Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w76 1/10 blz. 591-597
  • Herders van de kudde onder één Heer

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Herders van de kudde onder één Heer
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1976
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • EEN VERENIGENDE DIENST
  • Zorg tonen voor de „kudde Gods”
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1980
  • De schapen met bekwame hand weiden
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1959
  • Herders, volg de Grootste Herders na
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2013
  • Ouderlingen, vat uw herderlijke verantwoordelijkheden ernstig op
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1985
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1976
w76 1/10 blz. 591-597

Herders van de kudde onder één Heer

1. Wie is de „voortreffelijke herder”, en in welke verhouding staat hij tot de „schapen”?

TOEN de Heer Jezus Christus op aarde was, identificeerde hij zichzelf als de „voortreffelijke herder”. Degenen die naar zijn stem luisterden en hem volgden, waren zijn „schapen”. Hij zei dat hij ten behoeve van hen afstand deed van zijn ziel (Joh. 10:1-15). Christus Jezus vergeleek zijn volgelingen, die de gemeente vormen, derhalve met schapen in een kudde. In Lukas 12:32 sprak Jezus over een „kleine kudde”, aan wie het Koninkrijk gegeven zou worden, en in Johannes 10:16 maakte Jezus melding van „andere schapen”, die ook naar zijn stem zouden luisteren en die een deel zouden worden van de ene kudde waarvan Jezus Christus de herder is.

2. Waarom moeten onderherders de kudde als kostbaar behandelen?

2 Christelijke bijbelschrijvers gebruikten later overeenkomstige uitdrukkingen als zij zich tot christelijke opzieners richtten die waren aangewezen om als herders onder de Heer Jezus Christus dienst te verrichten. Paulus zei tot de opzieners te Éfeze: „Schenkt aandacht aan uzelf en aan de gehele kudde, onder welke de heilige geest u tot opzieners heeft aangesteld, om de gemeente Gods te weiden, welke hij met het bloed van zijn eigen Zoon heeft gekocht” (Hand. 20:28). Paulus beklemtoonde hier hoe belangrijk het voor deze herders is te beseffen dat de gemeente aan God toebehoort en dat ze werd gekocht met het bloed van zijn eigen Zoon, welk bloed God bijzonder kostbaar acht. Deze herders moeten de kudde dus behandelen als iets bijzonder kostbaars in de ogen van God en Christus, aan wie de kudde toebehoort.

3. (a) Wat werd er in de eerste eeuw van elk lid van de kudde verwacht? (b) Hoe werd eenheid in de gemeente opgebouwd?

3 Tegen de tijd dat Paulus die raad gaf, bevonden de met schapen te vergelijken leden van de christelijke gemeente zich niet op één plaats of in één stad, maar werden ze in gemeenten aangetroffen die in vele steden van het Romeinse Rijk gevestigd waren. Zij bevonden zich op veel plaatsen maar zij vormden nog steeds één kudde, onder de ene herder Christus Jezus, en van elk lid van de kudde werd verwacht dat hij of zij in eendracht zou zijn met de anderen, in overeenstemming met het gebed dat Jezus vóór zijn dood uitsprak: „Niet alleen betreffende hen doe ik een verzoek, maar ook betreffende hen die door hun woord geloof in mij stellen, opdat zij allen één mogen zijn, evenals gij, Vader, in eendracht met mij zijt en ik in eendracht met u ben, dat ook zij in eendracht met ons mogen zijn, opdat de wereld moge geloven dat gij mij hebt uitgezonden” (Joh. 17:20, 21). Degenen die werden aangewezen om de gemeenten in de eerste eeuw te dienen, moesten eraan werken hun eenheid op te bouwen door de aandacht te vestigen op het aangestelde Hoofd van de gemeente, Jezus Christus, en door allen aan te moedigen hem na te volgen door zich aan de waarheid vast te houden en oprechte liefde ten toon te spreiden. In Efeziërs 4:15, 16 wordt hierover gezegd: „Laten wij . . ., de waarheid sprekend, door liefde opgroeien in alle dingen in hem die het hoofd is, Christus. Van hem uit bevordert het gehele lichaam, doordat het harmonisch is samengevoegd en zo gemaakt dat het samenwerkt door middel van elk gewricht dat geeft wat nodig is, naargelang elk respectief lid in de juiste mate werkzaam is, de groei van het lichaam, tot opbouw van zichzelf in liefde.” Dus hoewel er vele verschillende werkzaamheden verricht moesten worden, vormden degenen die het werk deden allen in werkelijkheid één lichaam met veel leden, onder het ene Hoofd, Jezus Christus.

