Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • g74 8/12 blz. 8-12
  • Olieproblemen schokken de wereldeconomie

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Olieproblemen schokken de wereldeconomie
  • Ontwaakt! 1974
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • Een samenzwering?
  • Waarom tekorten?
  • De andere zorg
  • De wereldeconomie veranderd
  • De toenemende oliecrisis
    Ontwaakt! 1974
  • Olie — sleutel tot wereldheerschappij
    Ontwaakt! 1974
  • Olie — Hoe komen we eraan?
    Ontwaakt! 2003
  • Olie
    Hulp tot begrip van de bijbel
Meer weergeven
Ontwaakt! 1974
g74 8/12 blz. 8-12

Olieproblemen schokken de wereldeconomie

BEGIN dit jaar werd het Arabische olie-embargo tegen diverse Westerse landen opgeheven en een normalere olietoevoer uit Noord-Afrika en het Midden-Oosten hervat. Veel mensen slaakten een zucht van verlichting. Zij hoopten dat dit het einde van de olietekorten zou betekenen.

Maar helaas, hoewel er aan de oliebeperkingen een eind kwam, was dit met de olieproblemen niet het geval. In verband met de olie zijn problemen ontstaan, die zelfs de ernst van de daarvoor bestaande tekorten overschaduwen. Bijna van de ene op de andere dag is de wereldeconomie door deze problemen in grote moeilijkheden geraakt.

Bij al deze problemen draait het echter voornamelijk om wat er met de olieprijs is gebeurd, vooral sinds de Arabisch-Israëlische oktober-oorlog in 1973. Die prijs is de afgelopen tijd verviervoudigd. De olieproducerende landen van het Midden-Oosten en Noord-Afrika waren de eerste die tot een drastische prijsverhoging overgingen, op enige afstand gevolgd door de andere belangrijke olieproducenten: Indonesië, Nigeria en Venezuela.

Wat zijn de consequenties van een dergelijke prijsverhoging in een wereld waarvan de economie op goedkope olie is gebaseerd? Zijn de gevolgen voor sommige landen werkelijk catastrofaal, zoals door sommige autoriteiten wordt gezegd? En behoort dit allemaal tot een samenzwering van de oliemaatschappijen om meer winst te maken?

Een samenzwering?

Er zijn veel mensen die denken dat de olietekorten en hogere prijzen slechts het onderdeel waren van een samenzwering van de oliemaatschappijen. Vooral de houding van het Amerikaanse publiek bleek zeer sceptisch te zijn geworden. Uit een door Business Week verricht opinie-onderzoek trad naar voren dat:

„62% gelooft dat de oliemaatschappijen voorraden achterhouden om de prijs te verhogen

68% niet tevreden is met de inspanningen van de industrie om de crisis op te heffen

55% er nu aan twijfelt of de crisis wel werkelijk een langdurig probleem is.”

Een van de redenen voor deze sceptische houding wordt gevormd door de gemelde hoge winsten die de oliemaatschappijen in 1973 en begin 1974 boekten, veel hoger dan in 1972. En dat in een tijd van toenemende tekorten, ja, met name na de Arabische embargo. Veel mensen vroegen zich af hoe er zulke hoge winsten gemaakt konden worden, als het met die tekorten zo ernstig gesteld was.

De oliemaatschappijen gaven hierop ten antwoord dat hun winsten slechts percentagegewijs zo hoog leken, doordat de in 1972 gemaakte winsten zo ongewoon laag waren geweest. Bovendien, zo verklaarden ze, waren hun winsten in verhouding tot hun investeringen niet hoger dan die van andere industriële ondernemingen.

Hoe het ook zij, en hoeveel er ook wel of niet waar was van de over en weer gedane beweringen — in een periode van tekorten en schaarste en algemene opoffering, haalden de oliemaatschappijen een rijke geldbuit binnen. Maar wat had men anders verwacht? In de meeste landen drijven ondernemingen geen handel om het publiek te plezieren. Ze doen — met goedkeuring van de meeste regeringen — zaken om geld te verdienen, om winst te maken.

Het winstmotief is bij zakenlieden in zulke landen, de voornaamste overweging, of zoals een directeur tegenover L. Silk, redacteur van de New York Times, verklaarde:

„Wanneer een zakenman-politicus openbare redevoeringen houdt, moet hij spreken in termen van sociale verantwoordelijkheid en lange-termijn-winsten, doch de waarheid . . . is dat hij een korte-termijn-winstmaker is.”

Wat deze zakenman dus zegt, komt erop neer dat de mensen van het bedrijfsleven werken voor de belangen van hun bedrijf. Zij willen de grootst mogelijke hoeveelheid geld verdienen in de kortst mogelijke tijd. Daarvoor drijven zij handel. Bovengenoemde redacteur merkte nog op:

„Aanvaarding van dit simpele levensfeit bespaart iemand veel morele verontwaardiging en verrassing — verrassing dat na jaren van grote belastingdalingen en beperking van de olie-import, zogenaamd om een binnenlands olietekort te voorkomen, er plotseling een afschuwelijk binnenlands olietekort bestaat.”

Neen, in zulke samenlevingen hoeft het geen verbazing te wekken dat „oliebazen” en anderen doen wat voor henzelf het beste lijkt. Het feit dat miljoenen gewone mensen er ongemak en nadelen van ondervinden, is een logisch gevolg van het systeem. Wanneer een probleem voor zovelen nadelig en voor zo weinigen voordelig uitpakt, dan vormt dit er een duidelijke aanwijzing van dat dit systeem heel wat ingebouwde onrechtvaardigheden bevat.

Waarom tekorten?

Niettemin was er bijvoorbeeld in de Verenigde Staten al een tekort aan olieprodukten, zelfs voordat de Arabieren een olieboycot in het leven riepen. Wat was daar de oorzaak van? Per slot van rekening ontvingen de oliemaatschappijen, zoals hierboven vermeld, een zeer clemente behandeling van de belastingdienst, terwijl de concurrentie van geïmporteerde olie aan banden was gelegd. Zouden deze factoren geen aansporing hebben moeten inhouden tot een hogere produktie, zodat tekorten waren voorkomen?

De regering houdt de prijs van binnenlandse olieprodukten te laag, zo was de klacht van de maatschappijen. Hierdoor konden ze niet genoeg verdienen om de boring van nieuwe bronnen te rechtvaardigen. Dus werd er na verloop van tijd minder geproduceerd dan verbruikt. Het tekort, ongeveer een derde van het totaal, moest nu uit het buitenland worden ingevoerd. Ook deze importen stonden echter onder controle van de regering om ongewenste concurrentie te voorkomen.

Wegens deze factoren, zo klagen de oliemaatschappijen verder, kregen ze niet die hoeveelheden ruwe aardolie binnen die ze voor de Verenigde Staten nodig hadden. Jarenlang bouwden ze dus geen enkele nieuwe raffinaderij, waar ruwe aardolie tot onder meer benzine, huisbrandolie en andere olieprodukten wordt verwerkt.

In plaats daarvan investeerden de oliemaatschappijen een groot deel van hun winst buiten de Verenigde Staten, waar deze meer beloofde op te leveren en, naar ze dachten, de aanvoer van ruwe olie zekerder lag. Bovendien zou ook daar de afzet geen probleem vormen, gezien de snel oplopende Japanse en Europese vraag naar olieprodukten.

Vandaar dus dat er in de Verenigde Staten al vóór de Arabische boycot een nauwelijks voldoende import en produktie van olie was, en dientengevolge tekorten aan huisbrandolie en benzine. En toen kwam daar in de herfst van 1973 nog eens het embargo bovenop.

De opheffing van het embargo in 1974 bracht een tijdelijke verlichting van de ernstigste tekorten. Het aanvoerprobleem werd er echter niet wezenlijk door opgelost, aangezien de Verenigde Staten, alsmede een groot aantal andere verbruikende landen veel meer olie consumeren dan produceren, terwijl de vraag nog steeds toeneemt. Voor de naaste en onmiddellijke toekomst zal deze toenemende vraag toch nog voor het merendeel gedekt moeten worden met importen uit het Midden-Oosten en Afrika, waar zich ongeveer 80 percent van de aangetoonde, niet-communistische oliereserves van de wereld bevindt.

Dr. W. M. Laird, directeur van de afdeling exploratie van het Amerikaanse Olie-instituut, verklaarde dienaangaande: „Men hoeft geen wiskundige te zijn om te begrijpen dat we gedwongen zijn grote oliehoeveelheden te blijven invoeren, totdat we òf meer eigen olie- of aardgasvelden tot ontwikkeling kunnen brengen, òf alternatieve energiebronnen hebben ontwikkeld”. Alternatieve bronnen liggen echter nog jaren in het verschiet en zullen een fortuin kosten.

Terwijl de vraag echter sneller blijft toenemen dan de meeste functionarissen hadden verwacht, is het in het geheel niet zeker dat het aanbod evenredig snel zal oplopen. Olie-adviseur W. J. Levy schrijft in Business Week: „De olieproducerende landen willen de olievoorraden die ze bezitten, gaan gebruiken voor de ontwikkeling van een toekomstige industriële en economische basisonafhankelijkheid van de slinkende oliereserves. Want hoe groot de reserves ook zijn, ze zijn eindig.”

Vandaar de waarschuwing van het 130.000 leden tellende Amerikaanse Genootschap voor de Bevordering van de Wetenschap, dat de energieproblemen van ’ernstige en langdurige’ aard zijn.

De andere zorg

Aan voldoende olie komen, mag dan al een belangrijke zorg zijn, vooral voor de hoog-geïndustrialiseerde landen — er is nog een zorg, en wel de prijs die voor olieprodukten moet worden betaald.

De prijs van olie is op de wereldmarkt tot het viervoudige gestegen, met prijstoenamen voor alle uit olie bereide produkten tot gevolg. En al mogen de prijzen dan soms wat schommelen en misschien bij tijd en wijle zelfs dalen, de goedkoopte van de afgelopen jaren is voorbij. Wat dat betekent, werd beschreven door een ingenieur op het gebied van olieresearch welke zei: „Er zal geen goedkope energie meer komen. Men zal de waarheid van deze situatie onder de ogen moeten zien.” Econoom P. A. Samuelson waarschuwde dan ook: „De prijzen die we nu voor benzine betalen, lijken misschien hoog, maar ze zijn nog lang niet aangepast aan het wereldprijsniveau van olie.” In de meeste landen zijn de benzineprijzen het afgelopen jaar dan ook al scherp gestegen.

Ja, naar algemeen wordt geloofd, is het tijdperk van goedkope energie geëindigd. Harper’s magazine bericht:

„Historici zullen 1973 wellicht zien als een jaar dat twee tijdperken scheidde. De aard van de veranderingen die ons nog te wachten staan, worden belichaamd in de aankondiging die de sjah van Perzië december vorig jaar deed, namelijk dat de prijs van de olie van zijn land vanaf dat moment $11,87 per barrel zou bedragen . . .

De sjah liet zijn aankondiging vergezeld gaan van de botte waarschuwing voor de geïndustrialiseerde landen dat hun goedkope en overvloedige energie-’party’ voorbij was. Van nu af aan zullen de hulpbronnen waarvan onze gehele beschaving afhankelijk is, schaars [en kostbaar] zijn.”

De wereldeconomie veranderd

De hogere olieprijzen hebben de olie-hongerige landen geschokt. Velen achten de prijsverhoging een groter probleem dan een tekort. In The Wall Street Journal stond de opmerking:

„Het grootste probleem wordt evenwel niet gevormd door de tekorten, maar door de omhoogschietende prijzen van olie en van olie vervaardigde produkten. Zulke stijgingen worden een last voor alle verbruikende landen — en nog meer, natuurlijk, voor de landen met zwakke financiën.”

De toegenomen kosten zijn voor de importerende landen werkelijk verbijsterend. G. A. Pollack, een functionaris van de grote olie-multinational Exxon, schatte in Foreign Affairs dat de olie-invoer voor Europa, de Verenigde Staten en Japan „dit jaar bijna $50 miljard meer zal kosten dan in 1973”, waaraan hij nog toevoegde dat de kosten voor deze landen tegen 1985 zouden gaan in de richting van een bedrag dat $150 miljard hoger zal liggen dan in 1973.

De olielanden zullen ten gevolge van deze verhoogde prijzen, enorme bedragen verdienen. Alleen in 1974 zullen ze al 50 tot 60 miljard dollar extra opstrijken, volgens sommigen zelfs nog meer. Exxon-functionaris Pollack acht het mogelijk dat deze landen tegen 1980 zo’n $500 miljard aan extra gelden hebben. Bedragen die, zoals hij nog verder opmerkte, „voldoende lijken om elk monetaire stelsel schipbreuk te laten lijden”.

Dat is ook de reden waarom een financieel deskundige deze stijging van de olieprijs „de meest ingrijpende economische ontwikkeling van de na-oorlogse periode” noemde, terwijl kanselier Helmut Schmidt van de Duitse Bondsrepubliek „het fundamentele probleem als zodanig” onoplosbaar acht, „ongeacht welke actie de geïndustrialiseerde landen ook zullen ondernemen om lopende tekorten op de betalingsbalans af te lossen. Er is een proces van reusachtige verschuivingen in het inkomenspatroon op gang gekomen”.

De hogere olieprijzen bedreigen het bestaan van de arme landen. Statistici van de Verenigde Naties schatten dat de arme landen in 1974 $14 miljard meer voor hun olie zullen hebben moeten betalen. Dat extra geld zal van andere noodzakelijke posten moeten worden onttrokken, waarbij te denken valt aan dingen als landbouwmachines, voedsel, kunstmest en consumptiegoederen.

Hebben de wereldleiders enige oplossing voor de enorme problemen die voortvloeien uit de prijsinflatie, in het bijzonder van de olieprodukten? Kanselier Schmidt antwoordt:

„Het zou natuurlijk verkeerd zijn om te veronderstellen dat de olieprijs-explosie de enige oorzaak van de onstabiliteit is geweest. Wat de massale olieprijstoename echter wel duidelijk heeft aangetoond, is de feitelijk wel zeer grote kwetsbaarheid van dit ingewikkelde systeem van economische betrekkingen tussen de landen van de wereld, van de structuur van hun betalingsbalans tot hun handelspolitiek toe. . . .

Olie heeft de fundamenten van de huidige economische wereldorde geschokt. . . . olie zal misschien het zo moeizaam opgetrokken bouwwerk van de wereldeconomie in duigen doen vallen.”

In Harper’s magazine geeft schrijver W. Ophuls commentaar op het onvermogen van de regeringen om aan deze nieuwe ontwikkelingen het hoofd te bieden, door te zeggen: „Het politieke stelsel dat wij van onze voorvaders hebben geërfd, ligt op sterven. Wij zijn nu in het laatste bedrijf van de tragedie.”

Steeds duidelijker treedt aan het licht dat het huidige samenstel van dingen dat thans het aardrijk domineert, niet in staat is de problemen der mensheid op te lossen. Wat de mensheid nodig heeft, is een geheel nieuw samenstel, een samenstel dat niet verscheurd wordt door een hebzuchtige handelsinstelling en verdeeldheid-brengend nationalisme. Doch wie kan zo’n nieuwe ordening verschaffen? Stellig geen menselijke leiders, die dit al zolang hebben geprobeerd en wier falen nu wel voor iedereen duidelijk is.

Slechts de Schepper van de mens en van deze aarde kan zo’n nieuwe ordening voor de mensheid gestalte geven. En Gods geïnspireerde Woord, de Heilige Schrift, voorzegt ook de komst van zo’n nieuwe regeling, haar aanduidend als ’nieuwe hemelen en een nieuwe aarde waarin rechtvaardigheid zal wonen’ (2 Petr. 3:13). De uitdrukking „nieuwe hemelen” duidt op een nieuwe regering voor de gehele aarde, die vanuit de hemel onder Gods leiding werkzaam zal zijn en in handen zal zijn van Gods beproefde en vertrouwde Bewindhebber, Christus Jezus. De „nieuwe aarde” duidt op een nieuwe mensenmaatschappij.

Dat hemelse koninkrijk van God zal een nieuw stelsel in het leven roepen voor de beheersing en verdeling van de overvloedige aardse hulpbronnen. Ze zal niet het voordeel van de enkeling bevorderen ten koste van anderen, want „wanneer er van [God] afkomstige oordelen voor de aarde zijn, is het rechtvaardigheid wat de bewoners van het produktieve land stellig zullen leren” (Jes. 26:9). Evenmin zal het nog lang duren voordat zo’n nieuwe ordening komt, aangezien de bijbel profetieën duidelijk aantonen dat het huidige corrupte samenstel van dingen dat thans de aardse aangelegenheden regelt, zijn einde nadert. — 2 Tim. 3:1-5.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen