’Houd de tegenwoordigheid van de dag van Jehovah goed in gedachten’
„Wat voor soort van mensen behoort gij dan wel te zijn . . ., verwachtende en goed in gedachten houdende de tegenwoordigheid van de dag van Jehovah.” — 2 Petr. 3:11, 12.
1. Wat is de „dag van Jehovah”, en waarom dienen wij er thans ernstig aandacht aan te schenken?
ER NADERT een tijd van afrekening voor de gehele mensheid. Het is een tijd waarin het goddelijke oordeel aan de goddelozen zal worden voltrokken en ook een tijd van bevrijding voor de rechtvaardigen. Alle mensen die dan leven, zullen ter verantwoording worden geroepen voor de wijze waarop zij hun leven hebben gebruikt — met zelfzuchtige minachting voor de wil van God en het welzijn van hun medemensen of met liefdevolle gehoorzaamheid aan God en onzelfzuchtige belangstelling voor medemensen. Omdat het een tijd van afrekening van de zijde van God zal zijn, wordt de komende tijdsperiode in de bijbel de „dag van Jehovah” genoemd. Wij dienen er alle belangstelling voor te hebben. — Zef. 2:2, 3.
2, 3. Tot het hebben van welke geesteshouding met betrekking tot de „dag van Jehovah” spoorde Petrus alle christenen aan?
2 Hebt u de tegenwoordigheid van de dag van Jehovah goed in gedachten? Blijft u die in gedachten houden? Is ze werkelijkheid voor u? De apostel Petrus stond er zo tegenover, en hij moedigde alle christenen ertoe aan dezelfde geesteshouding te bezitten, want hij schreef in 2 Petrus 3:11-13: „Aangezien al deze dingen aldus ontbonden zullen worden, wat voor soort van mensen behoort gij dan wel te zijn in heilige gedragingen en daden van godvruchtige toewijding, verwachtende en goed in gedachten houdende de tegenwoordigheid van de dag van Jehovah, waardoor de hemelen brandende ontbonden zullen worden en de elementen, intens heet, zullen smelten! Maar er zijn nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, die wij overeenkomstig zijn belofte verwachten, en daarin zal rechtvaardigheid wonen.”
3 Houdt u deze vurige dag van Jehovah goed in gedachten? Is deze dag zo werkelijk voor u dat u hem duidelijk en onmiddellijk voor u ziet? Volgens de Kingdom Interlinear Translation heeft de uitdrukking „goed in gedachten houdende” de betekenis van „verhaastende”. Wij dienen deze dag dus niet te verlangzamen, dat wil zeggen, hem niet te beschouwen als iets dat nog in het verre verschiet ligt; wij dienen hem niet uit te stellen.
4. Waarom zou het ernstige schade voor ons tot gevolg hebben als wij Jehovah’s dag niet goed in gedachten zouden houden?
4 Het is voor alle christenen, te allen tijde, noodzakelijk deze houding aan de dag te leggen, ongeacht wanneer Jehovah’s „dag” aanbreekt. Waarom? De apostel Paulus antwoordt: „Want het toneel van deze wereld is bezig te veranderen” (1 Kor. 7:31). Het is als het steeds wisselende decor op een toneel, dat, hoewel misschien betoverend mooi, spoedig zal worden opgevolgd door een ander decor, met een andere omlijsting en andere acteurs, zodat niets van blijvende aard is (Pred. 1:4). Waarom zal een christen die de hoop heeft eeuwig in een blijvende wereld van werkelijke waarde te leven, zijn tijd en energie derhalve besteden aan iets dat voorbijgaat en verdwijnt? In 1 Johannes 2:17 staat: ’Deze wereld gaat voorbij.’ Ze zal weldra geheel uit het beeld verdwijnen, voor altijd. Gelooft u dat?
DE HOUDING VAN DE APOSTELEN
5, 6. Hoe gaven de apostelen door hun houding jegens Christus en zijn koninkrijk ons een voortreffelijk voorbeeld?
5 Als wij waakzaam blijven en afgestemd op wat Jehovah aan het doen is, zullen wij voortdurend grootse zegeningen ervaren. Wij verkeren daarentegen in gevaar als wij een sceptische houding ontwikkelen ten aanzien van de dingen die ons onder de aandacht worden gebracht door de „getrouwe en beleidvolle slaaf” — dat samengestelde christelijke lichaam door middel waarvan Jezus Christus geestelijk voedsel verschaft voor zijn discipelen. Mogelijk verkeren wij dan in een situatie gelijkend op die van achterblijvers in een leger colonne, personen die gemakkelijk door de vijand kunnen worden uitgeschakeld. — Matth. 24:45.
