-
„Uw wil geschiede op aarde” — Deel 6De Wachttoren 1959 | 15 april
-
-
volmaakte, rechtvaardige en zondeloze kinderen van God waren, slechte personen te maken die hij nu kon voortbrengen, en hen tegen hun Schepper te doen zondigen, veranderde hij zich in Satan de Duivel, die door God niet als zijn zoon erkend kon worden. Daarom schrijft Johannes: „Wie de zonde beoefent, spruit uit de Duivel voort, omdat de Duivel reeds zondigt sedert hij begon. Hiertoe werd de Zoon Gods geopenbaard, namelijk, om de werken van de Duivel te verbreken. . . . De kinderen van God en de kinderen van de Duivel zijn hieraan kenbaar: Al wie geen rechtvaardigheid beoefent, spruit niet uit God voort, noch hij die zijn broeder niet liefheeft. . . . Wij dienen elkaar lief te hebben; niet zoals [Adams zoon] Kaïn, die uit de goddeloze voortsproot en zijn broer [Abel] vermoordde. En waarom vermoordde hij hem? Omdat zijn eigen werken goddeloos waren, maar die van zijn broer rechtvaardig” (1 Joh. 3:8-12). Door het invoeren van zonde heeft Satan Gods Edense heiligdom ontheiligd.
(Wordt vervolgd)
-
-
Een katholiek verdedigt jonge getuigenDe Wachttoren 1959 | 15 april
-
-
Een katholiek verdedigt jonge getuigen
VAAK kan men in verafgelegen en verlaten plaatsen van de wereld een groot geloof in God aantreffen. Uit een dezer gebieden ontving men op het bureau van het Wachttorengenootschap op de Filippijnen bericht dat enkele jonge kinderen op beschuldiging dat zij zich oneerbiedig tegenover de vlag, hun onderwijzers en hun ouders hadden gedragen, van school waren gestuurd, terwijl er dringend om hulp werd gevraagd.
● De rooms-katholieke advocaat van het Genootschap nam onmiddellijk een vliegtuig naar Tuguegarao. Daar sloten enkele vooraanstaande provinciale schoolautoriteiten, die met het administratieve onderzoek waren belast, zich bij hem aan. Nadat zij zover mogelijk van vervoersmiddelen gebruik hadden gemaakt, trokken zij hun schoenen en sokken uit, rolden hun broekspijpen op en gingen te voet over het modderige pad verder naar het verafgelegen schoolgebouw. Uit hoffelijkheid jegens de bezoekende verdediger had men hem een waterbuffel ter beschikking gesteld. Na ongeveer een kilometer gelopen te hebben, weigerde het dier echter verder te gaan, zodat de advocaat zich van zijn rug in de modder liet glijden en de reis met de anderen te voet voortzette.
● Tijdens het onderzoek werden zowel de onderwijzers als de kinderen ondervraagd. De beschuldiging luidde dat de kinderen door te weigeren de vlag te groeten toen hun dat door de onderwijzers werd gevraagd, oneerbiedig tegen de vlag en hun onderwijzers waren geweest. Omdat zij hun ouders in geestelijke zin „broeders” en „zusters” noemden, werden zij er eveneens van beschuldigd oneerbiedig tegen hun ouders te zijn.
● Aan de kinderen werd gevraagd hun gedrag te verklaren. Rustig legden zij aan de hand van de bijbel uit dat zij tegen afgoderij waren en het groeten van de vlag als zodanig beschouwden. Nooit hadden zij hun ouders opzettelijk oneerbiedig behandeld. Dit werd door de ouders bevestigd. Nadat de kinderen uit de vergadering waren weggezonden, wendden de schoolautoriteiten zich tot de onderwijzers en gaven hun een berisping omdat zij een vals verslag over onschuldige christelijke kinderen hadden uitgebracht en geboden hun hen opnieuw op school toe te laten. Zowel de advocaat als de schoolautoriteiten stonden verbaasd over de verstandige wijze waarop deze kinderen hun geloof verdedigden.
● In juni 1957 verscheen de verdediger van het Genootschap voor het gerechtshof in de Filippijnen ten einde het recht van de kinderen van Jehovah’s getuigen om te weigeren de vlag te groeten en het volkslied te zingen, te verdedigen en wettelijk te bevestigen. Gedurende anderhalf uur bracht hij voor een aandachtig luisterend hof dat het helemaal niet met de getuigen eens was, op een rustige en logische wijze zijn argumenten te berde. Hij besloot zijn rede met de woorden: „Evenals katholieken hun recht om zich het eten van bepaald voedsel op dagen van onthouding te ontzeggen, zullen verdedigen, hebben ook Jehovah’s getuigen het recht om een bepaalde handeling welke volgens hen in strijd is met Gods wil, na te laten.” Na deze woorden ging hij zitten.
● Een ogenblik heerste er een volkomen stilte in het hof. Deze werd verbroken doordat de katholieke rechter nederig naar de verdedigerstafel afdaalde, de hand van de advocaat van het Genootschap greep en zei: „Al mag ik het dan niet helemaal eens zijn met wat u hebt gezegd, de argumenten die u te berde hebt gebracht, dragen stellig mijn sympathie weg. Dit is de indrukwekkendste toespraak die ik hier ooit in het hof heb gehoord.” Na afloop gaven ook zijn ambtsgenoten in de zaal van hun veranderde geestesgesteldheid blijk door hem van harte met zijn succes te feliciteren.
-