De hoop op het millennium zegeviert
1. Welke vragen rezen er ten tijde van de komst van de Messías?
HEEFT de langverwachte Messías, toen hij tot de joden kwam, hun oorspronkelijke geloof in een toekomstig leven door middel van een opstanding bevestigd, of verklaarde hij zich een voorstander van hun pas ontdekte heidense opvatting van de inherente onsterfelijkheid van de ziel? Bedoelde Jezus, toen hij licht wierp op een hemelse hoop, dat allen die worden gered, naar de hemel zouden gaan? Of stellen zowel de Hebreeuwse als de christelijke Griekse Geschriften miljoenen mensen de hoop op eeuwig leven op aarde in het vooruitzicht?
TOEKOMSTIG LEVEN DOOR MIDDEL VAN EEN OPSTANDING
2. Wat onderwees Jezus over de hoop op toekomstig leven?
2 Jezus heeft beslist niet de heidense opvatting van inherente onsterfelijkheid van de menselijke ziel onderwezen. In plaats daarvan toonde hij aan dat de hoop die men eventueel met betrekking tot toekomstig leven kan koesteren, afhankelijk is van de opstanding. Hij verklaarde: „Want evenals de Vader leven heeft in zichzelf, zo heeft hij ook de Zoon gegeven leven in zichzelf te hebben. En hij heeft hem autoriteit gegeven om te oordelen, omdat hij de Zoon des mensen is. Verwondert u hierover niet, want het uur komt waarin allen die in de herinneringsgraven zijn, zijn stem zullen horen en te voorschijn zullen komen, zij die goede dingen hebben gedaan, tot een opstanding des levens, zij die verachtelijke dingen hebben beoefend, tot een opstanding des oordeels.” — Joh. 5:26-29.
3. Wat geven enkele theologen van de christenheid thans toe met betrekking tot de ziel?
3 Het is interessant dat sommige hedendaagse theologen van de christenheid de gedachte beginnen aan te hangen dat inherente onsterfelijkheid noch door de Hebreeuwse noch door de christelijke Griekse Geschriften wordt ondersteund. In The New International Dictionary of New Testament Theology (Deel 3, 1978) wordt bijvoorbeeld beklemtoond „hoe onbekend het OT [Oude Testament] is met de opvatting van een ziel die van het lichaam gescheiden is, of een ziel die bij de dood van het lichaam wordt gescheiden”. En ook: „Matth. 10:28 leert niet de potentiële onsterfelijkheid van de ziel, maar de onveranderlijkheid van het goddelijke oordeel over de onberouwvollen. . . . Het NT [Nieuwe Testament] ziet de mens in wezen als een eenheid en belooft de verandering van de gehele persoon, en niet slechts de overleving van een deel van de persoon. . . . er kan geen onsterfelijkheid zijn zonder een voorafgaande opstanding.”
EEN HEMELSE EN EEN AARDSE HOOP
4. Wat aanvaarden Jehovah’s Getuigen, maar wat ontkennen zij, en waarom?
4 Jehovah’s Getuigen ontkennen niet dat de christelijke Griekse Geschriften onderwijzen dat sommige christenen „de hemelse roeping” ontvangen (Hebr. 3:1). Wat zij wel ontkennen, is, dat Gods oorspronkelijke voornemen om de aarde tot een paradijs om te vormen en met een rechtvaardig geslacht van mannen en vrouwen te vullen, door zo’n „hemelse roeping” zou worden tenietgedaan. Zij kunnen niet de gedachte aanvaarden dat alle profetieën in de Hebreeuwse Geschriften waarin het herstel van het paradijs op aarde wordt voorzegd, dode letters zijn geworden. Zij zijn hier des te meer van overtuigd omdat de belofte van „een nieuwe aarde” waarin „rechtvaardigheid [zal] wonen” in de christelijke Griekse Geschriften wordt bevestigd. — 2 Petr. 3:13; Openb. 21:1-4.
5, 6. Hoe maakt de bijbel de tweeledige hoop duidelijk: (a) de hemelse hoop en (b) de aardse hoop?