6 De houding van Christus’ apostelen werd gekenmerkt door het verlangen niets te willen missen van alles waarin God zou voorzien. Toen zij Jezus vroegen: „Wat zal het teken zijn van uw tegenwoordigheid?” wisten zij niet dat zijn toekomstige tegenwoordigheid onzichtbaar zou zijn (Matth. 24:3). Zelfs na zijn opstanding vroegen zij nog: „Heer, herstelt gij in deze tijd het koninkrijk voor Israël?” (Hand. 1:6) Zij zagen uit naar een zichtbaar herstel van het koninkrijk. Uit hun vraag bleek evenwel dat zij Gods koninkrijk in handen van Christus goed in gedachten hielden als was deze nabij. Zij zagen ernaar uit officieel deel uit te maken van dat koninkrijk. Zij waren niet als de ongelovige joden, die Jezus zichtbaar in het vlees in hun midden zagen en toch niet erkenden dat hij de beloofde Messías was, dat ’het koninkrijk Gods zich in hun midden’ bevond (Luk. 17:21). Jezus beschikte over alle bewijsstukken van zijn messianiteit. Hij kwam op de wijze zoals de Schrift had voorzegd. Maar die joden aanvaardden hem niet. Zij struikelden over hem. Waarom?
7, 8. Waarom aanvaardden de schriftgeleerden en Farizeeën Jezus niet als de beloofde Messías?
7 Zij waren trots en materialistisch. Zij hadden de lof en goedkeuring van mensen meer lief dan de lof en goedkeuring van God. Jezus zei hun duidelijk: „Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars! want gij gelijkt op witgekalkte graven, die van buiten weliswaar mooi schijnen, maar van binnen vol doodsbeenderen en allerlei onreinheid zijn. . . . [Gij schijnt] rechtvaardig voor de mensen, maar van binnen zijt gij vol huichelarij en wetteloosheid” (Matth. 23:27, 28). Hij zei tot zijn discipelen dat die religieuze leiders al hun werken deden om door de mensen gezien te worden; zij waren gesteld op de voorste plaatsen en begeerden openbaar huldebetoon. Zij hadden geld lief, maar zij hadden geen liefde voor God. — Luk. 16:14.
8 Deze houding maakte het voor de joodse geestelijken onmogelijk Jezus als de Messías te aanvaarden. Ofschoon Christus in het vlees was en vlak voor hun ogen de meest wonderbaarlijke genezingen verrichtte, waren zij als met blindheid geslagen. In deze geestes- en hartetoestand raakten zij teleurgesteld in Jezus, doordat hun zelfzucht hen ertoe bracht naar de verkeerde dingen uit te zien, volgens de maatstaven van de wereld. — Joh. 5:39-44; Jes. 8:14, 15; Matth. 13:57.
9. Welke invloed zou het op onze geestesgesteldheid hebben als wij in onze geest en in ons hart de tegenwoordigheid van de dag van Jehovah uitstelden?
9 Wij in deze tijd dienen niet materialistisch te worden zoals zij. Het is buitengewoon gevaarlijk onszelf in een slaperige, apathische toestand te laten wegzakken en in onze geest en ons hart de tegenwoordigheid van de vurige dag van Jehovah ’uit te stellen’. Als wij dat doen, zullen wij Gods leiding, zijn richtlijnen voor ons, niet onderscheiden. Wij zullen hem niet leren kennen en zodoende geen waardering voor zijn voortreffelijke eigenschappen hebben. Ten gevolge van een slaperige houding zullen wij niet duidelijk zien wat er in de dienst van God moet worden gedaan. Wij zullen niet altijd ’klaar’ zijn of willen dat die dag komt. Wij zullen onevenwichtig zijn en daardoor mogelijk onverhoeds overvallen worden wanneer die „dag” aanbreekt. — 1 Thess. 5:2-5.
WAAR DE TOESTANDEN IN DE WERELD OP WIJZEN
10. (a) Hoe wordt onze tijd door de bijbelse chronologie gekenmerkt? (b) Hoe bezien wereldleiders de kritieke situatie waar wij tegenover staan?
