Nieuwe samenstelsels van dingen
„God, die lang geleden bij vele gelegenheden en op vele wijzen tot onze voorvaderen heeft gesproken door middel van de profeten, heeft in het einde van deze dagen tot ons gesproken door middel van een Zoon, die hij tot erfgenaam van alles heeft aangesteld, en door middel van wie hij de samenstelsels van dingen heeft gemaakt.” — Hebr. 1:1, 2, NW.
1. Door middel van wie en voor welk doel heeft Jehova samenstelsels van dingen geschapen?
JEHOVA God is de Schepper van rechtvaardige samenstelsels van dingen. Ze staan alle onder zijn oppermachtige toezicht. Hij heeft ze in een volgorde tot stand gebracht die van het ene stelsel van goede dingen tot betere of grootsere dingen leidt, totdat ten slotte een toppunt van voortreffelijkheid is bereikt, zodat er voor ons niets meer te wensen overblijft. Hij is een God van orde en weet op welk doel hij met zijn regelingen aanstuurt. Zijn doel is het gehele universum te zuiveren van alle krachten van goddeloosheid en verwarring. Hij zal dit doen door middel van zijn beloofde regering, waarvan zijn verheerlijkte Zoon, Jezus Christus, de macht in handen heeft, en aldus zal hij de gehele levende schepping, zowel de zichtbare als de onzichtbare, in een vredige, gehoorzame verhouding tot hun Schepper en God brengen. Door dit doel te bereiken, zal hij zich als de Rechtmatige Souverein over het gehele universum rechtvaardigen. Te dien einde heeft hij een reeks samenstelsels van dingen geschapen die elkander opvolgen. Zijn Zoon heeft een zeer belangrijk aandeel aan de rechtvaardiging van Jehova’s universele souvereiniteit, en Jehova heeft hem bij het scheppen van de samenstelsels van dingen gebruikt.
2. Wier tegenwoordigheid heeft deze oude wereld bewezen niet waard te zijn? Hoe dat zo?
2 Het is dit tegenwoordige wereldse samenstel van dingen, dat onder de heerschappij van zijn god, Satan, staat, toegestaan slechts een zekere tijd te bestaan. Gods goedkeuring rust er niet op. Het heeft sedert de Zondvloed, toen dit samenstel een aanvang nam, de getuigen van Jehova God in zijn midden gehad, maar het is er nooit in geslaagd hen met dit samenstel een geheel te doen vormen. God heeft hen in deze wereld gelaten opdat zij een getuigenis zouden geven betreffende zijn voornemen een nieuwe-wereld-regering op te richten. Doch doordat de wereld hun boodschap negeert en hen wegens deze boodschap boosaardig vervolgt, heeft ze getoond dat ze hun tegenwoordigheid niet waard is. Met deze getuigen bedoelen wij niet alleen de voor-Christelijke profeten van Noach tot Johannes de Doper, wier daden en lijden in hoofdstuk elf van Paulus’ brief aan de Hebreeën staan beschreven. Wij bedoelen ook de kleine kudde ware Christenen, van wie in deze tijd slechts een overblijfsel op aarde is, ja, en ook de „grote schare” „andere schapen” die zich aan hun zijde hebben geschaard ten einde tezamen met hen als Jehova’s getuigen te dienen. De vervolging die al deze huidige getuigen van de Allerhoogste God sedert de eerste Wereldoorlog ondergaan, werd door Jezus voorzegd, die zeide dat het een duidelijk teken zou zijn van de voleinding van dit goddeloze samenstel van Satan. Het is wereldkundig geworden dat zij door dit satanische samenstel zijn en worden vervolgd, en hierdoor wordt bewezen dat de wereld hen niet waard is. Om deze reden zal ze worden vernietigd. — Hebr. 11:38; Matth. 24:9; Openb. 7:9, 10, NW; Joh. 10:16.
3. Welk werk zou bewijzen dat wij de voleinding van dit samenstel hadden bereikt?
3 Een van de bewijzen dat wij de voleinding van dit samenstel hadden bereikt en dat zijn einde nabij was, zou een scheidingswerk zijn tussen de mensen die onder dit samenstel zouden leven, in het bijzonder tussen de mensen in de Christenheid, welke beweert het gebied van het Christendom te zijn. Jezus gaf een zinnebeeldige beschrijving van het hoogtepunt van het scheidingswerk en de vurige vernietiging der valse Christenen, en zeide: „De oogst is een voleinding van een samenstel van dingen, en de maaiers zijn engelen. Daarom, zoals het onkruid wordt verzameld en met vuur wordt verbrand, zo zal het zijn in de voleinding van het samenstel van dingen. De Zoon des mensen zal zijn engelen uitzenden, en zij zullen alles wat tot struikelen aanleiding geeft en personen die wetteloosheid bedrijven uit zijn koninkrijk verzamelen en zij zullen hen in de vurige oven gooien. Daar zullen zij wenen en knarsetanden.” Terwijl Jezus het scheidingswerk vergeleek met het scheiden van goede en slechte vis die in een sleepnet is opgehaald, zeide hij verder: „Zo zal het zijn in de voleinding van het samenstel van dingen: de engelen zullen uitgaan en de goddelozen uit het midden der rechtvaardigen afscheiden en zij zullen hen in de vurige oven werpen.” Dit scheidingswerk is reeds sedert 1919 n. Chr. aan de gang als een gevolg van het getuigenis omtrent het Koninkrijk, dat door Jehova’s getuigen in alle natiën der aarde wordt gegeven. Dat het geween en het knarsetanden van hen die onwaardig en verworpen zijn, is begonnen, bewijst dat wij dichtbij het hoogtepunt van het scheidingswerk zijn en dat voor deze wereld het volledige einde, nabij is. — Matth. 13:39-42, 47-50; 24:14, NW.
EEN VOLEINDING VAN ZEKERE SAMENSTELSELS NEGENTIEN EEUWEN GELEDEN
4. Hoe weten wij uit Hebreeën 9:26 dat wij, Christenen, reeds lang onder een nieuw samenstel van dingen leven?
4 Sommigen die het koninkrijk van de toekomende nieuwe wereld zullen beërven, leven nog te midden dezer oude wereld en haar stelsel van dingen. Doch, bedenk dat zij geen deel van de wereld zijn en zich er niet gelijkvormig aan maken. Daar zij niet van de oude wereld zijn, zijn zij van de nieuwe wereld. En weet gij dat zij thans reeds negentien eeuwen lang onder een nieuw samenstel van dingen leven, dat door Jehova God door middel van zijn Zoon, Jezus Christus, is geschapen? Ja, zo is het. Gij kunt dit te weten komen en begrijpen uit de woorden van de apostel Paulus die in Hebreeën 9:26 staan opgetekend. Hij verwijst daar naar Jezus’ offer, namelijk zijn volmaakte menselijke leven, dat Jezus negentien eeuwen geleden heeft gebracht. Nadat hij ons er aan heeft herinnerd dat Jezus geen Levietische priester was, die te Jeruzalem in de tempel diende, voegt hij er aan toe: „Anders had hij vaak moeten lijden sedert de grondlegging der wereld. Maar nu heeft hij zich in de voleinding van de samenstelsels van dingen eenmaal voor altijd geopenbaard, ten einde de zonde weg te doen door zichzelf te offeren” (NW). Die voleinding kwam in 70 n. Chr. tot een einde, toen het oude Jeruzalem en zijn tempel werden vernietigd en de Joodse natie voor de tijd van bijna negentien eeuwen werd verstrooid. Hoewel de oude wereld is blijven bestaan, lijdt het geen twijfel dat zekere samenstelsels destijds eindigden, opdat er nieuwe voor in de plaats konden treden. Wederom spreekt de apostel ten einde dit aan te tonen. Hij vertelt over de trouweloze daden der Joden en de bestraffingen die zij er voor ontvingen, toen zij in de woestijn waren nadat zij uit Egypte waren gered. Daarna merkt hij op: „Dit alles nu bleef hun overkomen als voorbeelden en werd opgeschreven tot waarschuwing voor ons over wie de volledige einden van de samenstelsels van dingen zijn gekomen” (1 Kor. 10:11, NW). Wij vragen derhalve: Welke einden kwamen destijds over de Christenen?
5, 6. Wat was een van de einden die over Joodse Christenen kwamen?
5 Het waren de einden van de samenstelsels van dingen die God tot welzijn van zijn uitverkoren volk onder hen had opgericht en die van kracht zouden zijn totdat Jezus Christus zou komen en zou worden geofferd, uit de dood zou worden opgewekt en aan Gods rechterhand in de hemel zou worden verheerlijkt. De engel Gabriël voorzeide aan Daniël precies het jaar waarin Messias de Vorst, zou verschijnen. Hij toonde aan dat de Messias drie en een half jaar nadat Jezus met de geest Gods zou zijn gezalfd, of in het midden van een jaarweek, zou worden afgesneden daar hij zou worden geofferd. Hierdoor zouden alle dierlijke offers en andere offeranden die door de Joden in de tempel werden gebracht, tot iets worden gemaakt wat uit de tijd was en ze zouden geen kracht en waarde meer hebben. Gabriël zeide over Jezus de Messias: „Hij zal met velen een sterk verbond aangaan, een hele week [van jaren] lang en op de helft van die week zal hij de slacht- en spijsoffers doen ophouden” (Dan. 9:27, KB, AV, Mo). Dat dit het einde betekende van het joodse samenstel van slachtoffers en spijsoffers, zoals in de wet van Mozes was bepaald, is zeker. Terwijl de apostel van dat einde getuigt, zegt hij: „Christus is het volledige einde der Wet, zodat iedereen die geloof oefent, rechtvaardigheid kan ontvangen.”
6 Nogmaals zegt hij tot troost voor heidenen en Joden: „Door zijn vlees heeft hij de vijandschap, de Wet der geboden in inzettingen bestaande, te niet gedaan, opdat hij de twee volken in eendracht met zich tot één nieuwe man zou kunnen scheppen en vrede zou kunnen maken, en opdat hij door middel van de martelpaal beide volken in één lichaam volledig met God zou kunnen verzoenen.” En wederom: „God . . . heeft ons in zijn goedertierenheid al onze overtredingen vergeven en heeft het met de hand geschreven document dat tegen ons was en dat uit inzettingen bestond en ons vijandig was, uitgewist, en Hij heeft het weggenomen door het aan de martelpaal te nagelen.” — Rom. 10:4 en Ef. 2:15, 16 en Kol. 2:13, 14, NW.
7, 8. Welke andere samenstelsels van dingen eindigden toen zoals Paulus verklaarde?
7 Negentien eeuwen geleden kwam dus het einde over dat samenstel van de Mozaïsche wet en haar dierlijke slachtoffers en spijsoffers, die door de priesters van de stam van Levi werden gebracht. Op welke wijze? Door Jezus’ dood aan de martelpaal, en vervolgens zijn opstanding en zijn hemelvaart ten einde de waarde van zijn menselijke slachtoffer aan God aan te bieden. Een verder bewijs dat dit samenstel was geëindigd, werd zeven en dertig jaar later gegeven, toen het offerandelijke werk van de Joodse priesters met geweld van hen werd weggenomen door de vernietiging van hun voorbeeldige tempel, die tot op deze dag nog niet is hersteld. Niet alleen dat, doch ook het nationale samenstel waardoor de Joden een menselijke koning hadden, die te Jeruzalem op de „troon van Jehova” regeerde, kwam tot een beslissend einde. Waarom? Omdat de Joodse natie Jezus, de Zoon van David, als hun Koning verwierp, en nadat Jezus uit de dood was opgestaan, weigerde hij het aardse koninkrijk voor de natie van het natuurlijke Israël te herstellen. In plaats daarvan ging hij aan Gods rechterhand in de hemel zitten, en wachtte daar het jaar 1914 af, het jaar waarin God hem op de troon zou plaatsen opdat hij de hemelse Koning van de rechtvaardige nieuwe wereld zou kunnen zijn. — Hebr. 10:12, 13.
8 Bovendien had er een samenstel van profetische beelden en schaduwen bestaan waardoor wonderbaarlijke werkelijkheden werden afgebeeld die zich nog zouden verwezenlijken, en dit samenstel eindigde nadat Jezus ten hemel was gevaren. Thans was de tijd gekomen voor de vervullingen, ten einde te bewijzen dat Gods Woord waarachtig is (Kol. 2:16, 17; Hebr. 10:1; 11:17-19). Ook het samenstel waardoor God zijn boodschap sprak en overgaf door middel van de Hebreeuwse profeten van Abraham tot op Johannes de Doper, eindigde. In het einde van die dagen sprak God tot de mensen door middel van zijn hemelse Zoon, Jezus Christus, en door middel van de navolgers van zijn Zoon, die God als zijn geestelijke zonen aannam (Hebr. 1:1, 2). Met het oog op het feit dat al deze stelsels toen ophielden, kon de apostel Paulus negentien eeuwen geleden terecht zeggen dat de volledige einden van de samenstelsels van dingen over hem en over zijn broeders en zusters waren gekomen.
9. Op welke wijze werd het tegenwoordige scheidingswerk voorschaduwd en hoe werd hiervan ook gewag gemaakt door Johannes de Doper en Jezus, die er in zinnebeeldige taal over spraken?
9 Er geschiedt tegenwoordig, in deze voleinding van Satans goddeloze samenstel, over de gehele wereld een scheidingswerk. Ten einde dit werk te voorschaduwen, werd er onder de Joodse natie in Palestina een scheidingswerk verricht totdat in het jaar 70 over hun hoofdstad en haar tempel de vurige vernietiging kwam. Johannes de Doper voorzeide het toen hij over de komst van de Messias sprak en zeide: „Die zal ulieden met heilige geest en met vuur dopen. Zijn wan is in zijn hand, en hij zal zijn dorsvloer volledig zuiveren, en hij zal zijn tarwe in de voorraadschuur vergaderen, maar het kaf zal hij verbranden met vuur dat niet kan worden uitgeblust” (Matth. 3:11, 12, NW). De tarwe die in de voorraadschuur werd vergaderd, was het Joodse overblijfsel dat zich aan de zijde van Jezus als Messias de Vorst schaarde. Zij werden sedert de Pinksterdag met de heilige geest gedoopt. Het kaf dat werd verbrand, was de Joodse natie in het algemeen, die zich aan de zijde van de keizer schaarde tegen Jezus. Zij werden met het vuur van Gods toorn gedoopt in het bijzonder sedert het jaar 70 (n. Chr.). Jezus zelf verwees naar het scheidingswerk dat onder de Joden werd verricht en waarmede die oude samenstelsels van dingen eindigden. Hij verwees naar de gelovige Joden die uit het midden van de ontrouwe natie moesten worden geoogst, bij welk oogstwerk hij zelf de Voornaamste Maaier was, en zeide: „Heft uw ogen op en aanschouwt de velden, dat ze wit zijn om geoogst te worden. De maaier ontvangt reeds een beloning en vergadert vrucht voor het eeuwige leven, zodat de zaaier en de maaier zich tezamen kunnen verheugen. In dit opzicht is het gezegde inderdaad waar: Eén is de zaaier en een ander de maaier. Ik heb u uitgezonden om te maaien hetgeen u geen arbeid heeft gekost. Anderen hebben gearbeid, en gij zijt in de zegeningen van hun arbeid binnengetreden.” — Joh. 4:35-38, NW.