5 Een ernstige bijbelstudie heeft Jehovah’s Getuigen ertoe gebracht te geloven dat de christelijke schriftuurlijke hoop tweeledig is: De gave van onsterfelijkheid in de hemel voor een beperkt aantal personen en eeuwig leven op aarde voor de meerderheid. De hemelse hoop om te zamen met Christus ’als koningen te regeren’, wordt als een uitzonderlijke „genade” (Statenvertaling) of „onverdiende goedheid” aan 144.000 „uitverkorenen” aangeboden, te beginnen met de apostelen en vroege discipelen van Christus (Luk. 12:32; Rom. 5:17; 8:33; Openb. 5:9, 10; 7:1-4; 14:1-4). Slechts enkele „overgeblevenen” van degenen van deze klasse die ’in leven zijn gebleven tot de tegenwoordigheid van de Heer’, leven thans op aarde. — 1 Thess. 4:14-17; Openb. 12:17.
6 De aardse hoop is de oorspronkelijke hoop die voor Adam en Eva was weggelegd als zij onder Jehovah Gods soevereiniteit waren gebleven en geen morele onafhankelijkheid hadden gezocht. (Zie de eerste drie hoofdstukken van Genesis 1–3.) De mens „is van nature aards” (1 Kor. 15:47, The Jerusalem Bible). Zijn natuurlijke aspiraties en verlangens zijn aards. „Aan Jehovah behoort de hemel toe, maar de aarde heeft hij aan de mensenzonen gegeven” (Ps. 115:16). En de bijbel verklaart duidelijk dat Jehovah ’de aarde niet louter voor niets heeft geschapen maar haar ter bewoning geformeerd heeft’ (Jes. 45:18). De hoop op eeuwig leven op aarde in paradijselijke toestanden is derhalve zowel natuurlijk als schriftuurlijk. Men behoeft zich beslist niet voor deze hoop te schamen.
DE HOOP OP HET MILLENNIUM VOOR TWEE GROEPEN
7. Welke hoop wordt de volken op aarde door de Abrahamitische belofte en de profetie van Daniël in het vooruitzicht gesteld?
7 Aangezien de 144.000 geestelijke Israëlieten het „zaad” of de „ware nakomelingen van Abraham” en de „ware erfgenamen van zijn belofte” zijn (Gal. 3:26-29, Phillips), is het goed in gedachte te houden dat in de aan Abraham gegeven belofte ook werd verklaard: „Door bemiddeling van uw zaad zullen alle natiën der aarde zich stellig zegenen” (Gen. 22:16-18). Ook de profeet Daniël sprak over „volken, nationale groepen en talen” waarover de „mensenzoon”, Jezus Christus, vanuit ’de hemel’ het „koninkrijk en de heerschappij” zal uitoefenen. Hij doet dit te zamen met de „uitverkorenen” die de „heiligen van het Opperwezen” worden genoemd. — Dan. 7:13, 14, 27; 2 Tim. 2:10.
8. Waaruit blijkt dat Paulus en Johannes beseften dat redding niet tot de „uitverkorenen” beperkt is?
8 De vroege christenen waren niet onbekend met deze profetieën waarin over twee groepen wordt gesproken: het „zaad” en de „natiën”, de „heiligen” en de „nationale groepen”. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat de apostel Paulus, nadat hij heeft gesproken over degenen die „medeërfgenamen met Christus” zullen zijn en die „te zamen” met hem in de hemel zullen „worden verheerlijkt”, over de menselijke „schepping” spreekt, die de „vurige verwachting” koestert „vrijgemaakt [te] worden van de slavernij des verderfs”, of zonde, en „de glorierijke vrijheid van de kinderen Gods [te] hebben” (Rom. 8:15-21). In de brief die de apostel Johannes aan christenen schreef die evenals hij de hemelse hoop koesterden, sprak hij over Christus als „een zoenoffer voor onze zonden [die van de „uitverkorenen”], echter niet alleen voor de onze, maar ook voor die van de gehele wereld”. — 1 Joh. 2:2; 3:1-3.
9. (a) Welke visioenen had Johannes waarschijnlijk gezien voordat hij zijn eerste brief schreef? (b) Hoe bevestigen deze visioenen het bestaan van twee groepen geredden?
9 Toen Johannes die woorden schreef, had hij naar alle waarschijnlijkheid reeds de Openbaring ontvangen waarin hij, nadat hij de 144.000 ’verzegelde’ geestelijke Israëlieten had gezien, „een grote schare [zag], die niemand tellen kon, uit alle natiën en stammen en volken en talen”. Al dezen overleven de „grote verdrukking” en worden door het „Lam”, Christus Jezus, „naar bronnen van wateren des levens” geleid (Openb. 7:4-17). En het was vanzelfsprekend in diezelfde Openbaring dat Johannes ook een visioen van de duizendjarige regering van Christus had, waarin opnieuw twee groepen worden genoemd: degenen die ’deel hebben aan de eerste opstanding’, die ’als koningen zullen regeren’, en „de mensen” op aarde, die door God gezegend zullen worden en ’zijn volken zullen zijn’. — Openb. 20:1–21:8.
10. Welke twee groepen koesteren in deze tijd de hoop op het millennium, en hoe laten hun aantallen zich met elkaar vergelijken?
10 In deze tijd doet de zegevierende hoop op het millennium het hart van de leden van de „kleine kudde”, die zijn geroepen om te zamen met Christus in de hemel ’op tronen te zitten’ om duizend jaar lang te regeren, opspringen van vreugde (Luk. 12:32; 22:28-30). Ook de leden van de „grote schare”, die zich bij de overgebleven gezalfde christenen hebben aangesloten om „dit goede nieuws van het koninkrijk . . . tot een getuigenis voor alle natiën” bekend te maken, hebben de hoop op het millennium tot hun hoop gemaakt (Matth. 24:14). Deze twee groepen waren op 31 maart 1980 op de viering van het Avondmaal des Heren aanwezig. Over de gehele wereld gebruikten slechts 9564 personen van de symbolen — het brood en de wijn; inderdaad slechts enkele „overgeblevenen” van de 144.000 die te zamen met Jezus in zijn duizendjarig koninkrijk zullen regeren. Te zamen met hen waren echter 5.717.092 anderen als toeschouwers aanwezig, waardoor zij waardering toonden voor Jehovah’s grootse regeling die door het slachtoffer van zijn Zoon mogelijk is geworden. Deze personen verheugen zich in het vooruitzicht op eeuwig leven op een paradijsaarde.
DE HOOP OP HET MILLENNIUM IS NOG STEEDS LEVEND!
11. Wanneer en hoe zal de hoop op het millennium worden verwezenlijkt?
11 Ja, de hoop op het millennium is in deze tijd nog steeds in geen enkel opzicht verflauwd. Deze hoop zal na de „grote verdrukking” worden verwezenlijkt, wanneer Christus en de 144.000 „uitverkorenen” hun duizendjarige hemelse regering beginnen en de „grote schare” met schapen te vergelijken personen, te zamen met miljarden uit de doden opgewekte mensen op aarde, in het aardse rijk van dat Messiaanse koninkrijk onnoemelijk veel zegeningen zullen ontvangen. — Matth. 25:34; Openb. 20:12, 13.
12. Hoe is het millennium in een encyclopedie gedefinieerd?
12 De mensheid heeft zo’n hoop verschrikkelijk hard nodig. Wereldwijze mensen zijn niet onbekend met deze hoop. Zo wordt het millennium in de Britannica Macropædia (1977) als volgt gedefinieerd: „Deze duizendjarige periode, bekend als het millennium, wordt als een tijd beschouwd waarin aan ’s mensen vurige verlangen naar vrede, vrijheid van kwaad en de heerschappij van rechtvaardigheid op aarde uiteindelijk door de macht van God wordt voldaan. . . . het millenarisme houdt zich bezig met de aardse vooruitzichten van de menselijke gemeenschap. . . . het millenarisme poogt in levendige beeldspraak antwoord te geven op vragen als: Wat zal het definitieve einde van deze wereld zijn? Zal de mensheid ooit de eeuwige droom om in een aards paradijs te wonen, verwezenlijken, of zullen alle mensen omkomen in een vurige vernietiging die door hun eigen dwaasheid of door Gods oordeel wordt teweeggebracht?” — Wij cursiveren.
13. (a) Gelooft u dat de aarde in een „vurige vernietiging” zal worden verwoest? Wat is de reden voor uw antwoord? (b) Wat was Gods oorspronkelijke voornemen voor de aarde?
13 Voor bepaalde encyclopedieschrijvers en religieuze leiders zonder geloof zijn die vragen misschien louter van theoretisch belang. Maar voor veel rechtgeaarde mensen in alle landen vertegenwoordigen ze uiterst realistische, hedendaagse problemen van het allergrootste belang. Jehovah’s Getuigen hebben het antwoord op deze vragen in de bijbel aangetroffen. Voor hen is de hoop om voor altijd „in een aards paradijs” te leven, geen „eeuwige droom”. Er bestaat een deugdelijk fundament voor die hoop, aangezien ze gebaseerd is op gedegen kennis van de bijbel. Zowel de Hebreeuwse als de Griekse Geschriften tonen aan dat God goddeloze mensen niet zal toestaan de aarde „in een vurige vernietiging” te verwoesten (Openb. 11:18; Jes. 45:18). Ook zal hijzelf de aarde niet vernietigen (Ps. 104:5). Nadat God de mens had geschapen en hem op een bepaalde plek op aarde in een paradijs had geplaatst, onthulde God hem Zijn voornemen, namelijk, dat de mens de aarde zou ’onderwerpen’ door de paradijselijke toestanden over de gehele wereld uit te breiden en ’de aarde te vullen [niet overvol te maken]’ met een rechtvaardig geslacht van mannen en vrouwen die ’overeenkomstig Gods gelijkenis waren gemaakt’. — Gen. 1:26-28; 2:15.
