Vrees of genegenheid — wat roept u wakker?
WAT roept u wakker: Vrees of genegenheid? Wat een contrast tussen de zonnige hartverwarmende genegenheid van een medemens en de verontrustende ziekelijke mensenvrees! Het kan zijn dat wij diep in ons hart de wens koesteren om bij degenen met wie wij omgaan, genegenheid te wekken, en dit dient speciaal het geval te zijn ten aanzien van hen die in bepaalde opzichten van ons afhankelijk zijn of die tegenover ons verantwoording moeten afleggen. Toch is het mogelijk dat wij ondanks de beste bedoelingen precies het tegenovergestelde teweegbrengen. Hoe dat zo? Door gedachteloosheid, een gebrek aan onderscheidingsvermogen of zelfs zelfzuchtige aspiraties.
Dictators heersen door vrees. „Als de goddelozen tot macht komen, verschuilen zich de mensen.” Vrees bouwt niet op, en daarom is de heerschappij van dictators meestal niet van lange duur. — Spr. 28:28.
Werkgevers en chefs moeten hiervoor oppassen. Een werkgever zou door dreiging met ontslag of door willekeurig en onredelijk optreden bij zijn personeel gemakkelijk vrees in plaats van genegenheid wakker kunnen roepen. Als gevolg hiervan kan het gebeuren dat zij alleen maar werken wanneer er op hen wordt gelet. Ook ouders, de gemeenteopziener en de onderwijzende christelijke bedienaar van het evangelie moeten in hun omgang met hen die aan hun zorg zijn toevertrouwd, voorzichtig zijn.
Sommige vaders, speciaal die in midden-Europa, zijn geneigd om hun gezin vrees in te boezemen. Terwijl zij zich als hoofd niet liefdevol om hun gezin bekommeren, kan het gebeuren dat zij blinde gehoorzaamheid en het grootste respect eisen. In andere landen is het meer de vrouw en de moeder voor wie men bang is, doordat de man ten einde de vrede te bewaren, afstand van zijn positie heeft gedaan. Op hun beurt hebben moeders uit vrees hun autoriteit aan de kinderen overgedragen. Geen wonder dat er in deze wereld zo’n grote sociale anarchie heerst!
Speciaal ten aanzien hiervan verstrekte de apostel Petrus christelijke opzieners raad. Hij zei hun niet over Gods kudde te heersen, maar voorbeelden te zijn. Iemand die heerst, wekt vrees; hij die het voorbeeld stelt, roept genegenheid wakker. — 1 Petr. 5:3, Lu.
Als wij niet bedachtzaam te werk gaan, kunnen wij heel gemakkelijk vrees wekken. Dit kan al door onze gelaatsuitdrukking worden teweeggebracht. Wanneer wij een ander zien glimlachen of de bereidheid hiertoe constateren, en dan nors of uitdrukkingsloos blijven kijken terwijl wij niet met een glimlach antwoorden, gaat de betrokkene twijfelen en vrezen dat wij iets op hem tegen hebben. Hoe weinig is er voor nodig om te glimlachen en toch kan het zoveel betekenen!
Ook al door de toon van onze stem kunnen wij vrees inboezemen. Een grove, norse stem en een harde, onverzettelijke toon kan anderen bang maken, waardoor ze ons gaan vrezen. Het kan zijn dat wij van nature een norse, krakende stem hebben of dat wij er te veel kracht achter zetten. Is dit het geval, dan zou het goed zijn om eens over het verbeteren van de kwaliteit ervan na te denken. Dit is mogelijk, door goed op te letten en zelfbeheersing te oefenen, waardoor ze warmer, vriendelijker en prettiger om naar te luisteren wordt en het geluid ervan in plaats van vrees genegenheid wakker roept.
Voorts kunnen wij ook vrees wekken, door zo druk in de weer te zijn, dat wij geen tijd voor anderen hebben. Mensen met problemen zijn daardoor soms bang om naar ons toe te komen, want wij geven hun het idee dat wij het te druk hebben om naar hen te luisteren. Zij willen ons niet storen, hoewel het best mogelijk is dat het naar hen luisteren en hun raad en aanmoediging geven, op dat ogenblik het belangrijkste is dat wij zouden kunnen doen.
Zijn wij ongeduldig? Ook dat kan anderen vrees inboezemen. Als wij bij een onderbreking van ergernis blijk geven, de neiging hebben om geïrriteerd te raken, op te vliegen of door gebrek aan zelfbeheersing een scherp antwoord te geven, zullen wij hoogstwaarschijnlijk vrees inboezemen in plaats van genegenheid wekken. Anderen die niet gekwetst willen worden en die ons niet willen ergeren, zullen ons gaan vrezen.
Een van de meest voorkomende manieren waarop wij anderen onbewust bevreesd kunnen maken, is, door gebrek aan medegevoel, doordat wij ons niet in de situatie van een ander verplaatsen en hem of haar niet begrijpen. Hoe vaak hoort men niet de opmerking: „O, u begrijpt het helemaal niet!” Het brengt ons er toe een verkeerd oordeel te vellen, waardoor er tussen onszelf en anderen een barrière wordt opgeworpen.
Hoe gemakkelijk roepen wij zonder dat wij het zo bedoelen, doordat wij onbedachtzaam of zonder begrip optreden, in plaats van genegenheid vrees wakker! Niet dat wij ons bij het kwijten van onze taak altijd door de gevoelens van anderen moeten laten beheersen. Veeleer willen wij zo doeltreffend mogelijk zijn. Wij weten wat onze verantwoordelijkheden zijn, dat wij, net zoals anderen tegenover ons, tegenover iemand anders aansprakelijk zijn. Toch kunnen wij, terwijl wij beseffen wat onze plicht is, de manier waarop wij ons hiervan kwijten in het oog houden. Wij kunnen op ons standpunt blijven staan en toch vriendelijk zijn. Er is een tijd voor elk voornemen onder de zon. Wij hoeven niet tot het tegenovergestelde uiterste te gaan door in plaats van hardvochtig en meedogenloos, slap te worden. Wanneer het nodig is om streng te onderrichten, moeten wij eraan denken om langzaam te zijn tot toorn en een beroep te doen op het gevoel voor redelijkheid.
Gods Woord is vol goede voorbeelden van hen die in plaats van vrees genegenheid wekten. Een van hen, de grootste onder de mensen, is niemand anders dan Jezus Christus. Hij was vriendelijk, bedachtzaam en vol begrip. Hij zei: „Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven; neemt mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart, en gij zult rust vinden voor uw zielen; want mijn juk is zacht en mijn last is licht.” — Matth. 11:28-30.
De apostel Paulus stelde in dit opzicht een goed voorbeeld wat betreft het volgen van Jezus. Merk op hoe hij bij anderen genegenheid wekte: „Wij gedroegen ons in uw midden vriendelijk, zoals een moeder haar eigen kinderen koestert. Zo waren wij, in onze grote genegenheid voor u, bereid u niet alleen het evangelie Gods, maar ook ons eigen leven mede te delen, daarom, dat gij ons lief geworden waart.” — 1 Thess. 2:7, 8.
Als wij deze goede voorbeelden volgen, zal dit zowel onszelf als degenen met wie wij omgaan, geluk schenken.