4. (a) Wat beklemtoonde Jezus tegenover Petrus? (b) Waaraan herinnerde Petrus de oudere mannen?

4 Petrus was iemand die onder leiding van de Opperherder, Jezus Christus, herderlijk werk verrichtte. Na zijn opstanding beklemtoonde Jezus tegenover Petrus, zoals in Johannes 21:15-17 staat opgetekend, dat liefde voor Christus wordt getoond door de „schaapjes” te voeden of te weiden. Toen Petrus vele jaren later aan medechristenen schreef die ook het ambt van oudere mannen in de christelijke gemeente bekleedden, zei hij in 1 Petrus 5:1-4: „Daarom geef ik aan de oudere mannen onder u deze vermaning, want ook ik ben een oudere man evenals zij en een getuige van het lijden van de Christus, een deelhebber zelfs aan de heerlijkheid die geopenbaard zal worden: Weidt de kudde Gods die aan uw zorg is toevertrouwd, niet onder dwang, maar gewillig; noch uit liefde voor oneerlijke winst, maar bereidwillig; noch als heersend over hen die Gods erfdeel zijn, maar voorbeelden voor de kudde wordend. En wanneer de opperherder openbaar is gemaakt, zult gij de onverwelkelijke kroon der heerlijkheid ontvangen.” Op deze wijze werden deze oudere mannen, deze herders onder Christus Jezus, eraan herinnerd dat de kudde aan God toebehoort, dat ze verzorgd moet worden en dat deze zorg hun, als oudere mannen, na aan het hart moest liggen.

5. (a) Wat wordt met christelijk opzicht bedoeld? (b) Hoe beklemtoonde Jezus dit?

5 Een christelijke herder is een opziener, maar dit wordt niet op dezelfde manier opgevat als waarop de wereld misschien een opziener van een groep bouwvakarbeiders of van een plantage beziet. In de christelijke gemeente wordt niet geheerst over degenen die Gods erfdeel zijn. Opzicht hebben, wil niet zeggen in een verheven positie geplaatst te worden. Petrus had dit vele jaren voordien, tijdens de viering van Jezus’ laatste avondmaal met zijn apostelen, heel goed van Christus Jezus geleerd. Het verslag in Lukas 22:24-27 luidt: „Er ontstond echter ook een heftig twistgesprek onder hen over de vraag wie van hen de grootste scheen te zijn. Maar hij zei tot hen: ’De koningen der natiën heersen over hen, en zij die autoriteit over hen hebben, worden Weldoeners genoemd. Gij dient evenwel niet zo te zijn. Maar wie onder u de grootste is, moet als de jongste worden, en degene die als de voornaamste optreedt, als degene die dient. Want wie is groter, degene die aan tafel aanligt, of degene die bedient? Is het niet degene die aan tafel aanligt? Ik ben echter in uw midden als degene die bedient.’” De discipelen handelden verkeerd door dit heftige twistgesprek te hebben, maar hoe vriendelijk corrigeerde Jezus hen!

6, 7. (a) Hoe vormde Jezus een uitstekend voorbeeld voor de toekomstige herders? (b) Op welke eigenschap legde ook Petrus de nadruk? (c) Hoe strekt deze eigenschap de gemeente tot voordeel?