10 Onbetwistbaar blijkt uit de bijbelse chronologie dat de tijd waarin wij leven, van uitermate groot belang is. De „bestemde tijden der natiën”, die zich uitstrekken van 607 v.G.T. tot 1914 G.T., zijn geëindigd (Luk. 21:24). Binnenkort zal zesduizend jaar menselijke geschiedenis voltooid zijn. In het licht van deze feiten is hetgeen wij in de wereld zien gebeuren, bijzonder betekenisvol. In de richting van welke conclusie wijzen de wereldtoestanden? Ze getuigen sterk van de nabijheid van het einde. Zo hebben zelfs de wereldleiders thans, voor het eerst, wereldvernietiging als een reële mogelijkheid onder de ogen gezien. Zij zijn het erover eens dat een totale nucleaire oorlog zoveel dood en verderf zou zaaien dat er geen overwinnaars, alleen maar verliezers, uit de strijd te voorschijn zouden komen. Velen, vooral geleerden, zeggen evenwel dat de wereldomvattende vervuiling van het milieu en ook de „bevolkingsexplosie”, plus wat daarmee gepaard dreigt te gaan, zoals wijdverbreide honger, ziekten en onrust, een nog veel groter gevaar vormen. In de Washington Post stond het volgende bericht: „Plotseling zijn invloedrijke mannen in diverse landen — de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Frankrijk, Duitsland, Italië, Zweden, Tsjechoslowakije, de Sovjet-Unie, India en Japan — zich ervan bewust geworden dat er een gevaar dreigt zoals de mens nog niet heeft meegemaakt.” Deze mannen erkennen dat de mensheid de dreigende crisissen mogelijk nog wel zou kunnen overleven als ze zich één voor één voordeden, maar niet als ze allemaal tegelijk, of zelfs als verscheidene ervan tegelijk, zouden toeslaan. Op elk terrein — oorlog, bevolkingsgroei, ecologie, misdaad, honger, ziekten en onrust — kan een vernietigingsramp de mensheid overvallen, terwijl de mogelijkheid aanwezig is dat alle terreinen tegelijk worden getroffen.
11. (a) Waarom is het onredelijk te verwachten dat de technologie de problemen oplost? (b) Waarom zal de vernietiging van de wereld niet uit de bronnen komen die mensen vrezen? (c) Wanneer zal de „grote verdrukking” blijkens de bijbel komen?
11 Hoewel sommigen beweren dat de moderne technologie de problemen kan en ook zal oplossen, is het niet ten onrechte als men zich afvraagt wat de technologie op het ogenblik doet. Heeft ze geen aandeel gehad aan de verslechtering van de situatie op aarde, in het bijzonder op het terrein van oorlog en vervuiling? En zelfs al zou de technologie deze problemen kunnen oplossen, zal ze dat dan ook werkelijk doen? Neen, er bestaat te veel zelfzucht onder de mensen en er staan te veel zelfzuchtige belangen op het spel dat men erin zou kunnen slagen een eind aan de slechte situatie te maken. Toch zal de voorzegde vernietiging niet afkomstig zijn uit de bronnen die de mensen vrezen. Het huidige samenstel van deze wereld zal niet uit zichzelf in elkaar storten. Nu het zonneklaar is dat dit stelsel volledig heeft gefaald, is Jehovah’s eigen tijd nabijgekomen om het te verdelgen. De tijd hiervoor heeft hij lang geleden duidelijk in zijn Woord aangegeven. Onloochenbaar wijst de bijbel naar het jaar 1914 G.T. als de tijd waarin het „koninkrijk der wereld” het koninkrijk van de Here God en van zijn Christus werd. Voordat het toen levende geslacht volledig van het toneel zal zijn verdwenen, zal de „grote verdrukking” losbarsten. — Openb. 11:15; Dan. 4:10-17; Matth. 24:21, 34.
12. Uit welke ontwikkeling blijkt dat de invloed van de wereldse religie op veel plaatsen afneemt?
12 Ook de gebeurtenissen op godsdienstig terrein hebben de intense belangstelling van onderzoekers van Gods Woord. Veel geestelijken zeggen het priesterschap en de bediening vaarwel, terwijl kerken sluiten. De voortekenen van de vernietiging van de wereldreligie bestaan evenwel niet slechts in het sluiten van kerken, de op veel plaatsen voorkomende sterke achteruitgang in het aantal kerklidmaten en het uittreden van geestelijken, alsof de wereldreligie uit zichzelf zou ineenstorten. Er is veel meer bij betrokken.
13. Wat leidde in 70 G.T. tot de verwoesting van Jeruzalem en zijn religieuze stelsel?
13 Schenk eens aandacht aan het volgende: Wat wekte in werkelijkheid Gods woede tegen de joden op, hetgeen ertoe leidde dat Jeruzalem en zijn religieuze stelsel in het jaar 70 G.T. werd verwoest? Het was hun verwerping van Gods Woord (waardoor zij tot allerlei vormen van morele ontaarding vervielen) en niet te vergeten hun verachting van Gods Zoon als de Messías, plus het feit dat zij er de voorkeur aan gaven op Caesar in plaats van op hem te vertrouwen (Matth. 15:1-9; Joh. 19:14-16). Jeruzalems einde was volledig verdiend. Zijn de geestelijken van de christenheid in deze tijd ook maar in enig opzicht beter? Neen, zij zijn de tegenhangers van die corrupte religieuze leiders van het Jeruzalem uit de oudheid.
14. Hoe is het feit dat de geestelijken de bijbel als Gods geïnspireerde Woord hebben verworpen van invloed geweest op hun opvatting omtrent de moraal?
14 Ook zij hebben de bijbel als Gods geïnspireerde Woord verworpen. In sommige gevallen hebben zij gedeelten ervan zelfs openlijk als „mythen” betiteld. Dat is echter niet alles. Schenk eens aandacht aan de volgende greep uit vele krantekoppen van gelijke strekking die in de loop van de tijd in de openbare pers zijn verschenen: Uit Australië: „Geestelijke dringt bij Kerk aan op inzegening van homoseksuelen.” Uit New York: „Is homoseksualiteit zonde? Episcopale priesters zeggen: Neen.” Uit Zweden: „Minder strenge seksuele voorschriften, zeggen geestelijken.” Uit Londen: „Bisschop wil seks op 14-jarige leeftijd wettigen.” Dit gebeurt er nu als mensen Gods Woord de rug toekeren.
15. Op welke manieren hebben de geestelijken van de christenheid hun verwerping van Gods Messiaanse koninkrijk gedemonstreerd?
15 Tevens mag hun verwerping van Gods Messiaanse koninkrijk in de handen van zijn Zoon niet vergeten worden. Evenals de Farizeeën, hebben de geestelijken van de christenheid hun vertrouwen gesteld in de regeringen van mensen. Zij zijn aanwezig om te bidden wanneer presidenten en koningen in hun ambt worden geïnstalleerd. Aalmoezeniers zegenen de troepen die in de oorlog gaan. En zij wijzen met graagte op de organisatie der Verenigde Naties als het middel waardoor de mensheid de vrede en zekerheid zal verkrijgen die alleen Gods Messiaanse koninkrijk kan brengen.
16. Welke dingen die veel ernstiger zijn dan alleen maar de achteruitgang in kerkbezoek, maken het dus zeker dat de vernietiging van de christenheid ophanden is?
16 Dit zijn slechts enkele proeven van de zondige handelwijze die de religies van de christenheid hebben gevolgd. Ze hebben de naam van God en Christus ten zeerste gelasterd en hebben getracht de ware aanbidding van Jehovah God van de aardbodem uit te roeien. Deze dingen maken het zeker dat de vernietiging van de christenheid ophanden is.
VERDERE BEWIJZEN DAT DE ’DAG’ NABIJ IS
17-19. (a) Waar vinden wij nog meer het bewijs dat de „dag van Jehovah” nabij is? (b) Wat zijn enkele van de ontwikkelingen onder Gods volk waaruit blijkt dat de komst van Gods nieuwe ordening zeer nabij is?
17 Er bestaat geen twijfel over dat de wereldtoestanden erop wijzen dat de „tegenwoordigheid van de dag van Jehovah” nabij is. Maar dat is niet het enige bewijs. Wij kunnen ook duidelijke bewijzen van de nabijheid ervan vinden in datgene wat er in Gods ware christelijke gemeente gebeurt — door wat Jehovah met betrekking tot zijn volk doet. Als gevolg van de wijze waarop God in de afgelopen jaren met zijn volk heeft gehandeld, kan de nieuwe ordening van rechtvaardigheid nu van zo nabij worden waargenomen dat wij haar vlak voor onze ogen vorm kunnen zien aannemen.
18 Overdenk nog eens de volgende ontwikkelingen: In organisatorische zin zijn de gemeenten van Jehovah’s volk nu, door de regeling van ouderlingen en dienaren in de bediening, vollediger in overeenstemming gekomen met de Schrift. Jehovah’s getuigen zijn ook geholpen Ezechiëls visioen te begrijpen van de met een stad te vergelijken zetel van wereldomvattend bestuur op aarde, die genoemd wordt: „Jehovah zelf is daar.” Zij beseffen dat er onder het hemelse koninkrijk een bestuurslichaam dienst zal doen, een lichaam dat in Ezechiëls profetie de „overste” wordt genoemd (Ezech. 45:7; 48:35). Bovendien begrijpen zij nu dat de „grote schare” overlevenden van de „grote verdrukking” de grondslag zal vormen van de „nieuwe aarde”, de nieuwe aardse samenleving die onder Christus’ duizendjarige regering tot stand zal komen. Hun begrip van de profetie van Zacharia heeft hun duidelijk gemaakt dat alles wat door Gods volk zal worden gedaan, in heiligheid en ter verheerlijking van de soevereiniteit van Jehovah zal worden gedaan, terwijl er volstrekt niets onreins of schadelijks zal zijn, zodat God geen enkele reden meer zal hebben om aanmerkingen op zijn volk te maken (Zach. 14:20, 21). Bovendien zijn zij zorgvuldig onderricht over de levenswijze die mensen nu aan de dag moeten leggen, willen zij de „grote verdrukking” overleven. Door dit alles worden rechtgeaarde personen geholpen zich op leven in Gods nieuwe ordening voor te bereiden. Wij zien ook als nooit tevoren de snelle, ja, fenomenale toevloed van degenen die de „grote schare” zullen vormen. Waarlijk, de scheiding tussen de „schapen” en de „bokken” voltrekt zich nu met een verbazingwekkende snelheid. Mensen die naar rechtvaardige toestanden verlangen, reageren thans zeer snel op het goede nieuws. — Mark. 13:10; Matth. 25:31-46; Openb. 7:9.
19 Met het oog op al deze bewijzen moet men inderdaad wel afgestompt van gehoor en traag van opmerken zijn om niet te beseffen dat wij ons in het geslacht bevinden dat, zoals Jezus voorzei, vlak voor de komst van Gods rechtvaardige nieuwe ordening zou leven. En volgens de bewijzen die wij voor onze ogen zien, begint dat geslacht nu al flink op leeftijd te komen. — Matth. 24:34.
HET EINDE VAN DE VALSE RELIGIE ZAL PLOTSELING KOMEN
20, 21. (a) Door welke situatie met betrekking tot de wereldse religie hebben sommigen misschien de neiging de vurige dag van Jehovah uit te stellen? (b) Maar hoe zal de vernietiging van „Babylon de Grote” volgens Openbaring 17:16, 17 in haar werk gaan?
20 Intussen zijn er toch sommigen die bij hun beschouwing van het religieuze beeld de neiging hebben de vurige „dag” van Jehovah ’uit te stellen’. Misschien redeneren zij: ’Natuurlijk, wij zien dat de wereldse religie in sommige gebieden zwakker begint te worden, dat kerken sluiten, dat er minder respect voor de kerken bestaat en dat er nog andere tekenen zijn die erop duiden dat de kerken bezig zijn terrein te verliezen. Maar nemen wij niet menigmaal waar dat de kerken zelfs in bovengenoemde gebieden nog sterke politieke verbintenissen hebben? Bovendien hebben ze vaak veel industriële bezittingen, zelfs grote blokken woonhuizen, die ze gebruiken voor commercieel gewin. Ze staan er in financieel opzicht goed voor. Verder zijn er ook nog wel streken waar het kerkbezoek hoog is. Veel mensen blijven lid van een kerk, ondanks de corruptie die er bestaat. Vormen deze tekenen van kracht die de kerken vertonen, er derhalve geen aanwijzing voor dat de tegenwoordigheid van de vurige dag van Jehovah nog vele jaren in het verschiet ligt?’
21 Laat u niet misleiden. Het einde van de valse religie zal niet komen ten gevolge van gebrek aan ondersteuning, zodat ze eenvoudig in elkaar zal storten. In plaats daarvan zal haar einde komen op de wijze die God heeft aangegeven in het visioen dat hij de apostel Johannes gaf, zoals wij dat kunnen lezen in Openbaring 17:16, 17, waar staat: „En de tien horens die gij gezien hebt, en het wilde beest, die zullen de hoer haten en zullen haar woest en naakt maken, en zij zullen haar vleesdelen opeten en zullen haar geheel met vuur verbranden. Want God heeft het hun in het hart gegeven zijn gedachte uit te voeren, ja, hun ene gedachte uit te voeren door hun koninkrijk aan het wilde beest te geven, totdat de woorden van God volbracht zullen zijn.” Jehovah God zelf zal aan het begin van zijn „dag” het bevel tot de vernietiging van „Babylon de Grote” geven, en die vernietiging zal verrassend plotseling komen.
22-24. (a) Hoe beschouwen de aanhangers van de wereldse religie hun religie en hun geestelijken? (b) Hoe illustreert Jeremia 25:34, 35 de snelheid waarmee de geestelijken en hun valse religie worden vernietigd?
22 Wij dienen niet te vergeten dat de Babylonische wereldreligie door haar aanhangers als iets heiligs, iets moois, wordt beschouwd. Haar leiders, in het bijzonder de geestelijken van de christenheid, worden als mannen Gods, heilige mannen, beschouwd. Zelfs niet-religieus gezinde mensen uit de groep van politici en zakenlieden richten zich tot hen met schoonklinkende titels als Eerwaarde, Zijne Hoogwaardigheid, Pater, Heilige Vader en andere vleiende benamingen. Natuurlijk heeft de wereldreligie voor sommige mensen veel tot stand gebracht dat zij begeerden: aan sommigen heeft ze sociaal aanzien geschonken, aan anderen politieke macht en aan weer anderen financieel voordeel. Sommige kerkgangers zijn van mening dat men om God te aanbidden een bepaalde kerk moet bezoeken of tot een bepaalde kerk moet behoren, aangezien de christenheid beweert God te aanbidden en aangezien ze beweert de bijbel te vertegenwoordigen en de bewaardster van de waarheid te zijn.
23 Maar wat zegt Jeremia 25:34, 35 hierover? Betreffende datgene wat er met de leiders van de christenheid zal gebeuren, evenals betreffende datgene wat de joodse leiders kort na de val van Jeruzalem in 607 v.G.T. overkwam, lezen wij daar: „Jammert, gij herders, en schreeuwt het uit! En wentelt u in het rond, gij majestueuzen van de kudde, want uw dagen voor de slachting en voor uw verstrooiing zijn vervuld, en gij moet vallen als een begeerlijk vat!”
24 Het einde van de valse religies der christenheid en hun geestelijken zal dus niet komen in de vorm van een langzame wegkwijning door verlies van lidmaten. Integendeel, alsof een prachtige vaas, een „begeerlijk vat”, plotseling tot ontzetting van de toeschouwers van zijn voetstuk valt, zo zullen de geestelijken en hun valse religie een plotselinge, verrassende vernietiging ondergaan.
25. (a) Hoe wordt de snelheid van de val van Babylon de Grote eveneens in Openbaring 18:10, 21 aangetoond? (b) Waarvoor kan het besef van deze schriftuurlijke feiten ons behoeden?
25 Wat zegt Openbaring hoofdstuk 18, vers 10, met betrekking tot de snelheid van de val van Babylon de Grote? „Zij [de rouwdragenden, onder wie veel handelslieden] . . . staan [op een afstand] uit vrees voor haar pijniging en zeggen: ’Wat jammer, wat jammer, gij grote stad, Babylon, gij sterke stad, want in één uur is uw oordeel gekomen!’” En dan gaat 18 vers 21 verder: „En een sterke engel hief een steen op gelijk een grote molensteen en slingerde hem in de zee, zeggende: ’Zo zal Babylon, de grote stad, met een snelle worp worden neergeslingerd, en ze zal nooit meer gevonden worden.’” Als wij dit feit beseffen, kan het ons behoeden voor elke neiging Jehovah’s dag ’uit te stellen’ louter omdat Babylonische religie in sommige streken nog altijd een grote invloed uitoefent.
[Illustratie op blz. 277]
De valse religies van de christenheid en hun geestelijken zullen een plotselinge vernietiging ondergaan, net als een prachtige vaas die plotseling van zijn voetstuk valt