10. Hoe zal dit werk eindigen? Waarom is dit einde voor ons niet catastrophaal?
10 Na die oogst, maar vooral nadat het goede nieuws tot de onbesneden heidenen was gebracht en hun de gelegenheid was gegeven het hemelse koninkrijk binnen te gaan, verdorde de Joodse natie als het ware en hield op Gods begunstigde volk te zijn, gelijk de vijgeboom die door Jezus werd vervloekt (Matth. 21:18, 19, 43; Luk. 13:6-9; Hand. 10:1-48). Hoe goed zien wij in deze tijd, nu er meer dan dertig jaren een soortgelijk oogstwerk is verricht, in die Joodse oogst en dorsing een afbeelding van wat tegenwoordig in de Christenheid geschiedt! Wanneer wij denken aan het verschrikkelijke einde dat destijds over de Joodse hoofdstad en haar belegerde inwoners kwam, huiveren wij voor het nog vreselijkere einde dat binnenkort over de huichelachtige Christenheid en haar verwardheid van religiën zal komen. Deze catastrophe betekent echter geen ramp voor Gods ware volk, de werkelijke Christenen. Een grote smet die op Gods heilige naam is geworpen, zal er door worden uitgewist en de aarde zal er door worden gezuiverd, opdat overal de reine aanbidding van Jehova God zal kunnen worden beoefend, hetgeen vrede en welvaart voor de mensheid tot gevolg zal hebben.
11. Waarom noemen wij die periode niet „het Joodse tijdperk”?
11 De periode waarin die oude samenstelsels van dingen bloeiden, kunnen wij niet aanduiden met een naam als „het Joodse tijdperk”. Waarom niet? Omdat ze begonnen voordat er natuurlijke Joden waren. Ook houdt God zich thans bezig met hen die inwendig Joden zijn, welke hun hart hebben besneden. Dezen zijn geestelijke Israëlieten, die „het Israël Gods” vormen (Rom. 2:28, 29). Wij nemen er derhalve alleen nota van dat sedert de Zondvloed zulk een periode heeft bestaan, gedurende welke tijd die samenstelsels van dingen hebben geheerst, maar wij geven die tijd geen naam. De tijd voor deze oude dingen eindigde negentien eeuwen geleden. Ze behoren tot de voorbijgegane samenstelsels van dingen en tot verleden geslachten voor wie het heilige geheim van God betreffende Christus en zijn navolgers, verborgen was, doch welk geheim thans aan Zijn heiligen is bekendgemaakt. — Kol. 1:26, 27, NW.
HET NIEUWE REEDS LANG IN WERKING
12, 13. Hoe werden er door de onthulling van Gods geheim dingen voor ons verbeterd?
12 Wat een grootse ondervinding is het onder Gods nieuwe samenstel van dingen te leven en te weten dat het slechts de voorloper is van toekomende dingen die nog mooier zullen zijn! Het verandert ons gehele bestaan dat wij thans in deze verdwijnende oude wereld moeten leiden. Nu Jehova God zijn heilige geheim heeft geopenbaard, zijn er dingen nieuw voor ons gemaakt. Zijn geheim was verborgen in zijn Gezalfde of Christus, die hij gedurende vroegere millenniums had laten voorzeggen en voorschaduwen. Ter bestemder tijd verliet zijn geliefde Zoon de hemelse gewesten en werd als een mens geboren en de profetieën die op hem betrekking hadden, begonnen in vervulling te gaan. Toen werd het lang verborgen heilige geheim onthuld aan hen die geloofden en de geest Gods ontvingen. Door middel van zijn Zoon schafte Jehova God het oude af opdat hij het nieuwe zou kunnen invoeren.
13 De apostel laat zich in de volgende woorden duidelijk uit over deze verbetering der aangelegenheden voor ons: „Wanneer [Jezus] daarom in de wereld komt, zegt hij: ’„Gij hebt slachtoffer en offerande niet verlangd, maar gij hebt mij een lichaam bereid. Gij hebt volledige brandoffers en zondoffer niet goedgekeurd.” Toen zeide ik: „Zie! Hier ben ik (in de rol des boeks staat er over mij geschreven) om uw wil te doen, O God.”’ Na eerst te hebben gezegd: ’Gij hebt slachtoffers en offeranden en volledige brandoffers en zondoffer’ — offers die overeenkomstig de Wet worden gebracht — ’niet verlangd noch goedgekeurd’, zegt hij vervolgens werkelijk: ’Zie! Hier ben ik om uw wil te doen.’ Hij schaft het eerste af opdat hij het tweede kan instellen. Krachtens de bovengenoemde ’wil’ zijn wij eenmaal voor altijd geheiligd door de offerande van het lichaam van Jezus Christus” (Hebr. 10:5-10, NW). Wordt hierdoor nu aangetoond dat er voor ons, die leven en geluk zoeken, dingen nieuw zijn gemaakt? Die vervanging van het eerste stelsel van offers door het tweede soort van offer dat werkelijk heiligt, betekent onder andere een nieuwe hogepriester van God. Het betekent een nieuwe verhouding van aanbidders tot God.
14, 15. Waarom was een nieuw verbond noodzakelijk? Welke invloed had het op het Wetsverbond dat God een nieuw verbond had beloofd?
14 Hoeveel bevredigender is dit dan het oude! De Levietische priesters, die alleen dierlijke offers en offers van het gewas brachten, werden in hun ambt aangesteld onder het oude Wetsverbond, dat God door middel van Mozes met de natuurlijke Israëlieten had gesloten. Die priesters maakten dus deel uit van het oude samenstel van dingen dat onder het Wetsverbond bestond. De offers die zij brachten, konden nimmer menselijke zonden wegnemen en de mensen tot volmaaktheid brengen, en daarom waren ze slechts voorbeelden van het toekomende werkelijke offer. Wanneer de mensen iets moesten verkrijgen wat hen blijvend tot voordeel zou strekken, was er stellig een nieuw en beter samenstel van dingen noodzakelijk, en God schiep het door middel van zijn Zoon Jezus Christus (Hebr. 1:1, 2, NW). Het oude Wetsverbond maakte het voor Jezus de Messias onmogelijk een priester op aarde te worden en het veroordeelde de mensen alleen wegens zonden in plaats van hen hiervan te bevrijden. Indien er derhalve een nieuwe hogepriester Gods moest zijn met een slachtoffer dat zonden wegneemt, en indien de Messias van de stam van Juda deze Hogepriester moest zijn, dan moest er een nieuw verbond zijn. Christus Jezus werd Hogepriester gemaakt door de gezworen eed van Jehova God, en daarna werd hij als de Hogepriester van het nieuwe verbond gegeven. Wat dit betekent, lezen wij:
15 „Want indien dat eerste verbond onberispelijk was geweest, zou er geen plaats zijn gezocht voor een tweede; want hij berispt het volk wanneer hij zegt: ’„Zie! de dagen komen” zegt Jehova, „dat ik ten aanzien van het huis van Israël en ten aanzien van het huis van Juda een nieuw verbond zal voleinden; . . . Want dit is het verbond dat ik na die dagen met het huis van Israël zal maken” zegt Jehova: „Ik zal mijn wetten in hun verstand leggen, en ik zal ze op hun hart schrijven, en ik zal hun tot een God zijn en zij zullen mij tot een volk zijn. En zij zullen geenszins een ieder zijn medeburger en een ieder zijn broeder leren, zeggende: ’Ken Jehova’ want zij zullen mij allen kennen, van de geringste tot de grootste van hen. Want ik zal barmhartig zijn ten aanzien van hun onrechtvaardige daden en ik zal hun zonden geenszins meer gedenken.”’ Wanneer hij zegt ’een nieuw verbond’, heeft hij het eerste verouderd gemaakt. Wat nu verouderd is gemaakt en oud wordt, is nabij verdwijning.” — Hebr. 8:7-13, NW.
16, 17. Waaraan maakte God door middel van de diensten van Christus een einde en wat wijdde hij in? Wat betekende dit derhalve ten aanzien van samenstelsels van dingen?
16 Door middel van de dienst van Christus als een middelaar die groter is dan de profeet Mozes, en door zijn dienst als een Hogepriester die zichzelf offerde, verving Jehova God het oude Wetsverbond door het nieuwe verbond. Toen God het oude verbond aan de martelpaal nagelde, waaraan Jezus Christus werd geofferd, ging een samenstel van dingen voorbij dat 1545 jaar oud was en dat eens met de natuurlijke Joden of Israëlieten te maken had. Op de Pinksterdag in het jaar 33 n. Chr. wijdde de opgestane en verheerlijkte Jezus in de hemel het nieuwe verbond in ten aanzien van zijn getrouwe navolgers op aarde. Toen werden de Christelijke discipelen door Gods uitgestorte geest verwekt en zij werden geestelijke Israëlieten, of inwendig Joden.
17 Zou dit dan niet de invoering van nieuwe samenstelsels van dingen betekenen? Dit moet in de betekenis van de woorden van de apostel opgesloten liggen, wanneer hij zegt: „Wanneer iemand in eendracht met Christus is, is hij een nieuwe schepping; de oude dingen zijn voorbijgegaan, zie! nieuwe dingen zijn ontstaan. Maar alle dingen zijn uit God, die ons door middel van Christus met zich heeft verzoend en ons de bediening der verzoening heeft gegeven” (2 Kor. 5:17, 18, NW). Zoiets als deze „nieuwe schepping” in eendracht met Christus het Hoofd, had voor die tijd nooit bestaan, neen, in Gods gehele universum niet. Daarom kon het niet anders zijn dan dat nieuwe samenstelsels van dingen zouden worden ingevoerd, en wel in verband met de Christelijke „nieuwe schepping”. Deze nieuwe samenstelsels werden ingevoerd. Jehova God gaf dit te kennen toen hij de voordelen van het nieuwe verbond beschreef, zeggende dat hij door middel van het verbond de zonden van de geestelijke Israëlieten die in het verbond zijn opgenomen, werkelijk zou wegnemen en dat zij allen door Jehova zouden worden onderwezen en allen hem zouden kennen, van de geringste tot de grootste van hen. — Jer. 31:31-34.
18. Wat zien wij dus thans door geloof? Hoe begrijpen wij Openbaring 13:8 beter betreffende het Lam?
18 Het was inderdaad de inluiding van een wonderbaarlijk tijdperk, een tijdperk van nieuwe dingen waarover geïnspireerde mensen Gods hadden geprofeteerd en die door de offers, feesten en wetten van het oude verbond waren voorschaduwd. De werkelijkheden die nu werden ingevoerd, waren veel wonderbaarlijker dan hetgeen mensen des geloofs uit de oudheid zich hadden voorgesteld, en tegenwoordig zien wij ze door geloof en onder de verlichting van Gods geest. Daarom schrijft de apostel: „Door geloof begrijpen wij dat de samenstelsels van dingen door Gods woord werden geordend [toebereid, gerangschikt], zodat wat wordt gezien, ontstaan is uit datgene wat niet zichtbaar is” (Hebr. 11:3, NW, kanttekening). Nu kunnen wij zien dat er meer wordt bedoeld dan wij vroeger hebben begrepen, wanneer in Openbaring 13:8 over Jezus Christus wordt gesproken als over „het Lam dat sedert de grondlegging der wereld werd geslacht” (NW). Het fundament van een nieuwe wereld werd in werkelijkheid gelegd in het offer dat hij negentien eeuwen geleden heeft gebracht. De apostel Paulus doet dit feit goed uitkomen wanneer hij in de volgende woorden aantoont dat het offer van de Hogepriester Jezus Christus niet herhaald behoeft te worden: „Noch opdat hij zichzelf vaak zou offeren, . . . Anders zou hij vaak moeten lijden sedert de grondlegging der wereld” (Hebr. 9:25, 26, NW). Welke wereld? vragen wij. Wel, de nieuwe wereld die uit nieuwe hemelen en een nieuwe aarde bestaat, waarin rechtvaardigheid zal wonen. Jezus legde in zijn offer het fundament dat voor schepselen op aarde de grondslag zou verschaffen om van zonde en dood te kunnen worden bevrijd, opdat zij in de nieuwe hemelen en op de nieuwe aarde van de rechtvaardige nieuwe wereld zouden kunnen leven. Sedert de grondlegging van die wereld behoeft hij niet vaak te blijven lijden ten einde de nieuwe wereld zeker en duurzaam te maken, want zijn offer was volmaakt en voldeed aan elke eis van gerechtigheid.
19. Aan welke andere vereisten voldeed Jezus door zijn offer?
19 Meer dan dat! Jezus’ offer was in overeenstemming met de zware vereisten waaraan moest worden voldaan opdat er een positief antwoord kon worden gegeven op de belangrijkste strijdvraag voor het gehele universum, namelijk: Kan Jehova God zijn souvereiniteit over de gehele schepping handhaven, en zal Gods voornaamste Zoon aan de universele souvereiniteit van zijn Vader vasthouden? Satan de lasteraar zeide Neen, en door de volledige druk van zijn gehele wereld aan te wenden, trachtte hij Jezus Neen te doen zeggen! Doch het vrijwillig gebrachte, getrouwe offer van Jezus, de Zoon van God, antwoordde Ja! Door zijn gehoorzaamheid tot een offerandelijke dood aan een martelpaal, hield Jezus vast aan Jehova’s universele souvereiniteit en hij bewaarde zijn onkreukbaarheid jegens zijn God. Na zijn doop in de rivier de Jordaan werd hij met Gods geest gezalfd ten einde de Koning der nieuwe wereld te zijn, en door zijn onkreukbaarheid tegenover God, die hem tot koning had gezalfd, bewees Jezus Christus zijn recht op het Koninkrijk. Aldus zorgde hij er voor dat er een Koninkrijk zou zijn dat de nieuwe wereld in rechtvaardigheid zou regeren. Door zijn offer heeft hij mensen vrijgekocht, niet alleen hen aan wie de hoge roeping zou worden gegeven met hem in het koninkrijk des hemels te regeren, doch ook de leden der mensheid die zijn aardse onderdanen in de nieuwe wereld zouden worden.
20. Waarom heeft het fundament der nieuwe wereld gedurende al deze tijd vast gestaan?
20 In een tweevoudige betekenis werd dus in het volmaakte offer van Jezus het fundament der nieuwe wereld gelegd. Opdat Jezus Christus eens de tot regeren op de troon geplaatste Koning zou kunnen zijn, en opdat hij als Hogepriester zou kunnen optreden door de voordelen van zijn menselijke slachtoffer, aan te wenden, wekte de Almachtige God hem uit de dood op als een onsterfelijke geestelijke Zoon en leidde hem in zijn hemelse tegenwoordigheid binnen. Dientengevolge heeft het fundament der nieuwe wereld middenin alle stormen en aanvallen van de afgelopen negentien eeuwen, vast en onwankelbaar gestaan, en in deze tijd begroeten wij juichend de spoedige intrede der nieuwe wereld met Jezus Christus als Jehova’s gezalfde Koning.
TEGENWOORDIGE VREUGDE OVER DE NIEUWE SAMENSTELSELS
21. Hebben wij voor nieuwe samenstelsels moeten wachten tot de nieuwe wereld? Hoe dat zo?
21 De toekomende nieuwe wereld is een van de nieuwe samenstelsels van dingen die God door middel van zijn Zoon schept. Doch nadat het fundament er van was gelegd, behoefden wij niet te wachten totdat de nieuwe wereld in werkelijkheid was opgericht, ten einde ons in nieuwe samenstelsels van dingen te verheugen. Christenen die sedert Pinksteren in het jaar 33 in het nieuwe verbond zijn opgenomen, hebben zich reeds in de nieuwe regelingen en voorzieningen verheugd. Geen werkelijke tempel te Jeruzalem, geen Levietische priesterschap, geen dierlijke offers die herhaaldelijk, jaar in jaar uit, moeten worden gebracht, geen geweten dat met schuld beladen is ten gevolge van zonde, waarvoor de Wet van Mozes mensen veroordeelt, neen, niets van dit alles bestaat nog voor ons! Wij zijn tot het Nieuwe Jeruzalem gekomen, Gods hoofdstad van het universum. Wij hebben een nieuwe tempel, waarvan Jezus Christus de voornaamste hoeksteen is en al zijn geestelijke navolgers levende stenen zijn, die op hem als het fundament zijn gebouwd. Wij hebben een nieuwe hogepriester, een nieuw offer van een voortreffelijker soort, dat door zijn bloed werkelijk zonden wegwist, een nieuwe wet, niet op stenen tafelen gegraveerd maar op onze harten, een nieuwe middelaar tussen God en de mensen, en een nieuw verbond. Nog meer? Ja, nieuwe kennis, nieuwe werken van God als een vervulling van zijn vroegere profetieën, schaduwen en voorbeelden, een nieuwe bediening en een nieuwe verhouding tot God als zijn nieuwe natie van het geestelijke Israël en als zijn zonen wier geest tot hem roept: „Abba, Vader!” Ware Christenen, die overeenkomstig hun voorrechten leven, hebben zich reeds gedurende eeuwen in dit alles verheugd. In deze tijd verheugt een getrouw overblijfsel van Christus’ medeërfgenamen zich er in. Al deze nieuwe dingen, die tezamen sedert Pinksteren als nieuwe samenstelsels van dingen werkzaam zijn, zijn een inleiding van Gods nieuwe wereld en zijn er de voorbereidende stappen voor. Ze zijn een absolute waarborg dat de nieuwe wereld volledig haar intrede zal doen.
22. Waarom bezitten zij die onder het nieuwe verbond staan, niet de geest dezer wereld? Wie is hun moeder, en door middel waarvan?
22 Al deze dingen hebben zich sedert de dood, opstanding en hemelvaart van Christus verwezenlijkt, zelfs in het midden dezer oude wereld. Het nieuwe verbond is geen deel van de stelsels der oude wereld, doch het neemt een volk voor Jehova’s naam uit deze wereld (Hand. 15:14). Zij zijn niet langer een deel van de oude wereld, evenmin als Jezus, hun Middelaar, ooit een deel van de wereld is geweest. En God heeft degenen tot zijn volk gekozen die door deze wereld niet worden gewaardeerd. Figuurlijk gesproken worden zij ten aanzien van deze wereld aan een paal genageld en, omgekeerd, wordt de wereld ten aanzien van hen aan een paal genageld als iets wat tot vernietiging is gedoemd. Daarom bezitten zij niet de geest der wereld, noch volgen zij de wijsheid er van (Joh. 8:23; 15:19; 17:6, 14, 16; 1 Kor. 1:27, 28; Gal. 6:14; 1 Kor. 2:12; 3:19). De apostel vertelt ons dat zij „het goede woord Gods en de krachten van het toekomende samenstel van dingen hebben gesmaakt”. Hij zegt hun die Gods kinderen in het nieuwe verbond zijn, dat hun moeder niet de organisatie onder het Mozaïsche wetsverbond is, welke door het dienstmeisje Hagar werd afgebeeld. Hun moeder is gelijk de vrije vrouw aan wie Hagar toebehoorde, Sara, de ware vrouw van Abraham. Abraham, die op bevel van God zijn geliefde zoon offerde, beeldde Jehova God af, en zijn vrouw Sara beeldde de heilige organisatie af die de moeder of voortbrengster van Gods kinderen is. Zij is geen deel van deze oude wereld, doch zij bewaart zich er rein van en is er hoog boven verheven. Zij is hemels, gelijk God, en volledig aan hem onderworpen en zijn voornemens toegewijd. Het Jeruzalem op aarde is geen zinnebeeld van haar. „Doch” zegt de apostel Paulus tot Christenen die in het nieuwe verbond zijn opgenomen, „het Jeruzalem dat boven is, is vrij, en zij is onze moeder” (Hebr. 6:5 en Gal. 4:24-31, NW). Door middel van het nieuwe verbond brengt zij Gods geestelijke kinderen voort die met Jezus Christus medeërfgenamen in het hemelse koninkrijk zullen zijn.
23. Waarom kunnen wij de tijd van het nieuwe verbond niet met de naam „het Evangelietijdperk” aanduiden?
23 Deze tijd waarin het nieuwe verbond van kracht is en waarin het goede nieuws van het Koninkrijk wordt gepredikt door hen die in het verbond zijn opgenomen, moeten wij niet aanduiden met een naam als „het Evangelietijdperk”. Laten wij er aan denken dat het evangelie of het goede nieuws niet pas voor het eerst werd gepredikt toen het nieuwe verbond werd gesloten. Neen, want in Galaten 3:8 (NW) lezen wij: „De Schrift nu, tevoren ziende dat God mensen uit de natiën door geloof rechtvaardig zou verklaren, heeft het goede nieuws vooraf aan Abraham bekendgemaakt, namelijk: ’Door middel van u zullen alle natiën worden gezegend.’” Evenmin kunnen wij zeggen dat het samenstel van dingen van het nieuwe verbond eindigt met de toekomende strijd van Armageddon, waarin deze wereld zal worden vernietigd. Daar er van Gods geestelijke kinderen die in het nieuwe verbond zijn opgenomen, een overblijfsel zal zijn dat Armageddon tot in de nieuwe wereld zal overleven, moet dit samenstel van het nieuwe verbond tot na Armageddon voortduren. Het moet, tezamen met de voorzieningen er van, voortduren totdat Gods macht zijn getrouwe overblijfsel van de aarde wegneemt en hen tezamen met Jezus Christus in het hemelse koninkrijk verheerlijkt. Het einde van het stelsel van het nieuwe verbond komt daarom niet aan het einde dezer oude wereld van Satans heerschappij. Wij moeten de tijd waarin wij er getuige van zullen zijn dat Jehova God het nieuwe verbond tot zijn succesvolle einde brengt, nog afwachten. In die tijd zal hij al zijn geestelijke zonen in de „toekomende samenstelsels van dingen” brengen, waarin „de alles overtreffende rijkdommen van zijn onverdiende goedheid [zullen worden] getoond in zijn goedgunstigheid tegenover ons in eendracht met Christus Jezus”. — Ef. 2:7, NW.
24. Komt er met het einde van het nieuwe verbond een einde aan het Abrahamietische verbond? Waarom?
24 Eén ding is zeker: Het einde van het nieuwe verbond brengt niet tevens het einde van Gods verbond met Abraham, aan wie hij het goede nieuws bekendmaakte: „Door middel van u zullen alle natiën worden gezegend.” Dat Abrahamietische verbond is een „eeuwig verbond” (Ps. 105:8-10). Het zal voortduren gedurende de duizend jaren van Christus’ koninklijke heerschappij, die tot zegen van al zijn aardse onderdanen zal zijn, ongeacht van welke nationaliteit zij in deze oude wereld zijn geweest.