jaren in zijn eigen gehuurde woning; en ontving allen, die tot hem kwamen; predikende het Koninkrijk Gods, en lerende van den Here Jezus Christus met alle vrijmoedigheid, onverhinderd” (Hand. 28:16-24, 30, 31). De soldaat die bij Paulus was en hem moest bewaken, was verplicht naar al dit prediken van Paulus tot zijn bezoekers te luisteren.

15 Daar de bewakers dag en nacht en van tijd tot tijd wisselden, vingen velen het getuigenis over het Koninkrijk op. Wij kunnen er ook zeker van zijn dat Paulus rechtstreeks aan de soldaten die hem bewaakten getuigenis gaf, wanneer er geen anderen waren tot wie hij kon spreken. Dit had op deze soldaten van het praetorium of de keizerlijke lijfwacht zulk een uitwerking, dat Paulus later aan de gemeente te Filippi kon schrijven: „Ik wil, dat gij weet, broeders, dat hetgeen mij wedervaren is veeleer tot bevordering van de evangelieprediking heeft gestrekt. Daardoor toch is aan het gehele hof [pretorium] en aan al de overigen duidelijk geworden, dat ik een gevangene ben om Christus’ wil, en het merendeel der broeders in den Here heeft door mijn gevangenschap vertrouwen gekregen om met des te meer moed onbevreesd het woord Gods te spreken” (Fil. 1:12-14, Nw. Vert., Voorhoeve). Paulus’ pogingen er op aan te dringen, ook toen het „ongelegen” kwam, werden dus door God gezegend. God doet hetzelfde ten aanzien van hen die Paulus hierin thans navolgen.

WAAROM VOORAL NU

16. Opdat Timotheüs waarvan zoveel mogelijk partij zou trekken, spoorde Paulus hem aan, altijd te prediken?

16 Omstreeks het jaar 65 n. Chr. kwam Paulus’ einde naderbij. God liet hem er daarom in slagen uit zijn Romeinse gevangenis een tweede en laatste brief naar Timotheüs te zenden, waarin hij hem aanspoorde te allen tijde en onder alle omstandigheden ’het woord te prediken’. Waarom drong Paulus er zo op aan dat Timotheüs dit zou doen? Om goede redenen, redenen die voor ons in deze tijd nog dringender zijn geworden dan zij negentien eeuwen geleden voor Timotheüs waren. Paulus drong er bij hem op aan het woord zonder onderbreking wegens „ongelegen” omstandigheden, vurig te prediken, daar Timotheüs van zijn tijd en gelegenheden zoveel mogelijk partij moest trekken. Waarom eigenlijk?

17, 18. Om welke dringende redenen spoorde Paulus hem aan te prediken?

17 Paulus verklaart: „Want er zal een tijd zijn, dat zij de gezonde leer niet zullen verdragen, maar, dewijl zij kitteloorig zijn, naar hunne eigene begeerlijkheden voor zichzelve leeraars zullen verzamelen; en zij zullen het oor van de waarheid afwenden, en zich keeren tot fabelen” (2 Tim. 4:3, 4, Voorhoeve). Predik dus terwijl gij nog steeds mensen om u heen hebt die oren hebben waarmede zij kunnen horen. Over niet al te lange tijd zullen zij voor zich zelf zovele mannen verzamelen die hun dingen leren welke zij gaarne horen, dat er zeer vele valse leerstellingen en een menigte onschriftuurlijke leraars zullen zijn met wie gewedijverd moet worden. Doe NU alles wat gij kunt om enkelen te helpen weerstand te bieden aan de neiging hun oren te laten kittelen door philosophieën en menselijke overleveringen. Wapen de broeders en zusters vooraf tegen de grote gevaren die stellig zullen opdoemen. Paulus zag reeds dat de kittelachtige oren zich onder de gemeente te Korinthe ontwikkelden. Daarom schreef hij hun: „Ik vrees, dat, gelijkerwijs de slang door haar sluwheid Eva bedrogen heeft, zoo ook uwe gedachten worden verdorven en afgeleid van de oprechte trouw aan Christus. Want indien de eerste de beste een anderen Jezus predikt dan wij gepredikt hebben, of gij een anderen geest ontvangt dan gij ontvangen hebt, of een ander evangelie dan gij aanvaard hebt, zo verdraagt gij dat wel heel goed” (2 Kor. 11:3, 4, Brouwer). Predik dus aanhoudend, ten einde de pogingen van de vijand te verijdelen.

18 Niet alleen zou er gewedijverd moeten worden met oren die kittelachtig zijn voor ongezonde leringen, doch nog meer! Er zouden zich stellig gevaarlijke toestanden ontwikkelen en deze zouden in de laatste dagen over de gehele wereld een hoogtepunt bereiken. „Weet dit” zegt Paulus in deze zelfde brief aan Timotheüs, „dat in de laatste dagen ontstaan zullen zware tijden. Want de mensen zullen zijn liefhebbers van zichzelven, geldgierig, laatdunkend, hovaardig, lasteraars, den ouderen ongehoorzaam, ondankbaar, onheilig. Zonder natuurlijke liefde, onverzoenlijk, achterklappers, onmatig, wreed, zonder liefde tot de goeden, verraders, roekeloos, opgeblazen, meer liefhebbers der wellusten dan liefhebbers Gods; hebbende een gedaante van godzaligheid, maar die de kracht derzelve verloochend hebben. . . . En ook allen, die godzaliglijk willen leven in Christus Jezus, die zullen vervolgd worden. Doch de boze mensen en bedriegers zullen tot erger voortgaan, verleidende en wordende verleid” (2 Tim. 3:1-5, 12, 13). Paulus had dus alle reden Timotheüs te vermanen: Houd stevig vast aan de waarheid die gij uit juiste bronnen en door middel van Theocratische kanalen hebt geleerd, en blijf altijd en alleen de juiste leer onderwijzen en verklaren.

19. Waarom zijn deze redenen voor ons in deze tijd nog dringender?

19 Al deze toestanden lagen voor Timotheüs nog in de toekomst. Wij in deze tijd kunnen niets doen om te verhinderen dat zij komen. Zij zijn er reeds! Wij bevinden ons in de weeën der laatste dagen en alle voorzegde toestanden bestaan reeds in de Christenheid. Daarom weten wij dat wij in de laatste dagen leven. De honderden millioenen zogenaamde Christenen laten blijken dat zij kittelachtige oren hebben en zij hebben voor zich honderdduizenden religieuze leraars verzameld die hun behagen met hetgeen overeenkomt met wereldse wensen. Wanneer Jehova’s getuigen hun de gezonde leer van de Heilige Schrift verklaren, kunnen de honderden millioenen kittelachtige oren het eenvoudig niet verdragen. Zij keren zich van de Koninkrijkswaarheid af en neigen zich naar door mensen gemaakte fabelen en leerstellingen der demonen. Zij hebben een gedaante van godsvrucht, maar hierin ontbreekt de waarheid, en zij geven in hun leven niet van de kracht der ware godsvrucht blijk. Al hun beweringen dat zij godvruchtig zijn, blijken in werkelijkheid vals te zijn. De religie-aanhangers zijn hen die goed zijn, gaan verachten en zij maken aldus plaats voor onverdraagzaamheid tegenover de waarheid en vervolgen Jehova’s getuigen. Niet omdat deze getuigen zich in de politiek mengen en een goddeloos politiek stelsel bevorderen, maar alleen omdat zij er naar streven een godvruchtig leven in eenheid met Jezus Christus te leiden en zich vrijhouden van deze wereld, door welke handelwijze de wereldse religie-aanhangers worden veroordeeld. Daar deze wereld zich in steeds meer moeilijkheden verwikkelt, staan er steeds meer theoretici op religieus, politiek, economisch en sociaal gebied op, en hun misleidingen zijn zo sluw, dat zelfs de misleiders zelf er door worden misleid. Wij bevinden ons ongetwijfeld in de laatste dagen. Wij leven in de „tijd van het einde” dezer wereld. Nu er reeds vijf en dertig jaren van deze periode zijn verstreken en het jaar 1950 al is begonnen, is het inderdaad later dan zij denken! Wat is derhalve het belangrijkste, verstandigste en waardevolste wat wij nu kunnen doen?

20, 21. Wat moet er dus worden gedaan? Waarom? Hoe pleit Paulus hiervoor?

20 Predik het Woord! Dat is Gods bevel door middel van zijn Heilige Woord. De ongezonde leringen van tegenwoordig, de leerstellingen der demonen en de misleidingen der verleiders leiden het merendeel van de Christenheid en het heidendom allemaal naar een spoedige vernietiging in de krijg van Armageddon. Doch onder de milliarden oren die gaarne door dergelijke dingen worden gekitteld, zijn talloze oren die er naar verlangen de gezonde leer, de heilzame waarheid, het reine Woord van God te horen. Alleen dat Woord vertelt ons van de naam van Jehova God, die wij in deze laatste dagen moeten aanroepen, wanneer wij gered willen worden en Zijn heilige geest willen ontvangen. Gelijk de apostel Petrus op de Pinksterdag zeide: „Het zal geschieden in de laatste dagen, zegt God, [dat] ik van mijn geest zal uitstorten op alle vlees; . . . En het zal geschieden dat een iegelijk die de naam van Jehova zal aanroepen, gered zal worden” (Hand. 2:17-21, Eng. Vert. v. Darby, kanttek., Joël 2:32). Hoe zullen zij die dergelijke oren hebben, horen, indien wij die Jehova’s Woord hebben, het hun niet mondeling of in gedrukte vorm prediken? De apostel Paulus stelt ons deze vraag, zeggende:

21 „Want er staat: Ieder die den naam des Heeren [Jehova’s] aanroept zal gered worden. Hoe zullen zij dan aanroepen een in wien zij niet geloofd hebben? hoe gelooven in een van wien zij niets gehoord hebben? hoe hooren zonder dat iemand predikt? en hoe zullen zij prediken indien zij niet gezonden worden? Gelijk geschreven staat: Hoe liefelijk zijn de voeten dergenen die een blijde boodschap brengen! Maar niet allen hebben aan de Blijde boodschap het oor geleend. Want Jesaja zegt: Heer, wie heeft naar onze prediking gehoord? Dus ontstaat het geloof doordat men iets hoort, en dat men iets hoort geschiedt door de opdracht [prediking] van Christus.” — Rom. 10:13-17, Leidse Vert., Delitszch, Salkinson-Ginsberg.

22. Waarom is het thans de tijd en waarom rust op ons de verantwoordelijkheid te prediken?

22 Daar wij thans tegenover de dood-aanbrengende toestanden der laatste dagen staan, nu dichte duisternis de mensen bedekt en boosaardige verleiders hen naar de gracht der vernietiging leiden, is het zeer noodzakelijk dat God predikers verwekt. Hij heeft dit gedaan door zijn getrouwe getuigen te verwekken op wie hij zijn geest heeft gelegd (Joël 2:28-32). De Duivel en zijn gehele organisatie van duisternis hebben besloten, dat de mensen niet zullen horen en niet enkelen voor de zijde van Jehova God en zijn Christus zullen worden gewonnen. God heeft besloten dat de mensen wel zullen horen, of er aandacht aan wordt geschonken of niet. Daarom klinkt zijn bevel aan zijn getuigen uit boven het gebulder en geraas van de valse leiders dezer wereld: „Predik het woord.” Wij hebben Gods geopenbaarde Woord waarmede wij het predikingswerk kunnen verrichten. Nu is het onze plicht het goddelijke gebod te gehoorzamen. Of wij nu officiële dienaren in een gemeente zijn zoals Timotheüs, of niet, wij hebben door middel van de apostel het bevel ontvangen voor het aangezicht van God en Christus te prediken. Met het oog op Christus’ verschijning en zijn koninkrijk wordt er op ons een beroep gedaan de opdracht ten uitvoer te brengen. Gods koninkrijk onder Christus is de belangrijkste leerstelling van het Heilige Woord, en dit Woord bekendmaken, betekent nu het Koninkrijk bekendmaken. De verschijning van Christus’ tegenwoordigheid in koninklijke hemelse macht verlicht nu onze ogen des geloofs en des verstands, want het onder hem staande koninkrijk Gods werd in 1914 n. Chr. geboren. Dit dient thans krachtig tot ons te spreken.

23. Van welke goddelijke regeling trekken wij partij? Met welk voordeel?

23 Van 1914 tot 1918 hadden wij het begin van de benauwdheden der „grote verdrukking” die over de wereldorganisatie des Duivels zou komen. Thans leven wij in de genaderijke tussenperiode waarmede de dagen van die verdrukking worden verkort voordat de laatste benauwdheid komt, namelijk: Armageddon, de universele krijg. Het bevel van de op de troon geplaatste Koning wordt nu overweldigend dringend: „Dit Evangelie des Koninkrijks zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis allen volken; en dan zal het einde komen” (Matth. 24:7, 8, 14, 21, 22). Dat einde betekent de vernietiging voor hen die hun kittelachtige oren hebben afgewend naar menselijke verzinselen, en voor hen die het levenreddende Woord van God niet hebben gehoord en er niet door in staat zijn gesteld Jehova’s naam aan te roepen en door middel van zijn Christus te worden gered. Het is een kritiek uur voor millioenen die nu moeten horen. Het is een kritieke beslissing die gij moet nemen. Wanneer gij Gods Woord hebt, of wanneer gij het hoort, dan kunt gij uw verantwoordelijkheid niet van u afschuiven. Gij moet het thans als nooit te voren prediken. Wanneer gij dit met blijde en dankbare gehoorzaamheid doet, zult gij tegen al de druk der verwoestende wereldse propaganda worden beschermd. Uw gehoorzaamheid kan ook de redding van anderen die u horen, betekenen, en, wat het beste van alles is, het betekent de rechtvaardiging van Jehova God wiens bevel gij gehoorzaamt. „Zie toe op uzelf en op uw leer, volhard in deze dingen; want door dit te doen zult gij zowel uzelf als hen, die u horen, behouden.” — 1 Tim. 4:16, Nw. Vert.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen