Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w52 15/11 blz. 340-344
  • Waarom rijpheid van onderscheidingsvermogen van levensbelang is

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Waarom rijpheid van onderscheidingsvermogen van levensbelang is
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1952
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • KENMERKEN VAN HET KWAAD
  • NOG EEN HULP
  • Gods geest noodzakelijk voor rijpheid
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1952
  • Geestelijk onderscheidingsvermogen — Een bewijs van christelijke rijpheid
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1959
  • Jehovah behagen overeenkomstig nauwkeurige kennis
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1956
  • Naar de vereiste rijpheid strevend
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1957
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1952
w52 15/11 blz. 340-344

Waarom rijpheid van onderscheidingsvermogen van levensbelang is

„Rijpe mensen . . . [hebben] hun waarnemingsvermogen . . . geoefend in het onderscheiden van zowel goed als kwaad. . . . Laten wij . . . voortgaan tot rijpheid.” „Hij zal de vruchten van uw rechtvaardigheid doen toenemen.” — Hebr. 5:14–6:1; 2 Kor. 9:10, NW.

1. Nemen waarschuwingen in de Schrift een vooraanstaande plaats in? en waar duidt dit tevens op?

IS HET u wel eens opgevallen hoeveel van de opgetekende woorden en geschriften van Jezus en zijn apostelen het karakter van een waarschuwing hebben? Het zou niet erg overdreven zijn, te zeggen dat er op elke bladzijde een waarschuwing staat. De waarschuwingen zijn krachtig, ter zake dienend; ze zijn in het geheel niet zachtzinnig. Behalve de vele waarschuwingen die aan de Christenheid en de rest van de wereld zijn gericht, vallen de waarschuwingen betreffende Gods ware volk onder verscheidene rubrieken. Steeds zijn ze op de Hebreeuwse Geschriften gebaseerd, zoals blijkt uit de wijze waarop Paulus over de opgetekende overtredingen van Israël schrijft: „Dit alles . . . werd opgeschreven tot waarschuwing van ons over wie de volbrachte einden van de samenstelsels van dingen zijn gekomen” (1 Kor. 10:11, NW). Deze vele waarschuwingen duiden logisch beschouwd op de noodzaak van een rijp onderscheidingsvermogen, en wij zijn voornemens enkele van deze waarschuwingen te bespreken.

2. Hoe moet zulk een studie worden beschouwd, tot welke voornaamste vragen leidt ze en met welk doel in gedachten?

2 Horen wij iemand zeggen: Ik vrees dat deze studie tamelijk zwaar zal zijn, maar ik veronderstel dat ze als een ongelukkige noodzakelijkheid moet worden beschouwd? Zoals reeds is uiteengezet, bestaat een aanzienlijk gedeelte van de Schrift uit waarschuwingen, en het zou zeker verkeerd en onaangenaam in Gods ogen zijn, enig deel van zijn Woord, of de studie er van, met „ongelukkig” te betitelen. In werkelijkheid is een van de voornaamste vragen die van verheugend en aansporend belang zijn en die nut afwerpen: Wat onthult de Bijbel over het waarnemingsvermogen van Jehovah en zijn houding ten opzichte van kwaad en kwaaddoeners? Ook, wat kan er in dit verband over Christus worden gezegd, en wat over ons zelf? Nu wij in gedachten hebben dat rijpheid van onderscheidingsvermogen op dit late tijdstip in het bijzonder noodzakelijk en van dringend belang is, dienen wij zeer nauwkeurig acht te slaan op deze door God gegeven waarschuwingen en eveneens op onze behoefte aan Gods geest voor het bereiken van de noodzakelijke rijpheid. — Openb. 12:17, NW.

3. (a) Onthult de Schrift Jehovah’s waarnemingsvermogen? (b) Op welke grond kan zulk een vermogen als verklaarbaar worden beschouwd?

3 Terwijl wij op de eerste vraag ingaan, vragen wij: Wat is het waarnemingsvermogen van Jehovah en wat is zijn houding ten opzichte van kwaad en kwaaddoeners? Wanneer wij ons een veelomvattend beeld vormen, zijn wij verbaasd en met ontzag vervuld over het diep-doordringende onderscheidingsvermogen dat de Allerhoogste bezit en aanwendt. De volgende zijn slechts twee voorbeelden: „Want de HERE [Jehovah] doorzoekt alle harten en doorgrondt al wat de gedachten beramen.” „Er is geen schepping die voor zijn ogen niet zichtbaar is, maar alle dingen zijn naakt en openlijk blootgesteld voor de ogen van hem aan wie wij rekenschap verschuldigd zijn” (1 Kron. 28:9, NBG; Hebr. 4:13, NW). Daar is geen ontkomen aan, niet waar? Vooral wanneer wij bedenken, dat „God, die de mens met een geest heeft begiftigd, weet . . . hoe de geest werkzaam. . . . [Hij] ontdekt onmiddellijk de neiging van iemands geest en hij weet waartoe deze neiging zal leiden. Daarom waarschuwt hij ons voor de gevolgen die stellig uit een dergelijke neiging zullen voortvloeien” (De Wachttoren van 1 jan. 1952, blz. 6, par. 11). Hetzelfde geldt voor de geestelijke schepping, waaronder de cherub die later bekend kwam te staan als Satan de Duivel, is begrepen (Joh. 1:3; Kol. 1:16, NW). Jehovah weet precies hoe het kwaad vanaf zijn eerste begin werkzaam is. Niets is zo geraffineerd, niets is zo geslepen in de geest of het hart, dat hij het niet als een open boek kan lezen. Maar laten wij, voordat wij dieper op deze speciale zijde van de zaak ingaan, de volgende vraag opnemen die wij beloofden te zullen beschouwen.

4. Is de Bijbel duidelijk betreffende Christus’ waarnemingsvermogen?

4 Wat valt er te zeggen over het waarnemingsvermogen van Christus en zijn houding ten opzichte van kwaad en kwaaddoeners? Niet alleen openbaarde hij bij de eerste komst een scherp onderscheidingsvermogen tussen beide vriend en vijand, maar bij de tweede komst wordt door hem een veel groter vermogen aangewend. Niet slechts in het algemeen, maar ten aanzien van personen afzonderlijk, zoals door de volgende woorden van hem wordt aangetoond: „Alle gemeenten zullen weten dat ik het ben die de geheimste gedachten en de harten onderzoekt, en ik zal een ieder van u overeenkomstig uw daden geven.” En stellig zou het levende Woord, Christus Jezus, redelijkerwijs niet minder waarnemingsvermogen hebben dan dat hetwelk aan het geschreven Woord wordt toegekend! — Joh. 1:14; Openb. 2:23; Hebr. 4:12; Luk. 9:47; 20:23, NW.

5. Welke waarschuwing wordt er gegeven en welke gedragslijn wordt aangeduid, beseffend dat wij ons in de dag des oordeels bevinden?

5 Beginnen wij niet reeds een beter besef te krijgen van de reden waarom rijpheid van onderscheidingsvermogen zo van levensbelang is? Laten wij er tijdig acht op slaan, beseffend dat wij nu in de dag des oordeels leven (Mal. 3:1-3). Laten wij niet zo dwaas zijn een ogenblik te denken dat wij Degene aan wie de Vader al het oordeel heeft toevertrouwd, kunnen misleiden of iets in ons privé-leven of in het diepst van ons hart voor hem kunnen verbergen. Laten wij ons eigen hart eerlijk en nederig doorzoeken, want „wanneer wij zouden onderscheiden wat wij zelf zijn, zouden wij niet worden geoordeeld. Wanneer wij echter worden geoordeeld, worden wij door Jehovah streng onderricht, opdat wij niet met de wereld zullen worden veroordeeld”. — 1 Kor. 11:31, 32, NW.

6. Openbaart de Schrift duidelijk de houding van de hogere machten ten opzichte van kwaad, en in welk opzicht kan het antwoord een rijp antwoord worden genoemd?

6 Wij hebben nog niets gezegd over de vraag aangaande de houding van Jehovah en zijn geliefde Zoon ten opzichte van kwaad en kwaaddoeners. De schriftuurplaats waarnaar wij in het bijzonder willen verwijzen, is tot de Zoon gericht, maar ze openbaart ook de houding van de hemelse Vader ten aanzien van dezelfde kwestie. Wij halen Hebreeën 1:9 (NW) aan, welke schriftuurplaats op haar beurt weer een aanhaling is van Psalm 45:8: „Gij hebt rechtvaardigheid liefgehad en wetteloosheid gehaat. Daarom heeft God, uw God, u gezalfd met de olie van grote vreugde en dit in meerdere mate dan uw deelgenoten.” Deze uitdrukking ’gij hebt wetteloosheid gehaat’, geeft niet slechts een rechtstreeks antwoord op onze vraag, maar een rijp antwoord. Het geeft beide zijden van de zaak weer, het is daarom een volledig evenwichtig begrip, waarachtig en sterk, van Christus’ eigen rijpe houding van geest en hart zowel ten opzichte van rechtvaardigheid als wetteloosheid, door welke houding hij absolute goedkeuring en een beloning boven alle anderen verwierf.

7. (a) Welke praktische leiding schenkt een begrip van zulk een rijp antwoord? (b) Hoe worden wij aangemoedigd naar zulk een rijpheid te streven, en met welk doel?

7 Zie eens, hoe dit voor ieder persoonlijk een gids van onschatbare waarde wordt. Het heeft weinig nut wanneer gij zegt en beweert dat gij alle wetteloosheid haat, tenzij gij terzelfder tijd een praktisch bewijs levert van een even intense liefde voor rechtvaardigheid, Gods rechtvaardige zaak en gewijde dienst. Geeft gij dit bewijs? Aan de andere kant heeft het weinig zin wanneer gij beweert liefde voor rechtvaardigheid te bezitten, als gij terzelfder tijd iets wat in strijd is met Gods wet, overeenkomstig de hoge maatstaf die Jezus in Mattheüs 5:21-28 (NW) heeft aangegeven, vergoelijkt en er aan toegeeft. Wij worden aangemoedigd voort te gaan tot deze zelfde rijpheid in onze houding door nauwlettend het oog te richten op de Leider en Volmaker van ons geloof, die, vanwege de grote vreugde welke hem was voorgesteld, zo veel verduurde toen hij zijn brandende liefde voor rechtvaardigheid en intense haat tegen wetteloosheid ten toon spreidde. En met welk gewin voor ons zelf? „Opdat gij niet vermoeid raakt en bezwijkt in uw ziel.” Dit is een van de waardevolste zegeningen die rijpheid meebrengt, namelijk, standvastigheid en betrouwbaarheid. — Hebr. 12:1-3, NW.

8. Waarin bestaat rijpheid? en hoe kan dit worden geïllustreerd?

8 Het schijnt passend te zijn, de punten die zijn behandeld, nu reeds samen te vatten, om aldus te laten zien waarin rijpheid bestaat, waarom ze zo te begeren is en hoe ze kan worden verkregen. Dit blijkt als volgt in zijn werk te gaan: Met het oog op de grote nadruk die zowel op het liefhebben van rechtvaardigheid als op het haten van wetteloosheid wordt gelegd, wordt het daarom noodzakelijk een nauwkeurig inzicht te hebben in en waardering des harten te bezitten voor datgene wat deze twee grote tegenstellingen omvat. In Schriftuurlijke taal uitgedrukt, is het van levensbelang „de geest van wijsheid en van openbaring in de nauwkeurige kennis van hem [te bezitten], terwijl de ogen van uw hart zijn verlicht”. En wij moeten ons „waarnemingsvermogen hebben geoefend in het onderscheiden van zowel goed [rechtvaardigheid] als kwaad [wetteloosheid]” (Ef. 1:17, 18; Hebr. 5:14, NW). Met andere woorden, rijpheid betekent een waarachtig en sterk evenwicht in inzicht en waardering te bezitten. Neem om dit te illustreren het geval (soortgelijk aan dat van Hebreeën 5:11-14) van een jong kind in tegenstelling met een volwassen, rijpe man. Het kind kan, hoewel het jong is, een waarachtig evenwicht tonen door volkomen rechtop te staan, maar het bezit geen sterk evenwicht, niet waar? Ja, een plotselinge rukwind is zelfs voldoende om het te doen wankelen (Ef. 4:14). Maar kijk eens naar de man die vele stormen heeft doorstaan, hoe hij gelijk een rots in een stevige spreidstand staat, terwijl hij een waarachtig en sterk evenwicht bezit en bovendien in staat is volkomen zijn evenwicht te bewaren wanneer hij kalm langs een rechte lijn loopt. Dienen wij ons nu zo te ’gedragen op een wijze die het goede nieuws waardig is, vaststaand in één geest, en in geen enkel opzicht verschrikt door uw tegenstanders’? — Fil. 1:27, 28, NW.

9. Wat is het Schriftuurlijke antwoord op bezwaren die tegen het maken van vorderingen worden opgeworpen?

9 Ja, zegt gij, dat klinkt mooi, maar ik zal nimmer kunnen hopen ooit zulk een maatstaf van rijpheid, zoals daar zo juist werd beschreven, te bereiken. De omstandigheden zijn zo tegen mij: ik heb zo weinig tijd om te studeren en ik ben zo langzaam van begrip, doordat ik mij, toen ik een kind was, niet veel zorgen heb gemaakt over mijn schoolopleiding (of in het geheel geen schoolopleiding heb ontvangen). Zelfs lezen valt mij zwaar. Wij antwoorden: Dat doet er niet toe, al voelt ge dat gij bij al de anderen achterstaat. Heus, velen zitten in hetzelfde schuitje. Wij zitten trouwens allen in hetzelfde schuitje, omdat er altijd veel valt te leren en verdere vooruitgang altijd mogelijk is. Het heeft weinig zin over het verleden te treuren. Zulks draagt er toe bij een negatieve zienswijze aan te kweken en het brengt iemand er toe zich te gaan verontschuldigen. Waarom niet de gezondere houding aangenomen, zoals die reeds eerder tot uitdrukking werd gebracht: „Terwijl ik de dingen die achter mij liggen, vergeet en mij uitstrek naar de dingen die voor mij liggen, . . . Laten wij . . . in de mate dat wij [reeds] vorderingen hebben gemaakt, voortgaan ordelijk in deze zelfde routine te wandelen”? (Fil. 3:13-16, NW) Ja, blijf in de waarheid vorderingen maken op de wijze waarop gij reeds door de organisatie des Heren en zijn dienaren zijt onderwezen en geholpen, zelfs wanneer het stap voor stap gaat. Vasthouden aan „deze zelfde routine” betekent niet „in een sleur” van hopeloosheid terecht te komen, maar het betekent ’ordelijk te wandelen’ door voortdurend ons waarnemingsvermogen door lezen en studeren te oefenen, zowel persoonlijk als met anderen, door ’diep over deze dingen na te denken, er geheel door in beslag te worden genomen en er bij te blijven’, voortdurend vragend om Jehovah’s hulp en geest, en door nog een middel dat verderop zal worden besproken. — 1 Tim. 4:15, 16, NW.

KENMERKEN VAN HET KWAAD

10. (a) Worden er inlichtingen verstrekt over de wijze waarop het kwaad precies in werking begon te treden? (b) Hoe was dit van invloed op het hart en de geest?

10 Laten wij als verdere hulp om rijpheid van onderscheidingsvermogen te verkrijgen, beschouwen wat de Schrift leert over de wijze waarop het kwaad werkzaam is, van het allereerste begin af. Dit zal ons helpen waakzaam te zijn en zulke eerste verschijnselen van kwaad in ons zelf te weerstaan, bovendien leren wij hoe wij de kenmerken er van kunnen herkennen waar die ook worden aangetroffen. Jehovah heeft goedgunstig in zijn Woord geopenbaard hoe onrechtvaardigheid precies is begonnen en het eerst werd gevonden in de eerste opstandeling en vader der leugen, Satan de Duivel (Joh. 8:44; 1 Joh. 3:8, NW). Merk de duidelijke taal op die tot hem als de „overdekkende cherub”, werd gericht: „Gij waart volkomen in uw wegen, van den dag af, dat gij geschapen zijt, totdat er ongerechtigheid in u gevonden is. . . . Uw hart verheft zich over uw schoonheid; gij hebt uw wijsheid bedorven, vanwege uw glans [luister, NBG]” (Ezech. 28:15, 17). Merk op dat zowel het hart als de geest er bij waren betrokken. Het hart is de zetel der genegenheid en toewijding, de aandrijvende kracht. Het handhaven van volkomenheid, betekent voor een schepsel liefdevolle en onzelfzuchtige toewijding aan Jehovah, zoals door Jezus als voorbeeld werd aangetoond. Maar de „overdekkende cherub” richtte zijn toewijding opzettelijk binnenwaarts op zichzelf en zijn hart „verhief zich trotsch” (Pa). De geest is de zetel der wijsheid, het vermogen om te redeneren. Het is uiterst belangwekkend op te merken dat zijn wijsheid werd bedorven („verwoest”, AT). Met andere woorden, hij kon niet langer zuiver redeneren en ware en nauwkeurige gevolgtrekkingen maken. Hij zelf kon dit evenwel niet beseffen. Een van de allerbelangrijkste dingen waarvan wij ons bewust moeten zijn, is, dat zonde een zeer bedrieglijke invloed heeft. Ze verblindt en verduistert de geest. Het natuurlijke gevolg van haar werkzaamheid is, te veroorzaken dat goddeloze mensen „van kwaad tot erger voortgaan, terwijl zij misleiden en worden misleid”. — 2 Tim. 3:13, NW.

11. Welke verdere inlichtingen worden er in Jesaja 14:13, 14 gegeven en wat zijn de karakteristieke kentekenen van de „oorspronkelijke slang”?

11 Verder worden wij in Jesaja 14:13, 14 nauwkeurig ingelicht over het blinde geredeneer en de zelfzuchtige, goddeloze aandrijvende kracht die in Satans trotse en opstandige hart wortel had geschoten, in die mate zelfs dat hij roekeloos verklaarde: „Ik zal den Allerhoogste gelijk worden.” Hoe volslagen verdorven, zelfzuchtig en trots in geest en hart, en hoe rampzalig heeft hij zich bedrogen! De overdekkende cherub in Eden was in zijn eigen ogen te schitterend en te groot. Dit zijn enige kenmerken van die „oorspronkelijke slang” (Openb. 12:9; NW). Ofschoon de opzet bij sommigen van zijn gebroed in bijzonderheden verschilt, blijft het model toch vrijwel gelijk: trots, aanmatiging, zelfzuchtige begeerte, en, onveranderlijk, vleiend gepraat, leugens, haat, moord, en altijd een verdorven geest (Rom. 16:17, 18, NW). Het laatste vereist van onze kant een rijp onderscheidingsvermogen; laten wij er derhalve iets dieper op ingaan.

12. Op welke wijze is Gods Woord een hulp in zijn waarschuwingen betreffende een verdorven geest?

12 Laten wij voor onze bescherming acht slaan op het beroep dat op ons wordt gedaan en de waarschuwing die ons wordt gegeven in Romeinen 12:1-3 (NW), waar de apostel, nadat hij raad heeft gegeven aan hen die zich aan Jehovah hebben opgedragen, ieder persoonlijk waarschuwt „niet meer van zichzelf te denken dan nodig is; maar zo te denken dat hij een gezonde geest bezit.” Waarom? „Opdat gij . . . niet opgeblazen wordt” (1 Kor. 4:6, NW). Maar merk op hoe dezelfde apostel ons niet alleen waakzaam maakt ten aanzien van ons zelf, maar ook ten aanzien van anderen door het spoor der verdorvenheid na te gaan dat bij de „oorspronkelijke slang” is begonnen, zeggende: „Ik ben . . . bevreesd dat uw geest op een of andere wijze, zoals de slang door haar arglistigheid Eva heeft verlokt, verdorven zou kunnen worden en afwijkt van de oprechtheid en de eerbaarheid die bij de Christus passen” (2 Kor. 11:3, NW). Lees voor u zelf in Twee Korinthe 11:12-15 (NW) voor welk soort van mensen hij waarschuwde, mensen die zich arglistig voordeden als dienaren der gerechtigheid en precies dezelfde houding aannamen als Satan toen hij tot Eva kwam. Velen in Korinthe moeten zeer onrijp zijn geweest, want hij zegt dat, wanneer zulk een valse apostel naar hen toe kwam, ’zij hem rustig verdroegen’ (2 Kor. 11:4, NW). Het ontbrak hen aan een waarachtig en sterk evenwicht, en zij waren nog niet sterk en standvastig, zoals Jezus, die „gisteren en heden, en in alle eeuwigheid dezelfde” is. Vandaar de passende waarschuwing die volgt: „Laat u niet meeslepen door verschillende en vreemde leringen; want het is goed dat het hart standvastigheid wordt gegeven.” — Hebr. 13:8, 9, NW.

13. Is het veilig de gevolgtrekking te maken dat niets iemand een kennis van de waarheid kan doen verliezen wanneer deze eenmaal is verworven?

13 Maak niet de fout te denken dat, wanneer gij eenmaal in de waarheid zijt gekomen en er een heldere kennis van hebt gekregen, niets u kan veranderen of misleiden. Het licht der waarheid neemt voortdurend toe, zoals is beloofd (Spr. 4:18), en dit is op zichzelf een beproeving van uw oprechte hartetoestand, uw nederigheid en bereidwilligheid te leren; een beproeving waarover velen zijn gestruikeld. Bedenk dat het niet zo zeer de kennis der waarheid in uw hoofd is die u zal redden, als wel „de liefde der waarheid” in uw hart. — 2 Thess. 2:10, NW.

NOG EEN HULP

14. In welke opzichten zijn wij zowel onderworpen aan machtige onderscheidingsvermogens als bezitters er van?

14 Mogen wij uw aandacht vestigen op nog iets wat helpt een evenwichtig begrip te verkrijgen, opdat u volledig toegerust zult zijn tot ieder goed werk. Niet alleen zijn zij die zich in de organisatie des Heren bevinden, onderworpen aan het diepgaande onderzoek van dat levende, machtige, scherpe en doordringende „woord Gods”, maar wij zijn er ook bezitters van. Het is ons gegeven opdat wij het in de theocratische oorlogvoering zouden gebruiken, om bedreven meesters te worden in het hanteren er van — ons ene aanvalswapen, „het zwaard des geestes.” Zijt gij het er niet mee eens dat dit een verdere oproep tot rijpheid van onderscheidingsvermogen is? Werkelijk, wij verkeren in een unieke en zeer begunstigde positie. Wij staan onder voortdurend onderzoek van de zijde van Jehovah, maar zijn daarentegen niet onderworpen aan een onderzoek door enig menselijk schepsel. Toch zijn wij terzelfder tijd, zelf vrij om met de hulp van Gods geest alle dingen te bekijken en te onderzoeken. — Hebr. 4:12; Ef. 6:17; 1 Kor. 4:4; 2:15, NW.

15. Hoe worden de verschillende gezichtspunten van onze studie op juiste wijze in Psalm 139 samengevat?

15 Wanneer het u gelegen komt en gij dit voor u zelf leest, raden wij u aan nu dit punt is bereikt, Psalm 139 door te lezen; want, deze psalm geeft in veel mooiere en in beeldende bewoordingen een prachtig overzicht van onze studie in al zijn phasen van waarneming en houding, terwijl hij zich uitspreidt gelijk een goudkleurig zijden kleed, bewerkt met een volkomen evenwichtig patroon van zilveren waarheidsdraden, doorweven met draden van waarschuwend rood. In vers 1 tot 6 zegt deze Psalm hoe grondig Jehovah alle dingen betreffende de gedachten, woorden en daden van zijn dienstknecht doorzoekt en bespeurt. Daarentegen zegt de Psalmist vervolgens in de verzen 17 en 18, nadat hij heeft beschreven hoe wonderbaarlijk Jehovah zijn dienstknecht vormt en uit de schoot voortbrengt (gelijkluidend met Jesaja 44:2, enz.), hoe deze dienstknecht zelf ten zeerste bevoorrecht is Gods gedachten te doorzoeken en te bespeuren: „Hoe kostelijk zijn mij uw gedachten o God! Hoe groots is hun som! Wanneer ik ze zou moeten tellen, zij zouden talrijker zijn dan het zand! Wanneer ik aan het einde er van zou moeten komen, dan zou ik even lang moeten leven als u!” (AT) Waardering voor Gods gedachten prikkelt de dienstknecht tot verontwaardiging over Gods vijanden, die zijn naam ijdel gebruiken, en moedig verklaart hij zijn houding jegens hen: „Ik haat hen met een volkomen haat, tot vijanden zijn zij mij.” Ten slotte bidt de dienstknecht in volledig vertrouwen op de God van eindeloos waarnemingsvermogen en van eindeloze goedertierenheid: „Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart, toets mij en ken mijn gedachten; zie, of bij mij een heilloze weg is, en leid mij op den eeuwigen weg.” — Psalm 139:22-24. NBG.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen