Waarom leidt „geloof in de naam” van Jezus Christus tot leven?
GIJ MOOGT weten dat gij eeuwig leven hebt, gij die uw geloof in de naam van de Zoon van God stelt”, zo schreef de apostel Johannes tegen het eind van de eerste eeuw aan medegelovigen (1 Joh. 5:13). Meer dan een halve eeuw daarvóór had de apostel Petrus tot het joodse hooggerechtshof of Sanhedrin gezegd: „Er [is] in niemand anders redding, want er is onder de hemel geen andere naam die onder de mensen is gegeven, waardoor wij gered moeten worden.” — Hand. 4:12.
Waarom ligt redding geheel en al in deze „naam” besloten? Is deze naam de een of andere magische levengevende formule? En wat betekent het „geloof in de naam van de Zoon van God” te stellen? Zou iemand die niets anders dan alleen de naam „Jezus Christus” wist zulk een levenreddend geloof kunnen oefenen? Zou het, om te tonen dat wij zo’n geloof bezitten, voldoende zijn deze naam aan het eind van onze gebeden te gebruiken?
WAT DE „NAAM” OMVAT
Wij kunnen vanzelfsprekend geen geloof in iemand stellen als wij alleen maar zijn naam kennen, evenmin als wij geloof in het een of andere geneesmiddel voor een ziekte zouden kunnen stellen als wij alleen maar de naam van de medicijn kennen. De apostel Johannes toont aan dat levengevend geloof in werkelijkheid niet alleen maar wordt gesteld in de letters die de naam „Jezus Christus” vormen maar in de persoon met wie de naam vereenzelvigd wordt. Daarom zegt Johannes over zijn evangelieverslag, dat het was „opgetekend opdat gij moogt geloven dat Jezus de Christus is, de Zoon van God, en opdat gij door te geloven leven moogt hebben door middel van zijn naam” (Joh. 20:31). Kennis van Gods Woord de bijbel en van alles wat daarin over Gods Zoon, de Messías of Christus wordt gezegd, is dus essentieel om dat levenreddende geloof te bezitten. Hebt u zulk een kennis?
Alleen het gebruik van de naam „Jezus Christus” bewijst niet dat men er echt geloof in heeft, een geloof van het soort dat eeuwig leven verzekert. Zei Jezus zelf niet dat in de tijd dat hij Gods oordeel zou uitspreken, sommigen zouden zeggen: „Heer, Heer, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd, en in uw naam demonen uitgeworpen, en in uw naam vele krachtige werken verricht?” En toch zou Jezus dan tot zulke personen zeggen: „Ik heb u nooit gekend! Gaat weg van mij, gij werkers der wetteloosheid” (Matth. 7:21-23). Thans zijn er geestelijken, predikanten en predikers, alsook leden van hun kudden, die de naam Jezus Christus gebruiken en die beweren ’in zijn naam’ werken te verrichten en toch hebben zij niet echt ’geloof in zijn naam’. Waarom niet?
DE NAAM VERTEGENWOORDIGT UITVOERENDE MACHT
Omdat zij niet in overeenstemming met Gods Woord de bijbel handelen en leven. Jezus’ „naam” vertegenwoordigt namelijk niet alleen hemzelf, zijn persoon, maar ook nog iets meer. Wat? Zijn autoriteit om Gods in de bijbel uiteengezette wil en voornemen ten uitvoer te brengen en te volvoeren. Wij kunnen dit begrijpen als wij denken aan de uitdrukking die soms door politiefunctionarissen wordt gebruikt: „In naam der wet: doe open”; of de uitdrukking: „in naam des Konings” of „in naam der Koningin”, die in koninklijke bevelschriften of verordeningen voorkomt. De uitdrukking „in naam des” of „der” betekent hier „op gezag van”, dat wil zeggen, op gezag van de regering wier wet ten uitvoer wordt gelegd of van de koning wiens of de koningin wier verordeningen worden afgekondigd.
Aantonend dat het Griekse woord (onoma) voor „naam” ten tijde van de apostelen op dezelfde wijze werd gebruikt, zegt Vine’s Expository Dictionary of New Testament Words (Deel III, blz. 99, 100): „ONOMA wordt gebruikt . . . voor alles wat een naam omvat, aan autoriteit, hoedanigheid, rang, majesteit, macht, uitnemendheid, enz., aan alles wat de naam omvat.”
Ja, Jezus’ „naam” vertegenwoordigt de veelomvattende uitvoerende macht waarmee Jehovah God hem heeft bekleed. Na zijn opstanding zei Jezus hierover tot zijn discipelen: „Alle autoriteit in hemel en op aarde is mij gegeven” (Matth. 28:18). De beslissende vraag is derhalve: Geloven wij dat hij een dergelijke autoriteit bezit en tonen wij dit door aan hem onderworpen te zijn?
Toen de apostelen Petrus en Johannes een wonderbare genezing tot stand brachten, werden zij door de regeerders en oudsten van Israël opgebracht om ondervraagd te worden. Zij vroegen hun: „Door welke kracht of in wiens naam hebt gij dit gedaan?” In feite vroegen zij hun: ’Wie heeft u gemachtigd zulke werken te verrichten, of op wiens autoriteit deed u een beroep om in staat te zijn zo’n wonder te verrichten?’ Het was toen dat Petrus zijn geloof tot uitdrukking bracht dat de naam van Gods Zoon de ’ene naam onder de hemel’ is waardoor op gezaghebbende wijze reddingswerken verricht kunnen worden (Hand. 3:1-10; 4:1-13). Maar die religieuze leiders stelden geen geloof in die naam. Zij hadden al eerder getoond waarin zij geloof stelden toen zij tegen Pontius Pilatus hadden geschreeuwd: „Wij hebben geen andere koning dan caesar” en daarmee Gods Zoon verwierpen (Joh. 19:13-15). Zij stelden geloof in de naam of autoriteit en macht van caesar en zijn keizerlijke regering. Velen die de naam van Christus Jezus gebruiken en beweren er geloof in te stellen, logenstraffen die bewering in werkelijkheid door geloof in menselijke leiders en politieke regeringen van mensen te stellen en te verwachten dat deze vrede en rechtvaardige toestanden op aarde zullen brengen.
Van Christus Jezus was echter geprofeteerd dat „zijn naam zal worden genoemd: Wonderbaar Raadgever, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst” (Jes. 9:6). Thans keren mensen zich met honderdduizenden van menselijke plannen en stelsels tot het koninkrijk van Gods Zoon als hun werkelijke hoop, en zij zien naar zijn regering op als de enige die de autoriteit en de macht bezit hun de rechtvaardigheid en verlichting te brengen waarnaar zij hongeren. Op deze wijze wordt er nog een profetie vervuld, namelijk: „Op zijn naam zullen natiën hopen.” — Matth. 12:18-21; vergelijk Jesaja 42:4, waar het Hebreeuws het woord „wet” in plaats van „naam” gebruikt.
Dit helpt ons te begrijpen waarom de apostel Paulus in Efeziërs 1:21 ’namen’ met ’regeringen, autoriteiten, krachten en heerschappijen’ verbindt. Wij kunnen ook begrijpen dat, omdat God zijn Zoon aan het hoofd van de Koninkrijksregering heeft gesteld en hem alle autoriteit heeft gegeven om de goddelijke wil ten uitvoer te brengen, Filippenzen 2:9-11 zegt dat God Jezus „tot een superieure positie [heeft] verhoogd en hem goedgunstig de naam [heeft] gegeven die boven elke andere naam is, zodat in de naam van Jezus iedere knie zich zou buigen van hen die in de hemel en die op aarde en die onder de grond zijn, en elke tong openlijk zou erkennen dat Jezus Christus Heer is, tot de heerlijkheid van God, de Vader”. Ja, er is geen enkele menselijke leider op aarde en niemand in de hemel behalve Jehovah God, wiens naam ons met meer eerbied en achting bezielt dan Christus Jezus, aan wie wij ons gehoorzaam onderwerpen.
GODS VOORNAAMSTE BEWERKER VAN HET LEVEN
Christus Jezus heeft zijn leven als een loskoopoffer gegeven en verricht als Gods grote Hogepriester dienst ten behoeve van de mensheid. Hoewel velen „in de naam van Jezus” tot God bidden, gebruiken sommigen deze zinsnede dus zonder de werkelijke betekenis ervan te begrijpen. Zij denken min of meer aan Jezus in termen van een soort van hemelse bedieningsman achter een schakelbord die hun verzoeken aan God doorgeeft.
In de naam van Jezus bidden, zoals hijzelf instrueerde, betekent in werkelijkheid te bidden door gebruik te maken van zijn goede diensten als Gods „Voornaamste Bewerker van het leven”, in erkenning van het feit dat hij, als aangestelde Hogepriester en Rechter, reiniging van zonde bewerkstelligt en op oordeelkundige wijze aan afzonderlijke personen van de mensheid de loskoopvoordelen toedient naargelang zij het waard zijn onder zijn Koninkrijksheerschappij te leven (Hebr. 2:10; 6:20; Ef. 1:8-10; Joh. 5:22, 27). Wanneer wij in Jezus’ „naam” bidden, betekent dit derhalve dat wij een beroep doen op zijn autoriteit. Wij smeken of zijn macht, positie en zegeningen als Voornaamste Bewerker van het leven ten behoeve van ons worden aangewend, hetgeen ons gebed voor de Soevereine Regeerder, Jehovah God, aanvaardbaar maakt.
LOYAAL AAN ZIJN NAAM
Indien wij tot degenen willen behoren die geloof tonen in de naam van Christus Jezus ten einde zeker te zijn van eeuwig leven, moeten wij ons ook loyaal jegens hem betonen. Wij moeten hem dienen als het Hoofd van de christelijke gemeente en op getrouwe wijze zijn uitvoerende macht en zijn Koninkrijksbelangen hooghouden. Wij moeten zoals de christenen in de eerste-eeuwse gemeente in Pérgamum zijn die, met gevaar voor hun leven van de zijde van degenen die Christus’ Koninkrijksregering tegenstonden, ’bleven vasthouden aan zijn naam en hun geloof in hem niet verloochenden’, en als degenen in Filadélfia die ’zijn woord bewaarden en zich niet ontrouw toonden aan zijn naam’ (Openb. 2:13; 3:8). Ons gedrag, zowel als christenen onderling als jegens de mensen in de wereld, moet dusdanig zijn dat het niet zal logenstraffen wat de naam van Gods Zoon vertegenwoordigt. Evenals christenen destijds vervolging ondergingen, kunnen ook wij dit in deze tijd verwachten, want Jezus voorzei: „Dan zal men u overleveren aan verdrukking en u doden, en gij zult ter wille van mijn naam voor alle natiën voorwerpen van haat zijn.” — Matth. 24:9.
Zijn religieuze organisaties en kerkleden die alleen maar beweren te geloven dat Jezus hun Redder is die hen van zonde verlost, het slachtoffer van zulk een internationale haat? Neen, zulk een haat is niet louter het gevolg van het feit dat men Jezus Christus als het „Lam Gods” aanvaardt die zijn levensbloed voor ons heeft vergoten. Een dergelijke haat is het gevolg van het feit dat mensen ’vasthouden aan zijn naam’ als datgene wat ’alle autoriteit in hemel en op aarde’ vertegenwoordigt, welke autoriteit hij bezit omdat God hem heeft aangesteld. Deze haat is het gevolg van het feit dat men hem als de rechtmatige Koning van de hele aarde en zijn regering als de enige heerschappij met Gods steun erkent. Is dat uw standpunt of het standpunt van uw kerk? Of beweert uw religie geloof in de naam van Jezus te stellen, terwijl ze in werkelijkheid naar „caesar”, de regeringen van het huidige samenstel, als haar hoop opziet?
Tracht, ter wille van uw eigen welzijn en dat van degenen die u het meest na staan, alles te weten te komen over datgene wat de „naam van de Zoon van God” betekent. Stel er volledig vertrouwen in dat God de koninklijke heerschappij van zijn Zoon ondersteunt, „opdat gij moogt weten dat gij eeuwig leven hebt, gij die uw geloof in de naam van de Zoon van God stelt”. — 1 Joh. 5:13.