14. Hoe past de hoop op het millennium in Gods „eeuwige voornemen”?
14 Dit is nog steeds Gods „wil”, die — door middel van zijn Messiaanse koninkrijk — ’zowel in de hemel als op aarde’ gedaan zal worden (Matth. 6:10). Uit de hele strekking van de bijbel blijkt zonder twijfel dat God dit oorspronkelijke voornemen niet heeft laten varen (Jes. 46:9, 10). Het millennium, of de duizendjarige regering van Christus, past in Gods „eeuwige voornemen”, waartoe onder andere behoort „alle dingen weer bijeen te vergaderen in de Christus, de dingen die in de hemelen en de dingen die op de aarde zijn” (Ef. 3:11; 1:8-10). Met andere woorden, het millennium is geen doel op zichzelf; het is een middel tot een doel, het ten uitvoer brengen van Gods oorspronkelijke voornemen voor de aarde.
GEEN „MATERIALISTISCHE DROOM”
15, 16. Hoe heeft een katholieke priester de hoop op het millennium gedefinieerd, maar wat heeft hij klaarblijkelijk vergeten?
15 Religieuze tegenstanders lachen Jehovah’s Getuigen uit wegens hun prediking van de hoop op het millennium. Toch zijn deze spotters er volkomen tevreden mee alle goede mensen naar de hemel te sturen en alle goddelozen naar een eeuwige pijniging in de hel, waardoor de aarde in het geheel niet in Gods „eeuwige voornemen” opgenomen zou zijn. De Franse dominicaner priester H. C. Chéry, die zich erin heeft gespecialiseerd Jehovah’s Getuigen te kritiseren, noemt de hoop op het herstelde paradijs op aarde bijvoorbeeld „een materialistische droom”.
16 In de eerste plaats dient deze katholieke priester eraan herinnerd te worden dat de hoop op het millennium nooit formeel door de katholieke Kerk is veroordeeld of als ketters is gedefinieerd. Dit hoeft geen verbazing te wekken, aangezien deze hoop op de bijbel is gebaseerd en door de meesten van de vroegste en best bekendstaande „kerkvaders” als „een van de essentiële dogma’s van het christelijke geloof” werd beschouwd. Waren Polycarpus, Papias, Irenaeus, Justinus Martyr en Tertullianus ook ’materialistische dromers’?
17. Waarom kan niemand Jehovah’s Getuigen er terecht van beschuldigen ’materialistische dromers’ te zijn?
17 Het is waar dat sommigen van hen, en ook anderen in later tijden, de hoop op het millennium hebben verworpen door de voorzegde zegeningen van het millennium een wereldlijke toepassing of zelfs een sociaal-politieke draai te geven. Maar niemand kan Jehovah’s Getuigen hier thans in goed geloof van beschuldigen. Zelfs in deze tijd, in een genotzuchtige wereld, voeren deze christenen in hun eigen leven en binnen hun gemeenten een harde strijd tegen materialisme en genotzucht. Zij leggen het accent op geestelijke waarden. Zij beseffen ten volle dat wanneer sommigen in deze „tijd van het einde” het slachtoffer worden van materialisme, zij het millennium wellicht nooit zullen zien (Luk. 21:34-36; Dan. 12:4). Bovendien koesteren zij niet de hoop het millennium door middel van menselijke maatschappelijke hervormingsprogramma’s in te voeren. Zij verlaten zich volkomen op Gods tussenkomst door bemiddeling van zijn Messiaanse koning. Deze „Koning der koningen” zal aan het hoofd van hemelse strijdkrachten oorlog voeren om aan alle goddeloosheid op aarde een eind te maken. — Openb. 19:11–20:3.
HET PARADIJS — GEESTELIJK EN LETTERLIJK
18. Hoe kunnen wij verwachten dat het geestelijke paradijs zich gedurende het millennium verder zal ontwikkelen?
18 Jehovah’s Getuigen leven reeds in een geestelijk paradijs. Bovendien zien zij er met vertrouwen naar uit dat zij steeds meer geestelijk ingesteld raken gedurende de gehele duizendjarige regering van Christus, wanneer symbolische „boekrollen geopend” zullen worden waarin Gods vereisten worden geopenbaard. — Openb. 20:12.
19. Waarom zal het millennium veel zelfopoffering en hard werk vergen?
19 Doordat Jehovah’s Getuigen schriftplaatsen die over de duizendjarige regering van Christus handelen (bijvoorbeeld Openbaring 20:11–21:8) nauwkeurig hebben gelezen, weten zij ook dat het millennium veel zelfopoffering zal vergen van de zijde van degenen die in de aardse hoop delen. Er zal veel werk gedaan moeten worden om de aarde te bebouwen en te verfraaien, maar zij zullen niet zelfzuchtig alleen maar voor zichzelf en hun eigen gezinnen paradijstoestanden tot stand brengen. Christus’ duizendjarige regering is in werkelijkheid een ’oordeelsdag’a voor degenen die de snel naderende „oorlog van de grote dag van God de Almachtige” overleven (Hand. 17:30, 31; Openb. 16:14, 16); het is ook de oordeelsdag voor de miljoenen doden die opgewekt zullen worden en geoordeeld zullen worden overeenkomstig de werken die zij in het paradijs op aarde zullen beoefenen (Joh. 5:28, 29; Luk. 23:42, 43). Deze talloze uit de doden opgewekte personen zullen op onzelfzuchtige wijze in de wegen van rechtvaardigheid onderwezen moeten worden door degenen die reeds onder de duizendjarige regering van de Messías leven. (Vergelijk Jesaja 11:1-9.) Dat is beslist geen „materialistische droom”! Het zal veel hard werk betekenen, ook op geestelijk niveau.
20. Wat zal er gebeuren wanneer de duizend jaren zijn geëindigd, met welk vooruitzicht voor de getrouwen?
20 Wat meer is, het millennium zal slechts een begin zijn. Na een laatste beproeving, aan het einde van de duizend jaar, zullen de mannen en vrouwen die trouw blijven aan Gods universele soevereiniteit een eeuwigheid van leven op een paradijsaarde worden binnengeleid.b — 1 Kor. 15:24-28; Openb. 20:7-10.
EEN HOOP DIE DE UWE KAN WORDEN
21, 22. (a) Waartoe zijn Jehovah’s Getuigen altijd graag bereid? (b) Welke hoop koesteren zij met betrekking tot de nabije toekomst?
21 Dit is de hoop die thans door meer dan twee miljoen christelijke getuigen van Jehovah in meer dan tweehonderd landen wordt gekoesterd. Deze hoop is bijzonder levend in hun geest en hart en is zo krachtig dat zij altijd graag bereid zijn om anderen de ’reden te geven voor de hoop die in hen is’. — 1 Petr. 3:15.
22 Sinds 1914 blijkt uit de wereldgebeurtenissen die als een vervulling van de bijbelse profetieën plaatsvinden, dat wij thans in de „tijd van het einde” leven en dat de weergaloze „tijd van benauwdheid” nabij is (Dan. 12:1-4; Matth. 24:3-21). Het overblijfsel van de „uitverkorenen” en de „grote schare” metgezellen van hen hebben de belofte ontvangen dat zij die „grote verdrukking” zullen overleven (Matth. 24:22; Openb. 7:9, 10, 14). Daarna zal de hoop die beide klassen respectievelijk met betrekking tot het millennium koesteren, worden verwezenlijkt. Gelooft u dat? „Moge de God die hoop geeft, u vervullen met alle vreugde en vrede doordat gij gelooft, opdat gij overvloedig moogt zijn in hoop.” — Rom. 15:13.
[Voetnoten]
a Zie hoofdstuk 7, „Wat te verwachten is van rechters die duizend jaar hun ambt uitoefenen”, in het boek Gods duizendjarige koninkrijk is nabij gekomen, uitgegeven door de Watch Tower Bible and Tract Society.
b Gelieve voor verdere details de hoofdstukken 12 tot en met 16 te lezen van het boek Het leven heeft wel degelijk een doel, uitgegeven door de Watchtower Bible and Tract Society.
[Illustratie op blz. 21]
Onder de duizendjarige regering van de Messías zullen degenen die worden opgewekt, in de wegen van rechtvaardigheid worden onderwezen