6 De Opperherder vormde een uitstekend voorbeeld voor die toekomstige herders. Johannes verschaft hier in zijn verslag van dat avondmaal van Jezus met zijn discipelen een voorbeeld van door te zeggen: „Terwijl het avondmaal . . . aan de gang was . . . stond hij . . . op en legde zijn bovenklederen af. En hij nam een handdoek en omgordde zich. Daarna deed hij water in een kom en begon de voeten van de discipelen te wassen en ze met de handdoek, waarmee hij omgord was, af te drogen” (Joh. 13:2-5). Jezus was een goede onderwijzer, en daarom vervolgde hij met uit te leggen waarom hij hun voeten had gewassen, zeggende: „Weet gij wat ik u heb gedaan? Gij spreekt mij aan als ’Leraar’ en ’Heer’, en gij zegt dat terecht, want dat ben ik. Indien ik daarom, de Heer en Leraar, uw voeten heb gewassen, dan behoort ook gij de voeten van elkaar te wassen. Want ik heb u het voorbeeld gesteld, opdat ook gij zoudt doen zoals ik u heb gedaan.” — Joh. 13:12-15.

7 Petrus was volledig doordrongen van het voorbeeld van Christus Jezus en van de noodzaak dat een herder nederig met de kudde omgaat en altijd bereid is hen te dienen. Petrus schreef derhalve: „Noch als heersend over hen die Gods erfdeel zijn, maar voorbeelden voor de kudde wordend.” Deze nederigheid is een hoedanigheid die Christus Jezus verlangde van degenen die in de kudde Gods herderlijk werk verrichten. Petrus vervolgde met te zeggen: „Evenzo gij jongeren, weest onderworpen aan de ouderen. Omgordt u allen echter met ootmoedigheid des geestes jegens elkaar, want God weerstaat de hoogmoedigen, maar hij geeft onverdiende goedheid aan de nederigen. Vernedert u daarom onder de machtige hand van God, opdat hij u te zijner tijd moge verhogen” (1 Petr. 5:5, 6). Het werpt voordelen af nederig te zijn. Iemand is hierdoor gemakkelijk te benaderen met het oog op het oplossen van problemen en deze geest bindt de gehele gemeente in liefde bijeen. Wanneer in liefde en nederigheid dienst wordt verricht, wordt elke autocratische of willekeurige handelwijze of een heersende houding ten aanzien van anderen die Gods erfdeel zijn, uitgesloten. Een ware herder bekommert zich erom een voorbeeld voor de kudde te worden.

8. (a) Wat is de fundamentele gedachte van het Griekse woord epìskopos? (b) Waarom is dit woord meer van toepassing op christelijke opzieners dan het Griekse woord kurios?

8 Het woord „opziener”, dat uit het Griekse woord epìskopos is vertaald, duidt iemand aan die een bewaker is of die ergens over waakt. In het woord epìskopos ligt beschermende zorg als fundamentele gedachte opgesloten. Een christelijke opziener is dus iemand die zich om de kudde van God bekommert en die voor zo’n kudde zorgt zoals een herder voor letterlijke schapen zou zorgen. Als opziener mag hij niet over Gods kudde heersen. Het woord „heer” is afkomstig van het Griekse woord kurios en heeft betrekking op iemand die macht en autoriteit over anderen heeft, zoals een heer des huizes of het hoofd van een gezin. Het wordt ook vertaald met „meester”, „eigenaar” en zelfs „mijnheer”. Een slaveneigenaar zou in die categorie vallen, maar slaveneigenaars komen thans bijna niet meer voor. Hedendaagse werkgevers of bazen zouden echter met de beschrijving van een kurios of „heer” overeenkomen. Ouderlingen dienen de verhouding waarin zij tot hun broeders staan, echter niet te beschouwen als die van een werkgever tot een werknemer. De ouderlingen zijn herders, en herders gaan de schapen voor en leiden hen naar goede weidegronden en drinkplaatsen, terwijl zij hen ook beschermen en van hun wonden of ziekten trachten te genezen. In de christelijke gemeente moedigen de herders hun broeders in het werk van de Heer aan door medewerkers van hen te zijn en te erkennen dat wij allen één hemelse Heer en Meester hebben onder wie wij dienst verrichten en aan wie wij rekenschap moeten afleggen.

9, 10. (a) Hoe vormde Petrus een voortreffelijk voorbeeld van nederigheid? (b) Welke eigenschap van ware herders — en dit in tegenstelling tot de valse religie — draagt tot eenheid bij, en hoe beklemtoonde Jezus dit?

9 Petrus vormde hier zelf een voortreffelijk voorbeeld van; hij verhoogde zichzelf niet. Toen hij de woorden schreef die in 1 Petrus 5:1 staan opgetekend, waar hij zich tot oudere mannen richtte, beschreef hij zichzelf door te zeggen: „Ook ik ben een oudere man.” Dit verschilt sterk van de wereldse religieuze zienswijze met betrekking tot Petrus, waarin wordt getracht Petrus tot een bepaald primaatschap of positie van paus te verhogen. Dit is helemaal niet overeenkomstig het voorbeeld dat Petrus heeft gegeven.

10 Petrus zal zich beslist duidelijk hebben herinnerd wat Jezus zei toen hij opmerkte dat de schriftgeleerden en Farizeeën zichzelf verhoogden en vervolgens verklaarde, zoals in Matthéüs 23:8-12 staat opgetekend: „Maar gij moet u geen Rabbi laten noemen, want één is uw leraar, terwijl gij allen broeders zijt. . . . Laat u ook geen ’leiders’ noemen, want één is uw Leider, de Christus. De grootste onder u moet echter uw dienaar zijn. Al wie zich verhoogt, zal vernederd worden, en al wie zich vernedert, zal verhoogd worden.” Christelijke nederigheid van de zijde van de herders die onder Christus Jezus dienst verrichten, draagt tot de eenheid van de kudde bij en heeft Jehovah’s zegen tot gevolg.

11. Welk goede voorbeeld gaven Paulus en Barnabas voor opzieners in deze tijd?

11 Bij een zekere gelegenheid kregen Paulus en Barnabas als reizende opzieners te maken met het probleem dat zekere mannen onderwezen dat besnijdenis noodzakelijk was voor redding. Handelingen 15:2 geeft te kennen dat Paulus en Barnabas het niet met die leer eens waren maar deze bestreden. Ter wille van de eenheid van de hele organisatie legden zij de kwestie echter aan het besturende lichaam van apostelen en ouderlingen te Jeruzalem voor. Toen het besturende lichaam de kwestie grondig had beschouwd en tot een beslissing was gekomen, namen plaatselijke reizende opzieners, zoals Paulus, de beslissing van ganser harte aan en gaven zij het belangrijke geestelijke onderricht aan de gemeenten door. Handelingen 16:4, 5 bericht hierover: „Terwijl zij nu voortreisden door de steden, brachten zij hun daar ter nakoming de verordeningen over waartoe door de apostelen en oudere mannen die zich in Jeruzalem bevonden, was besloten. Ja, daarom werden de gemeenten aanhoudend in het geloof bevestigd en namen ze van dag tot dag voortdurend in aantal toe.” Dit had tot gevolg dat de eenheid in handelen en denken onder allen in de kudde toenam, hetgeen ongetwijfeld aangenaam was in Jehovah’s ogen, want Jehovah schonk de gemeenten voorspoed en gaf hun toename. Paulus en Barnabas hebben in hun respect voor de bestuursregeling van de christelijke gemeente een goed voorbeeld gegeven voor opzieners in deze tijd.

12. (a) Aan wie gaf Paulus altijd de eer? (b) Hoe handelde Paulus ten aanzien van de opzieners in de gemeente?

12 Hoewel Paulus een aandeel aan het verbreiden van de waarheid had en de expansie van het werk zag, gaf hij op een voorbeeldige wijze de eer aan Jehovah, waarbij hij de aandacht van zichzelf en andere dienstknechten van God afwendde door te zeggen: „Noch hij die plant [is] iets . . ., noch hij die begiet, maar God, die het wasdom geeft” (1 Kor. 3:7). Deze brief aan de Korinthiërs onthult ook dat de opzieners van de Korinthische gemeente herinnerd moesten worden aan bepaalde vereisten van Gods wet waaraan zij niet de hand hielden. Hoofdstuk 5 toont aan dat er in de gemeente sprake was van hoererij zonder dat er handelend was opgetreden. Er is geen verslag voorhanden waaruit blijkt dat Paulus wilde dat alle opzieners aldaar als gevolg van hun tekortkoming ongeschikt werden verklaard of uit hun toewijzing in de gemeente werden verwijderd. Paulus onderrichtte hen veeleer dat zij niet in het gezelschap moesten verkeren van iemand, een broeder genoemd, die Gods wet overtrad, en de goddeloze man uit hun midden moesten verwijderen. Paulus was geduldig met hen en schonk hun de gelegenheid om hun herderlijke werk te verbeteren en zichzelf te corrigeren. Dit wil echter niet zeggen dat een opziener of dienaar in de bediening nooit een dienstvoorrecht zal verliezen. Als hij zich definitief ontrouw heeft betoond of laakbaar is geworden, zal hij worden gediskwalificeerd.

EEN VERENIGENDE DIENST

13. Hoe dient een opziener zijn verantwoordelijkheid te bezien?

13 Een opziener draagt een zware verantwoordelijkheid. Het is evenwel een vreugdevolle verantwoordelijkheid — een groot voorrecht! Wanneer hij zijn verantwoordelijkheid aldus beziet, zal dit ertoe bijdragen dat de vracht lichter wordt. Houd in gedachten dat de „voortreffelijke herder” ons zegt: „Mijn juk is weldadig en mijn vracht is licht” (Matth. 11:30). Zo bezag Jezus het. Zijn onderherders, die samen met Jezus onder één juk gebracht zijn om overeenkomstig zijn voorbeeld Jehovah’s wil te doen, dienen hier net zo over te denken. Veel hangt af van het feit of men de belangrijkste dingen wel ’de eerste plaats toekent’. — Matth. 6:33.

14. Wat was Jezus’ belangrijkste werk, en waarin leidde hij zijn discipelen op?

14 Laten wij eens wat nauwgezetter Jezus’ voorbeeld beschouwen. Wat was zijn belangrijkste werk op aarde? Toen Johannes de Doper werd gearresteerd en in de gevangenis werd geworpen, ging Jezus naar Galiléa en begon hij zijn dienst daar te verrichten. „Van die tijd af begon Jezus te prediken en te zeggen: ’Hebt berouw, want het koninkrijk der hemelen is nabijgekomen’” (Matth. 4:17). De prediking van het Koninkrijk was Jezus’ belangrijkste werk. En dat vormde ook het belangrijkste werk waarvoor hij zijn discipelen opleidde (Luk. 8:1; 9:1, 2; 10:1, 8, 9). Tegen het eind van zijn dienst op aarde zei hij tegen Pilatus: „Hiertoe ben ik geboren en hiertoe ben ik in de wereld gekomen, om getuigenis af te leggen van de waarheid” (Joh. 18:37). Dienen onderherders, die met Jezus onder één juk zijn gebracht, zich soms minder dan dit ten doel te stellen?

15, 16. (a) Ten aanzien van welke problemen van opzieners moeten allen begrip tonen? (b) Welke zegeningen kunnen het gevolg zijn wanneer opzieners de verantwoordelijkheden met betrekking tot evangelisatiewerk, herderlijk werk en het geven van onderwijs met elkaar in evenwicht brengen?

15 Voor veel opzieners vormt dit echter een probleem, en dit is heel begrijpelijk. Het kost zoveel tijd om zich van gezinsverantwoordelijkheden te kwijten en herderlijke bezoeken af te leggen dat het moeilijk is om gelegenheden te vinden om ijverig de leiding te nemen in het van-huis-tot-huiswerk en andere activiteiten in het veld. Zou er echter toch niet een redelijk evenwicht tot stand gebracht kunnen worden tussen evangelisatiewerk, herderlijk werk en het geven van onderwijs? (Ef. 4:11) Indien een opziener zich voorneemt om geregeld met een dienstgroepje aan het evangelisatiewerk deel te nemen, beschouw dan eens welke andere activiteiten hiermee verbonden kunnen worden: Vaak zal de opziener zijn eigen gezin met hem in deze dienst kunnen meenemen, waardoor hij hun, te zamen met anderen in het groepje, een praktische opleiding kan geven. Er kan veel vreugde geput worden uit een geregelde, gezamenlijke gezinsdeelneming aan de dienst, en dit kan voor anderen een voorbeeld vormen om aldus eveneens vreugde te vinden.

16 Hoe staat het met het brengen van herderlijke bezoeken? Als een opziener van de dienst terugkomt, kan hij zich ten doel stellen bij iemand of een gezin een bezoekje te brengen, en ongetwijfeld zal het vertellen van pas opgedane ervaringen uit het veld een stimulerende uitwerking hebben. Sommigen hebben ook korte bezoekjes gebracht als zij van hun wereldse werk naar huis teruggingen. Als de bezoekjes goed worden gepland, behoeven ze niet te veel inbreuk te maken op evangelisatietijd. Opzieners kunnen thans hetzelfde zeggen als de apostel Paulus: „Indien ik nu het goede nieuws bekendmaak, is dat geen reden voor mij om te roemen, want de noodzaak is mij opgelegd. Werkelijk, wee mij indien ik het goede nieuws niet zou bekendmaken!” (1 Kor. 9:16) Hoe verkwikkend is het voor een christen om het goede nieuws actief te blijven bekendmaken, en hoe waardeert de kudde zulk een voortreffelijk voorbeeld van de zijde van de opziener!

17. Hoe verrichtte Jezus zijn dienst?

17 Allen die als ’evangeliepredikers, herders en leraren’ dienst verrichten, kunnen veel leren van de wijze waarop Jezus zijn dienst verrichtte. Hij maakte het Koninkrijk bekend waar hij maar mensen aantrof. Thans doen wij dit voornamelijk van huis tot huis. Merk echter op hoe Jezus zijn openbare onderwijs combineerde met het geven van particulier onderricht aan zijn discipelen. Bij een zekere gelegenheid ging Jezus aan boord van een boot en sprak hij grote menigten toe die op het strand bijeengekomen waren. „Toen vertelde hij hun vele dingen door middel van illustraties.” Nadat hij de illustratie van de zaaier had verteld, vroegen zijn discipelen hem waarom hij door middel van illustraties sprak. Hij beantwoordde hun vraag derhalve toen hij alleen met hen was. Vervolgens sprak Jezus vele andere dingen „tot de scharen door middel van illustraties”. Toen hij naderhand ’het huis was binnengegaan’, kwamen de discipelen opnieuw naar hem toe, waarna hij hen hielp zijn onderwijs te ’begrijpen’. — Matth. 13:1-3, 10, 11, 34-36, 51.

18. Welke voordelen kunnen uit een op het veld georiënteerde dienst van opzieners voortspruiten?

18 Jezus’ dienst was dus op het veld georiënteerd. Veel opzieners in deze tijd dienen in staat te zijn een overeenkomstig patroon te volgen. Wanneer zij met een groep in de velddienst uittrekken, kunnen zij verschillende verkondigers vergezellen wanneer zij met mensen aan de deur spreken. Dit kan de groep bijzonder aanmoedigen. Wanneer zij met verschillende personen samenwerken, kunnen zij er belangstelling voor tonen het hoe en waarom van situaties waaraan zij aan de deur het hoofd moeten bieden, uit te leggen, en hun aantonen hoe zij plaatselijke problemen kunnen overwinnen. Verder kunnen er zich gelegenheden voordoen, vooral wanneer zij hun dienst beëindigen, om vragen te bespreken die personen misschien hebben. Terwijl opzieners aldus het enthousiasme van de groep voor het evangelisatiewerk opbouwen, kunnen zij terzelfder tijd aandacht schenken aan het herderlijke werk en het geven van onderwijs.

19. Welk in het oog springende voorbeeld gaf Jezus als de „voortreffelijke herder”?

19 In Johannes 10:3, 4 lezen wij over de „voortreffelijke herder”: „Hij roept zijn eigen schapen bij de naam en leidt ze naar buiten. . . . hij [gaat] vóór ze uit, en de schapen volgen hem, omdat ze zijn stem kennen.” Evenzo kunnen onderherders in deze tijd bijzonder waardevolle aanmoediging geven als zij de kudde in de Koninkrijksdienst voorgaan, waarbij zij op liefdevolle wijze aandacht schenken aan de behoeften van de afzonderlijke personen in de dienstgroep en er een vriendelijke belangstelling voor tonen om iedereen op te bouwen, zodat allen hun bekwaamheden om het goede nieuws te prediken en te onderwijzen, kunnen vergroten. Jezus zelf heeft een in het oog springend voorbeeld gegeven van zulk een dienst voor de kudde. — Ps. 40:9.

20. (a) Waarom dient de kudde niet kritisch te zijn met betrekking tot de opzieners? (b) Hoe kunnen leden van de kudde het liefdewerk van de opzieners loyaal ondersteunen?

20 Af en toe kan een groot gedeelte van de tijd van de opzieners worden opgeëist door problemen die niet veronachtzaamd mogen worden. Niemand dient kritisch te zijn met betrekking tot opzieners als deze problemen hen af en toe beletten anderen in de Koninkrijksdienst voor te gaan. De gehele kudde heeft waardering voor hun liefdewerk. Alle gemeenteleden beseffen dat de opzieners er moeite voor doen een juist evenwicht te bewaren tussen hun werk als evangelieprediker, herder en leraar. Wanneer de omstandigheden dit toelaten, zijn zij er heel blij om wanneer de opzieners hun voortdurende metgezellen zijn in het evangelisatiewerk. Vaak kunnen dienaren in de bediening en anderen in de gemeente de lading verantwoordelijkheid van de opzieners verlichten door zorg te dragen voor details van het werk of andere verantwoordelijkheden die niet speciaal door een opziener behartigd behoeven te worden. Dienaren in de bediening en andere assistenten die de opzieners loyaal terzijde staan, en die bijspringen waar dit maar mogelijk is, vormen een grote zegen in de gemeente. — Ps. 149:1.

21. Wat zal verenigde dienst in het ’spreken van de waarheid’ tot gevolg hebben?

21 Wanneer opzieners, dienaren in de bediening en alle anderen in de gemeente zich aaneensluiten om in de Koninkrijksdienst en onder elkaar ijverig ’de waarheid te spreken’, en wanneer de gehele gemeente in elk detail samenwerkt ten einde de Koninkrijksprediking en het werk dat erin bestaat discipelen te maken te bevorderen, zullen allen inderdaad „door liefde opgroeien in alle dingen in hem die het hoofd is, Christus”. — Ef. 4:15.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen