Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w57 15/7 blz. 334-335
  • Vragen van lezers

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Vragen van lezers
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1957
  • Vergelijkbare artikelen
  • Waar de mens eeuwig kan leven
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1959
  • Hoeveel hemelen zijn er?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1957
  • Zal de aarde vernietigd worden?
    Vragen over de Bijbel
  • Hemel
    Hulp tot begrip van de bijbel
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1957
w57 15/7 blz. 334-335

Vragen van lezers

● Waarom geloven Jehovah’s getuigen, hoewel de bijbel toch verklaart dat de aarde zal verbranden, dat menselijke schepselen eeuwig op aarde zullen wonen?

Er staat inderdaad in de bijbel: „De hemelen, die nu zijn, en de aarde, zijn door hetzelfde woord als een schat weggelegd, en worden ten vure bewaard tegen den dag des oordeels, en der verderving der goddeloze mensen.” Er staat echter ook dit in: „De aarde staat in der eeuwigheid.” Alhoewel deze verklaringen tegenstrijdig schijnen te zijn, blijkt dit, wanneer ze goed begrepen worden, niet het geval te zijn. — 2 Petr. 3:7; Pred. 1:4.

Er staat in 2 Petrus 3:5-7 (NW) over de houding van spotters in de laatste dagen: „Want, overeenkomstig hun wens, ontgaat dit feit hun aandacht, dat er in de oudheid hemelen waren en een aarde door het woord Gods compact staande in water en te midden van water, waardoor de toenmalige wereld werd vernietigd toen ze met water werd overstroomd. Door hetzelfde woord worden echter de hemelen en de aarde van thans ten vure weggelegd en bewaard tot de dag des oordeels en van de vernietiging der goddeloze mensen.”

De apostel Petrus duidt hier op de vloed in Noachs tijd en zegt dat de „toenmalige” hemelen en aarde door het water vernietigd werden. De vloedwateren vernietigden echter noch de letterlijke hemelen noch de letterlijke planeet de aarde, want die zijn er thans nog. Wat werd er dan wel vernietigd? Satans demonische samenstel of regeling over de mensen en de goddeloze volkeren op aarde, werd door de „hemelen” en de mensen en volkeren door de „aarde” gesymboliseerd. Zo wordt ons verteld dat ’de ganse aarde het aangezicht van Sálomo zocht, om zijn wijsheid te horen.’ De aarde heeft geen oren om te horen, maar het waren mensen die naar Salomo kwamen luisteren. „Dat de hemelen zich verblijden, en de aarde zich verheuge,” schreef de psalmist, en hij bedoelde hier de bewoners van hemel en aarde. — 1 Kon. 10:24; Ps. 96:11.

„De hemelen en de aarde van thans,” die voor de vernietiging worden bewaard, zijn dus de onzichtbare goddeloze hemelen van Satan en zijn demonen en de goddeloze volkeren der aarde. Over deze boze hemelen en aarde staat in Openbaring 20:11 (NW) opgetekend: „Van voor hem vloden de aarde en de hemel weg, en er werd geen plaats voor ze gevonden.” Hierna zullen de „nieuwe hemelen en een nieuwe aarde” komen, „die wij overeenkomstig zijn belofte verwachten, en hierin zal rechtvaardigheid wonen.” Dit betekent niet dat wij een nieuw sterrengewelf boven ons zullen krijgen, maar nieuwe symbolische hemelen, Christus en zijn medeërfgenamen, regerend vanuit de hemel; niet een nieuwe planeet onder onze voeten, maar een nieuwe symbolische aarde, gehoorzame mensen, toegewijd aan rechtvaardigheid. Tussen twee haakjes, wanneer de aarde die zal verbranden, letterlijk zou zijn, zouden de hemelen welke tezamen met de aarde in rook zullen opgaan, dit ook moeten zijn; hoe zullen zij die van dit vuur gered hopen te worden en naar de hemel hopen te gaan, dan nog bevrijd worden? — 2 Petr. 3:13, NW.

Daar de hemelen en de aarde die door vuur vernietigd zullen worden, precies als de in de Vloed vernietigde hemelen en aarde, symbolisch zijn, is de bijbel niet in tegenspraak met zich zelf wanneer er staat dat de letterlijke ’aarde in der eeuwigheid staat,’ en wanneer de aarde eeuwig zal blijven bestaan, zal ze ook eeuwig worden bewoond, want „alzo zegt de HERE [Jehovah], Die de hemelen geschapen heeft, die God, Die de aarde geformeerd, en Die ze gemaakt heeft; Hij heeft ze bevestigd, Hij heeft ze niet geschapen, dat zij ledig zijn zou, maar heeft ze geformeerd opdat men daarin wonen zou: Ik ben de HERE [Jehovah], en niemand meer.” — Jes. 45:18.

● Hoe kan men met het oog op hetgeen Jezus in Johannes 10:30 zegt, „Ik en de Vader zijn één,” de drieëenheidsleerstelling doeltreffend weerleggen?

Jezus bedoelde hiermee niet dat hij en zijn Vader tezamen één God uitmaken, dat ze aan elkaar gelijk en gelijk in eeuwigheid zijn. Wanneer u zoals drieëenheidsaanhangers beweert dat Jezus dit wel bedoelde, moet u ook geloven dat al Christus’ volgelingen God worden: „Ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor degenen, die door hun woord in Mij geloven zullen. Opdat zij allen één zijn, gelijkerwijs Gij, Vader, in Mij, en Ik in U, dat ook zij in Ons één zijn.” Precies zoals Jezus één met God is, zijn Jezus’ volgelingen één met God. Zij vormen een eenheid in geloof, voornemen en werk. De bijbel zegt dat de een plant en de ander water geeft om toename te krijgen, en omdat beiden met hetzelfde doel voor ogen werken, staat er dan: „En die plant, en die nat maakt, zijn één.” In deze zin zijn God en Jezus en Jezus’ volgelingen één. — Joh. 17:20, 21; 1 Kor. 3:8.

Jezus ’overwoog,’ voordat hij naar de aarde kwam, toen hij nog als geestelijk schepsel in de hemel was, en, de gedaante van een geest bezittend, in Gods gedaante bestond, ’geen wederrechtelijke toeëigening, namelijk, gelijk God te zijn.’ Toen hij als de mens Jezus op aarde verbleef, zei hij dat hij niet gelijkstond met zijn Vader: „De Vader is groter dan ik.” Na zijn opstanding en terugkeer naar de hemel als een geestelijk schepselen nadat hij aldaar geregeerd zal hebben, „zal de Zoon zelf zich ook onderwerpen aan degene die alles aan hem onderwierp, opdat God voor iedereen alles moge zijn.” Voordat Jezus dus naar de aarde kwam en toen hij op aarde was, en nadat hij naar de hemel was teruggekeerd, stond hij onder Jehovah, staat dit nog en zal het ook altijd. „God is . . . het hoofd van de Christus.” Christus en God zijn niet, zoals trinitariërs betogen, gelijk aan elkaar. — Fil. 2:6; Joh. 14:28; 1 Kor. 15:28; 11:3, NW.

Zij zijn ook niet gelijk in eeuwigheid, zoals aanhangers van de drieëenheidsleer zeggen. Van Jehovah staat er geschreven: „Ja, van eeuwigheid tot eeuwigheid zijt Gij God.” Hij wordt „de Hoge en Verhevene, Die in de eeuwigheid woont” en „een eeuwig Koning” genoemd. Daarom is hij niet geboren, werd hij niet geschapen, had hij geen begin. Dit kan echter niet van Jezus Christus worden gezegd, want hij wordt „de eerstgeborene der gehele schepping,” „het begin der schepping door God” genoemd. — Ps. 90:2; Jes. 57:15; Jer. 10:10; Kol. 1:15, 16; Openb. 3:14, NW.

Men dient echter het volgende, vaak over het hoofd geziene punt, in gedachten te houden: de drieëenheidsleer zegt dat God, Christus en de heilige geest drie personen zijn die de ene ware God uitmaken. Dat betekent drie in één. Johannes 10:30 spreekt van slechts twee die één zijn. Dat heeft dus niets met de drieëenheid, de leerstelling van drie-in-één, te maken. Alleen 1 Johannes 5:7 in de Statenvertaling en de Petrus Canisiusvertaling kan zo worden uitgelegd dat ze een ondersteuning voor genoemde leer vormt, en deze tekst is onecht en wordt uit de meeste moderne bijbelvertalingen weggelaten. Geen enkele authentieke bijbeltekst vormt een ondersteuning voor de drieëenheidsleer.

● Hierbij zend ik u een krantenknipsel uit de Milwaukee Journal van 10 januari 1957. Het is een foto van Jordaanse herders die hun kudde naar de weiden in de bergen rondom Jeruzalem brengen. Het is een foto van United Press en het lijkt wel of dit het argument dat Christus niet in de winter geboren kan zijn, teniet doet. — B.B., Verenigde Staten.

Andere brieven met soortgelijke opmerkingen hebben wij ook ontvangen, waarin dan werd gezegd dat gezien het Palestijnse klimaat de mededeling dat de schapen ’s nachts buiten waren er geen bewijs voor is dat Jezus niet op 25 december is geboren. Men gelieve echter wel op te merken dat alhoewel de kudde in het regenseizoen naar de weiden genomen kan worden, wanneer het weer dit ten minste toelaat, dit toch niet overeenstemt met de in Lukas 2:8 vermelde omstandigheden; daar staat namelijk dat de herders ’s nachts de wacht hielden over hun kudde; dat zij behoorlijk ver van hun schaapskooi thuis verwijderd waren en dag en nacht bij de kudden buiten op het veld verbleven. In het regenseizoen zou dat niet het geval zijn, want dan was het weer onbestendig.

Dr. Clarke zegt hierover:

„De joden waren gewoon hun schapen omstreeks de paschatijd naar de woestijnvlakten te sturen om ze dan tegen het begin van de eerste regen weer naar huis te leiden; in de tijd dat zij buiten waren, waakten de herders dag en nacht bij ze. Wanneer het pascha in de lente viel en de eerste regen al vroeg in de maand marchesvan, ten dele overeenkomend met onze maanden oktober en november, kwam, bemerken wij dat de schapen de gehele zomer buiten werden gelaten. Daar deze herders hun kudde nog niet naar huis hadden geleid, ligt het voor de hand dat oktober nog niet was begonnen en dat onze Heer dientengevolge niet op 25 december was geboren, wanneer er geen kudden meer in de velden waren; evenmin kon hij later dan september zijn geboren, daar de kudden ’s nachts nog steeds in de velden waren. Daarom dient men de geboortedatum niet in december te laten vallen. Dat de kudden ’s nachts in de velden weidden, is een chronologisch feit waardoor geweldig veel licht op dit veel betwiste punt wordt geworpen” (Clarke’s Commentary, deel 5, blz. 370). In McClintock and Strong’s Cyclopaedia treft u een soortgelijk argument aan en daarin wordt verder opgemerkt dat het bevel tot de volkstelling, niet het brengen der belasting, „waardoor men moest reizen (Lukas 2:2 e.v.), in dit jaargetijde niet uitgevaardigd zou zijn.” — Deel 4, blz. 877.

Dat er dus in de wintermaanden schapen grazen in Palestina bewijst dus in het geheel niet dat Jezus wel in december geboren kon zijn, want waar het hier om gaat, is dat de kudden en de herders dag en nacht buiten bleven. Wij kunnen onder andere geholpen worden Jezus’ geboorte op 1 oktober te bepalen, doordat wij weten dat de vader van Johannes de Doper, een priester uit de afdeling van Abia, maanden voor Jezus’ geboorte vader werd, en dat Jezus de onder het wetsverbond gebrachte offers hun kracht ontnam door midden in de zeventigste week gedood te worden, zoals in de in Daniël 9:24-27 opgetekende profetie was voorzegd. Zie voor details The Watchtower, van 1954, de bladzijden 382 en 383; „Dit betekent eeuwig leven”, hoofdstuk 8.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen