Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w50 1/10 blz. 307-310
  • Feesten voor Jehova

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Feesten voor Jehova
  • De Wachttoren en Aankondiger van Jehova’s Koninkrijk 1950
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • FEEST DER WEKEN OF PINKSTEREN
  • HET LOOFHUTTENFEEST
  • Het ware feest der inzameling aan de gang
    De Wachttoren en Aankondiger van Jehova’s Koninkrijk 1950
  • Pinksteren
    Hulp tot begrip van de bijbel
  • Pinksteren
    Inzicht in de Schrift, Deel 2
  • De drie jaarlijkse nationale samenkomsten
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1967
Meer weergeven
De Wachttoren en Aankondiger van Jehova’s Koninkrijk 1950
w50 1/10 blz. 307-310

Feesten voor Jehova

„Driemaal in het jaar zult gij mij feest houden.” — Ex. 23:14, Luther.

1. Welke feesten moesten de Israëlieten volgens het hun gegeven bevel vieren, en waarop duidden deze feesten?

JEHOVA gaf Mozes het bevel de Israëlieten te gelasten elk jaar drie feesten des Heren te houden. Het eerste feest viel in het begin van het jaar, in de maand Nisan, en werd het feest der ongezuurde broden genoemd; dit feest volgde op het pascha. Het tweede feest was het feest der weken, later Pinksteren genoemd (hetgeen betekent „vijftigste dag”). Het derde en laatste feest was het feest der loofhutten of het feest der inzameling. Deze feesten stonden in verband met de oogst, en de gebeurtenissen die er mee samenhingen, duidden op de rechtvaardiging van de naam van Jehova.

2, 3. Wie bepaalde wanneer en waar deze feesten zouden worden gehouden, en werd het volk gezegend wanneer zij deze feesten vierden? Waarom?

2 Jehova bepaalde wanneer en waar deze feesten zouden worden gehouden en ook gaf hij precies aan op welke wijze ze moesten worden gevierd. Ofschoon deze feesten ’feesten des Heren’ werden genoemd, trok het volk uit de viering van die feesten veel voordeel. „Driemaal in het jaar zal alles, wat mannelijk onder u is, voor het aangezicht des HEREN, uws Gods, verschijnen, in de plaats, die Hij verkiezen zal: op het feest der ongezuurde broden, en op het feest der weken, en op het feest der loofhutten; maar het zal niet ledig voor het aangezicht des HEREN verschijnen: Een ieder, naar de gave zijner hand, naar den zegen des HEREN, uws Gods, dien Hij u gegeven heeft.” — Deut. 16:16, 17.

3 Het behaagde Jehova dat het volk bij deze gelegenheden bijeenkwam, opdat zij hun geest op de Here gericht zouden kunnen houden en zich niet zo door hun persoonlijke aangelegenheden in beslag zouden laten nemen dat zij hun plichten jegens de Heer zouden vergeten of verwaarlozen. Op deze vergaderingen zou het volk over de goedheid des Heren spreken en over de vele zegeningen waarin zij zich verheugden. Aldus zou hun geest in de juiste banen worden gehouden en allen zouden grotelijks worden gezegend.

4. Waar en wanneer werd het paschafeest en het feest der ongezuurde broden ingesteld, en welk voordeel trokken de Israëlieten uit het bloed van het geslachte lam?

4 Het eerste pascha hield verband met de plagen die Jehova over de Egyptenaren deed komen omdat Farao weigerde te gehoorzamen aan het bevel van Jehova de Israëlieten te laten gaan en hun God te dienen. De Egyptenaren waren reeds met negen plagen bezocht en toch weigerde Farao nog het volk vrij te laten. Nog één plaag zou de hooghartige Farao zwaar treffen en dan zou hij zwichten. De tiende plaag zou de dood van alle eerstgeborenen in Egypteland betekenen, zowel van mensen als van dieren. Opdat de Israëlieten niet tezamen met de Egyptenaren zouden lijden wanneer de doodsengel door het land zou gaan, moesten zij op een bepaalde datum een lam in hun huis brengen, het doden en diens bloed aan hun deurposten sprenkelen. De verderf-engel zou het bloed zien en dat huis voorbijgaan of passeren, zonder iemand die zich daarin bevond, lastig te vallen. Niet één Israëliet werd die nacht door de doodsengel verontrust, maar in elk huis van de Egyptenaren, van Farao af tot de slaaf, was een dode. Dat was voor de Israëlieten werkelijk een pascha, dat wil zeggen, zij werden werkelijk gepasseerd.

5. Wat was het doel van het herdenken van het paschafeest?

5 De Heer gaf de Israëlieten het bevel deze gebeurtenis te herdenken, zeggende: „Deze dag zal ulieden wezen ter gedachtenis, . . . gij zult hem den HERE tot een feest vieren . . . tot een eeuwige inzetting.” „Zeven dagen zullen ongezuurde broden gegeten worden, en het gedesemde zal bij u niet gezien worden, . . . gij zult uw zoon te kennen geven te dienzelven dage, zeggende: Dit is om hetgeen de HERE mij gedaan heeft, toen ik uit Egypte uittoog. Daarom onderhoudt deze inzetting ter bestemder tijd, van jaar tot jaar” (Ex. 12:14; 13:7, 8, 10). Van jaar tot jaar, op de juiste datum, vierden de kinderen Israëls dit paschafeest en dit feest der ongezuurde broden. Wanneer zij dit deden, dachten zij terug aan de tijd toen de natie van Egyptische dienstbaarheid en slavernij werd bevrijd en het Wetsverbond met hen werd gesloten op grond van het geslachte paschalam.

6. Welke voordelen vielen Israël ten deel onder het Wetsverbond?

6 Dit verbond maakte de kinderen Israëls tot een volk voor Jehova’s naam. De Here zeide tot hen: „Nu dan, indien gij naarstiglijk Mijner stem zult gehoorzamen, en Mijn verbond houden, zo zult gij Mijn eigendom zijn uit alle volken, . . . En gij zult Mij een [koninkrijk van priesters], en een [heilige natie] zijn” (Ex. 19:5, 6, Leidse Vert.). „En waar is één natie op aarde zooals uw volk Israël, die God zich ten volk is gaan loskoopen, om u een naam te maken en groote en geduchte dingen te doen, door voor uw volk uit, dat gij uit Egypte hebt losgekocht, natiën te verdrijven? Gij hebt uw volk Israël u voor eeuwig tot een volk gemaakt, en gij, Jahwe, zijt hun ten God geworden.” — 1 Kron. 17:21, 22, Leidse Vert.

7. Waarvan was het Wetsverbond een schaduw? en wat was de werkelijkheid?

7 Het paschafeest was een schaduw van toekomende dingen en duidde op Jezus, het werkelijke „Lam Gods”, dat de zonden der wereld zou wegnemen en alle mensen van goede wil zou bevrijden van de dienstbaarheid aan de zonde en de dood, en dat ook het nieuwe verbond zou bekrachtigen. Dit kon door het paschalam niet worden bewerkt, daar het slechts een schaduw was. Jezus was de werkelijkheid van die schaduw (Kol. 2:17). Op de avond van 14 Nisan, 33 n. Chr., kwamen Jezus en zijn discipelen, die Israëlieten waren, in een opperzaal te Jeruzalem tezamen om het pascha te vieren. Dit was het laatste pascha dat door Jehova zou worden erkend en Jezus zeide: „Ik heb grotelijks begeerd, dit pascha met u te eten, eer dat Ik lijde” (Luk. 22:15). Nadat de maaltijd was geëindigd, stelde Jezus iets nieuws in, iets wat in de toekomst op een andere wijze zou worden gevierd. Hij stelde de gedachtenis van zijn dood en van die van de leden van zijn lichaam, de kerk of gemeente, in. Daarna vestigde hij er de aandacht op dat zijn bloed, voorgesteld door de wijn in de beker, het nieuwe verbond zou bekrachtigen. Diezelfde dag, 14 Nisan, nagelde Jehova die oude wetsregeling aan de martelpaal waaraan Jezus stierf. — Kol. 2:14.

8. Waar offerde de hogepriester de garf gerst? en zou Jehova deze offerande op 16 Nisan, 33 n. Chr., erkennen?

8 Op de eerste dag na de sabbat die op het pascha volgde, nam de hogepriester een garf of handvol van de eerstelingen van de gerstoogst en offerde die voor het aangezicht van de Heer. Bracht de hogepriester in de stad Jeruzalem op de 16de Nisan van het jaar 33 (n. Chr.) de vereiste offerande? Indien hij deze heeft gebracht, heeft hij niet geweten dat de werkelijkheid van die schaduw, in overeenstemming met welke schaduw hij bepaalde handelingen verrichtte, er toen was. Waar zou de hogepriester deze garf van de eerstelingen van de gerstoogst offeren? Jehova had beschikt waar deze dienst precies moest worden gehouden: „Naar de plaats, die de HERE, uw God, uit al uw stammen verkiezen zal, om Zijn Naam aldaar te zetten, naar Zijn woning zult gijlieden vragen, en daarheen zult gij komen; en daarheen zult gijlieden brengen uw brandofferen, en uw slachtofferen, en uw tienden, en het hefoffer uwer hand.” — Deut. 12:5, 6.

9. Wat zag de hogepriester toen hij de tempel binnenkwam om op de 16de Nisan, 33 n. Chr., zijn vereiste offerande te brengen, en wat betekende dit?

9 Op 16 Nisan, 33 n. Chr., zou de hogepriester de tempel te Jeruzalem binnengaan (want daar behaagde het Jehova zijn naam te zetten) en de vereiste garf of handvol van de eerstelingen van de gerstoogst offeren. Toen hij de heilige plaats binnentrad ten einde zijn offerande te brengen, zag hij dat het voorhangsel dat tussen het heilige en het heilige der heiligen hing, in tweeën was gescheurd. Wat betekende dit? De priester wist het niet. Daar stond hij met zijn offer dat aan de Heer moest worden opgedragen. Zou de Heer dit offer evenals in het verleden aanvaarden? Neen! Die hogepriester stond daar in zijn priesterlijke gewaad maar met een schuldig geweten. Kort te voren had hij luid aangedrongen op de dood van de Zoon van God, wiens opstanding hij nu trachtte af te beelden door het offeren van de garf gerst. God zou deze offers niet meer erkennen, omdat dit beeld thans was vervuld in de opstanding van zijn geliefde Zoon Christus Jezus, die de eersteling was geworden van hen die waren ontslapen (1 Kor. 15:20). Terwijl de hogepriester in grote verwarring en met een gevoel van schuld in onzekerheid rondtastte, waren de volgelingen van de Meester zeer verheugd. Waarom zeer verheugd? Zeer vroeg op die morgen was de Heer uit de dood opgewekt. Hij verscheen die dag aan verscheidene van zijn navolgers. Het nieuws verbreidde zich snel en er was grote vreugde onder de discipelen. Er heerste hevige opwinding. Zij waren allen zeer gelukkig want hun aan het hout gehangen Heer en Meester leefde, en wel voor altijd. Hij was naar gene zijde van het voorhangsel des vleses gegaan.

FEEST DER WEKEN OF PINKSTEREN

10, 11. Hoe werd de datum van het Pinksterfeest vastgesteld? Wat gebeurde op die dag in vervulling van Joëls profetie?

10 Gerekend van de dag dat de hogepriester de eerstelingen van de gerstoogst offerde, brachten vijftig dagen de Israëlieten naar de datum van het volgende feest, dat bekendstond als het feest der weken of Pinksteren. Op die dag offerde de hogepriester twee beweegbroden voor het aangezicht des Heren. Deze broden waren van de eerstelingen van de tarweoogst gemaakt en waren met zuurdeeg gebakken. De gebeurtenissen die op die merkwaardige dag geschiedden, onthullen de betekenis van het offeren van deze twee broden voor het aangezicht des Heren. Het bericht treft men aan in Handelingen hoofdstuk 2, waar wij lezen: ’En als de dag van het Pinksterfeest vervuld werd, waren zij allen eendrachtiglijk bijeen. En plotseling kwam er een geluid als van een geweldige, gedreven wind, en vervulde het gehele huis waar zij zaten. En er verschenen verdeelde tongen als van vuur, en het zat op een iegelijk van hen. En zij werden vervuld met de heilige geest, en begonnen met andere talen te spreken, zoals de geest hun gaf uit te spreken. En er waren Joden, te Jeruzalem wonende, godvruchtige mannen van alle volken onder de hemel. En zij ontzetten zich allen, en verwonderden zich, zeggende tot elkander: Ziet, zijn niet al dezen, die daar spreken, Galileeërs?’

11 Petrus, staande met de elven, verhief zijn stem en zeide tot hen: ’Dit is het, wat gesproken is door de profeet Joël: En het zal zijn in de laatste dagen, zegt God, dat ik mijn geest zal uitstorten op alle vlees; en uw zonen en uw dochteren zullen profeteren, en uw ouden zullen dromen dromen, en uw jongelingen zullen gezichten zien. En ook op de dienstknechten en de dienstmaagden in die dagen zal ik mijn geest uitstorten, en zij zullen profeteren.’ En met vele andere woorden getuigde en vermaande hij. „Die dan zijn woord gaarne aannamen, werden gedoopt; en er werden op dien dag tot hen toegedaan omtrent drie duizend zielen.”

12. Wanneer gebruikte Petrus de eerste sleutel tot het Koninkrijk, en door welke gebeurtenis werd bewezen dat de sleutel toen werd gebruikt?

12 In deze toespraak overtuigde Petrus een menigte Joden er van dat Jezus inderdaad de Christus was. Dat er drie duizend werden gedoopt, bewijst dat deze discipelen zich aan de Heer wijdden, aldus de geest en de hemelse roeping ontvingen en derhalve in aanmerking kwamen voor een plaats in het Koninkrijk met Christus Jezus de Heer. Hier gebruikte Petrus dus de eerste sleutel der kennis, ten einde voor de getrouwe Joden de hemelse weg te openen. Petrus moest nog een sleutel gebruiken om voor de heidenen de weg naar het Koninkrijk te openen. Wanneer zou hij die sleutel gebruiken en de betekenis van het beeld aantonen dat was gevormd doordat de priester op de dag van het Pinksterfeest twee beweegbroden voor het aangezicht des Heren offerde? — Matth. 16:19.

13, 14. Wanneer gebruikte Petrus de tweede sleutel tot het koninkrijk der hemelen, en welke gebeurtenissen bewijzen dat die sleutel in het huis van Cornelius werd gebruikt?

13 Enige tijd later werd Petrus naar het huis van Cornelius in Cesarea geroepen. Petrus bevond zich toen in het huis van Simon, de lederbereider, in Joppe. Terwijl Petrus op het opdienen van de middagmaaltijd wachtte, had hij een visioen; hij zag de hemel geopend en hij zag een zeker vat tot hem nederdalen, gelijk een groot laken, aan de vier hoeken gebonden en nedergelaten op de aarde, waarin zich alle soorten van viervoetige dieren der aarde, en wilde dieren en kruipende dieren en vogelen des hemels bevonden. En er kwam een stem tot Petrus, zeggende: ’Sta op, slacht en eet.’ Petrus antwoordde: ’Ik heb nooit iets gegeten dat onrein was.’ Toen sprak de stem tot hem, zeggende: ’Hetgeen God gereinigd heeft, zult gij niet gemeen maken.’ Terwijl Petrus zich afvroeg wat dit gezicht betekende, kwamen er mannen van het huis van Cornelius een bezoek brengen aan het huis van Simon en vroegen naar Petrus. Zij vertelden hem dat Cornelius, een rechtvaardig en godvrezend man die een goed getuigenis had onder de Joden, door een engel was bezocht. De engel had hem gezegd Petrus te laten halen en zijn woorden te horen. — Hand. 10.

14 Petrus en verscheidene andere Joden gingen met de mannen naar het huis van Cornelius. Nadat Petrus het huis van Cornelius had betreden, zeide hij dat het voor Joden niet geoorloofd was de huizen van heidenen binnen te treden, maar dat hij er zeker van was dat zijn ontbieding aldaar van de Here was uitgegaan. Daarna predikte hij het Woord tot de samengekomen familie en vrienden van Cornelius. Terwijl Petrus deze hoogst merkwaardige Bijbelstudie leidde, kwam de heilige geest op deze heidense gelovigen, evenals hij tijdens Pinksteren op de Joden was gekomen. Thans begreep Petrus de betekenis van het visioen dat hij in het huis van Simon, de lederbereider, in Joppe had gekregen. Hij drong er op aan dat zij op wie de geest was gekomen, zich lieten dopen. Hier gebruikte Petrus de tweede en laatste sleutel om de hemelse roeping voor de heidenen te openen. Dit was een voortzetting van de uitstorting van de geest, welke tijdens Pinksteren was geschied, toen de hemelse roeping voor de Joden werd geopend.

15. Zou Jehova het offer van de twee beweegbroden erkennen nadat Petrus de tweede sleutel tot het Koninkrijk had gebruikt?

15 Ongetwijfeld offerde de Joodse hogepriester nog steeds de twee beweegbroden voor het aangezicht des Heren, niet wetende dat de schaduw voorbij was en de werkelijkheid was nabijgekomen. De Here God aanvaardde ze dus niet langer. Wij herinneren ons dat de beweegbroden van de eerstelingen van de tarweoogst waren gemaakt en met zuurdeeg waren gebakken, waardoor werd aangetoond dat de geroepenen uit de Joden en de heidenen niet rechtvaardig in zich zelf waren en de gerechtigheid van Christus nodig hadden ten einde hen voor Jehova aanvaardbaar te maken. Zij waren „in zekeren zin eerstelingen . . . onder zijn schepselen”, doordat zij als zonen van God waren aangenomen, maar Jezus was in de eerste plaats de eersteling. — Jak. 1:18, Nw. Vert.

16. Wat was het doel van het nieuwe verbond?

16 Het nieuwe verbond werd door het kostbare bloed van Christus bekrachtigd en werd gesloten met het doel een volk te bereiden voor de naam van Jehova; het was thans in werking. Onder het Wetsverbond werd aan hen die de wetten er van versmaadden, geen barmhartigheid verleend, maar de schuldige stierf zonder barmhartigheid onder twee of drie getuigen (Hebr. 10:28). Aan hen die in het nieuwe verbond worden opgenomen, wordt barmhartigheid betoond, want er staat geschreven: „Ik zal Mijn wetten in hun verstand geven, en in hun harten zal Ik die inschrijven; . . . Ik zal hun ongerechtigheden genadig zijn, en hun zonden en hun overtredingen zal Ik geenszins meer gedenken” (Hebr. 8:10, 12). Onder dit barmhartige verbond zal Jehova een koninkrijk van priesters en een heilige natie voortbrengen. Deze eer was de Israëlieten te Horeb aangeboden. — Ex. 19:6, Leidse Vert.

HET LOOFHUTTENFEEST

17. Kan aan de hand van de Schrift worden bewezen dat het loofhuttenfeest dingen afbeeldde die moeten worden gedaan voordat Armageddon losbarst? Indien dit zo is, hoe dan?

17 In vroeger tijden dachten enkele onderzoekers van de Bijbel dat het loofhuttenfeest dingen afbeeldde die gedurende de duizendjarige heerschappij van Christus zouden worden gedaan, en dat het loofhuttenfeest daarom geen speciale boodschap inhield voor hen die in deze tijd in de voetstappen van de Meester treden. De apostel Paulus zeide dat ’de dingen die Israël overkwamen voorbeelden waren en een waarschuwing waren voor hen die in het einde der wereld leefden’. Ook ’had de wet een schaduw van toekomstige goede dingen’. Het loofhuttenfeest was een onderdeel van de wet en de tijd is thans aangebroken dat dit beeld wordt begrepen door hen die actieve getuigen voor het Koninkrijk zijn. Merk verder op wat dezelfde apostel had te zeggen over dingen die in vroeger tijden waren geschreven: „Al wat te voren geschreven is, dat is tot onze lering te voren geschreven, opdat wij, door lijdzaamheid en vertroosting der Schriften, hoop hebben zouden.” — 1 Kor. 10:11, Luther; Hebr. 10:1, King James Vert.; Rom. 15:4.

18, 19. Waarom was het loofhuttenfeest zulk een vreugdevolle gebeurtenis?

18 Het loofhuttenfeest moest vijf dagen na de verzoendag beginnen, in de zevende Joodse maand. Op die tijd was het gewas van de velden en wijngaarden reeds geoogst. Het was het laatste feest van het jaar en het was voor allen een vreugdevolle gebeurtenis; zij verheugden zich ten zeerste omdat de Heer zo goed was geweest hun overvloed te geven voor de winter die nabij was. Wanneer dit voorbeeld volledig in vervulling is gegaan, zal er veel vreugde zijn voor allen die een aandeel hadden in de laatste inzameling van de „andere schapen” des Heren (Joh. 10:16). Het evangelie van het Koninkrijk zal in de gehele wereld zijn gepredikt tot een getuigenis aan alle natiën, zoals Jezus heeft bevolen, en dan zal voor de oude wereld van Satan de wintertijd van benauwdheid komen. Het is thans de tijd om uit de ten ondergang gedoemde Christenheid te vlieden en in Jehova’s organisatie toevlucht te vinden. Vlied thans!

19 Toen de Israëlieten uit de Babylonische gevangenschap terugkeerden, werden er regelingen getroffen voor de viering van het loofhuttenfeest. Ezra, de priester, las aan het bijeenvergaderde volk de wet voor. Toen zij van het loofhuttenfeest hoorden en vernamen dat zij dit feest niet hadden gevierd toen zij in gevangenschap verkeerden, weenden zij. Nehemia, Ezra en de Levieten, die het volk onderwezen, zeiden tot hen: ’Deze dag is de HERE uw God heilig; bedrijft dan geen rouw, en weent niet, maar gaat, eet het vette, en drinkt het zoete; bedroeft u niet, want de blijdschap des HEREN, die is uw sterkte.’ — Neh. 8:9-11.

20-23. Op welke wijze wordt in de drie feesten die Jehova Israël had geboden ieder jaar te vieren, de rechtvaardiging van zijn naam getoond?

20 De drie feesten die Jehova Israël had geboden ieder jaar te vieren, staan alle in verband met de rechtvaardiging van zijn naam. Satan wierp de strijdvraag over de oppermacht van Jehova op. Dit betekent dat Satan dacht dat hij een betere methode had om met schepselen, zowel geestelijke als menselijke, om te gaan dan Jehova had bekendgemaakt. Jehova eiste absolute gehoorzaamheid aan zijn wetten, ook al begrepen zijn schepselen niet volledig waarom precies bepaalde wetten werden uitgevaardigd en moesten worden gehoorzaamd. Te bestemder tijd zouden alle gehoorzamen datgene ontvangen wat voor hun welzijn was. De beginselen van de goddelijke regering waren broederlijke liefde en samenwerking. Toen God aan Kaïn vroeg waar zijn broeder was, antwoordde Kaïn: „Ben ik mijns broeders hoeder?” Satan had zijn gedachten reeds met de geest van eigenbelang en wedijver vervuld die hij zelf bezat. Dit beginsel zou, zoals Satan dacht, betere resultaten afwerpen dan de weg der liefde. Grijp wat je grijpen kunt, hoe dan ook, en houd alles wat je te pakken hebt, dat is de fundamentele wet van Satan.

21 Deze goddeloze daagde Jehova uit schepselen op aarde te plaatsen die Hem gehoorzaam zouden zijn indien het Satan werd toegelaten hen te beproeven. Dit werd in het geval van Job duidelijk gemaakt. Job was een man die Jehova was toegewijd. De vijand zeide dat Jobs getrouwheid niet oprecht maar baatzuchtig was en dat Job Jehova diende omdat Jehova hem voorspoed schonk en een betuining voor hem had gemaakt, zodat niemand hem kon bereiken ten einde hem te verleiden of te beproeven. Geef mij de vrije hand ten aanzien van hem, zei de goddeloze, en hij zal u in uw gezicht vloeken. Satan kreeg toestemming Job te beproeven, maar hij slaagde er niet in Job van Jehova af te keren.

22 Het paschafeest der ongezuurde broden werd aan het begin van het jaar gevierd, en het loofhuttenfeest was het laatste feest of het feest dat aan het einde van het jaar werd gevierd (Ex. 12:2, 3; 23:16). Het doden van het paschalam en het offeren van de eerstelingen van de gerstoogst beeldden de dood en opstanding van Christus de Heer af ter rechtvaardiging van Jehova’s naam en universele souvereiniteit. Aan het begin van het Christelijke tijdperk werd Christus de Heer op de 14de van de maand Nisan (de dag waarop het paschalam werd gedood) aan de paal genageld en hij werd opgewekt op de derde dag, of de 16de Nisan, de dag waarop de hogepriester de eerstelingen van de gerstoogst offerde. Vijftig dagen later, op Pinksteren, begon Christus Jezus de leden van zijn lichaam, die met hem een aandeel hebben in de rechtvaardiging van God, als een offer aan God op te dragen. Hierin zien wij dat deze schaduw voortduurde totdat in Christus de werkelijkheid kwam. — Kol. 2:17.

23 Het loofhuttenfeest was het laatste feest van het jaar en daarom werd gezegd dat het feest aan het einde van het jaar zou worden gevierd. Dit feest is een goede afbeelding van de laatste inzameling van de „andere schapen” des Heren, en er wordt door aangetoond dat zij ter ondersteuning van Jehova’s universele souvereiniteit worden bijeenvergaderd voordat de wintertijd van Armageddon begint. Wanneer Armageddon begint, zal het voor elke inzameling te laat zijn. Dan zullen sommigen zeggen: „De oogst is voorbij, de zomer ten einde, en wij zijn . . . niet gered” (Jer. 8:20, Petr. Can. Vert.). In Armageddon zal Satan getuige zijn van de vernietiging van zijn zichtbare en onzichtbare organisatie. Dan zal hij in de afgrond worden geworpen en daar voor duizend jaar worden opgesloten, opdat hij de volkeren niet meer verleidt totdat de duizend jaren geëindigd zijn. — Openb. 20:3.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen