„Uw woord is waarheid”
Wie zijn de „drie die getuigenis afleggen”?
DE BIJBELVERZEN in 1 Johannes 5:7, 8 werden jarenlang gebruikt in een poging de Drieëenheid te bewijzen. Dit kwam omdat ze de woorden bevatten: „De Vader, het Woord en de Heilige Geest; en deze drie zijn één” (Petrus-Canisiusvertaling). Volgens de leerstelling van de Drieëenheid zijn de Vader, de Zoon en de ’Heilige Geest’ drie personen in één God, die alle drie gelijk in eeuwigheid, macht, heerlijkheid en wezen zijn.
Tegenwoordig worden deze verzen echter zelden meer gebruikt. Waarom niet? In de recente, katholieke Sint-Willibrordvertaling wordt in een voetnoot verklaard: „De Sixto-Clementijnse Vulgaat heeft hier een oude, maar niet authentieke toevoeging . . .” (Wij cursiveren.) De „niet authentieke toevoeging” wordt in deze vertaling dan ook eenvoudig weggelaten. Opmerkzame personen hebben trouwens ook in de veel oudere Petrus-Canisiusvertaling de volgende voetnoot op deze verzen kunnen lezen: „Wat tussen haakjes staat, komt echter niet voor in de griekse handschriften van het Nieuwe Testament, maar wel in onze latijnse vertaling.” Het is interessant dat niet alleen de Petrus-Canisiusvertaling maar ook de Nieuwe Vertaling van het Nederlandsch Bijbelgenootschap de toevoeging tussen haakjes plaatst.
Zonder de apocriefe toevoeging luiden deze twee verzen: „Want er zijn er drie die getuigenis afleggen, de geest en het water en het bloed, en de drie stemmen overeen.” Wie zijn deze „drie die getuigenis afleggen” eigenlijk precies en waarin stemmen zij overeen?
Zij stemmen overeen met betrekking tot de waarheid die in de twee voorafgaande verzen onder woorden wordt gebracht: „Wie is het die de wereld overwint dan hij die geloof heeft dat Jezus de Zoon van God is? Dit is hij die gekomen is door middel van water en bloed, Jezus Christus; niet met het water alleen, maar met het water en met het bloed. En de geest is het die getuigenis aflegt, want de geest is de waarheid.”
Wat is „de geest” die er getuigenis van aflegt dat Jezus de Zoon van God is? Het is Jehovah’s werkzame kracht of heilige geest. Deze legde zowel getuigenis af door te getuigen van het zoonschap van Jezus als door Jezus Christus te machtigen zijn opdracht als de Zoon van God ten uitvoer te brengen.
Johannes de Doper vertelde op welke wijze de heilige geest er getuigenis van aflegde dat Jezus de Zoon van God is, zeggende: „Ik zag de geest gelijk een duif uit de hemel neerdalen, en hij bleef op hem. Ook ik kende hem niet, maar Degene die mij heeft gezonden om in water te dopen, Die heeft tot mij gezegd: ’Degene op wie gij de geest ziet neerdalen en blijven, die is het die in heilige geest doopt.’ En ik heb het gezien, en ik heb getuigenis af gelegd dat deze de Zoon van God is.” — Joh. 1:32-34.
Dat deze heilige geest zelfs daarna ten behoeve van Jezus Christus zou getuigen, maakte hijzelf duidelijk door tot zijn apostelen te zeggen: „Wanneer de helper gekomen zal zijn, die ik u van de Vader zal zenden, de geest der waarheid, die van de Vader uitgaat, zal die getuigenis over mij afleggen.” — Joh. 15:26.
Vooral sedert Pinksteren heeft Gods heilige geest dit getuigenis afgelegd door Jezus’ discipelen te helpen de bijbelse profetieën te begrijpen die aantoonden dat Jezus de Zoon van God is. Dit is in overeenstemming met de woorden van de apostel Paulus die aantonen dat God zijn volk de waarheid openbaart „door middel van zijn geest, want de geest onderzoekt alle dingen, zelfs de diepe dingen Gods”. — 1 Kor. 2:10; Hand. 2:14-36; Rom. 1:1-4.
De heilige geest van Jehovah God legde ook getuigenis af van het feit dat Jezus de Zoon van God is doordat hij ermee werd gezalfd en erdoor in staat werd gesteld de machtige werken te doen die bewezen dat hij de Zoon van God was. Zelf zei hij hierover: „Indien ik de werken van mijn Vader niet doe, gelooft mij niet. Maar indien ik ze wel doe, gelooft dan de werken, ook al gelooft gij mij niet.” De apostel Petrus getuigde evenzo: „God [heeft] hem met heilige geest en kracht . . . gezalfd, en hij ging het land door, wéldoend en gezond makend allen die door de Duivel onderdrukt waren, want God was met hem.” — Joh. 10:37, 38; Hand. 10:38.
De apostel Johannes verklaarde dat ook „het water” ’getuigenis aflegde’. Van welk water was hier sprake? Is het het letterlijke water waarmee Jezus in de Jordaan werd gedoopt? Dit schijnt zo te zijn. Aangezien de geest letterlijk is en ook het bloed, zou het water logischerwijs ook letterlijk moeten zijn. Deze woorden van Johannes brengen derhalve in herinnering wat Jezus tot Nikodémus zei over de wijze waarop men wederom geboren zou worden: „Voorwaar, voorwaar, ik zeg u: Indien iemand niet uit water en geest wordt geboren, kan hij het koninkrijk Gods niet binnengaan.” Het water waarop Jezus hier doelde, was het water van de doop. — Joh. 3:5.
Het water van de doop legde er getuigenis van af dat Jezus de Zoon van God was. Op welke wijze? Doordat tijdens Jezus’ doop Jehovah God erkende dat Jezus zijn Zoon was, zeggende: „Dit is mijn Zoon, de geliefde, die ik heb goedgekeurd” (Matth. 3:17). Indien Jezus niet naar Johannes was gekomen om in water te worden gedoopt, zou deze speciale bevestiging van het feit dat hij Gods Zoon was, niet hebben plaatsgevonden. Dat hij zich daar aanbood om Jehovah’s wil te doen, vond plaats als een vervulling van zulke profetieën als Psalm 40:8: „In het doen van uw wil, o mijn God, heb ik behagen geschept, en uw wet is in mijn inwendige delen.”
Dit was in feite de voornaamste reden of het voornaamste doel waarom hij naar Johannes de Doper kwam en in water werd gedoopt, zoals Johannes zelf met de volgende woorden getuigde: „Ook ik kende hem niet, maar de reden waarom ik in water kwam dopen, was dat hij aan Israël openbaar gemaakt zou worden” (Joh. 1:31). Wij zien dus dat het water waarmee Jezus in de Jordaan werd gedoopt, evenals datgene wat het symboliseerde, namelijk dat hij zich aan zijn Vader aanbood om diens wil te doen, er op zeer letterlijke wijze getuigenis van aflegde dat Jezus de Zoon van God was.
Hoe staat het met de derde „getuige” waarvan Johannes melding maakt — „het bloed”? Welk bloed? Wiens bloed? En hoe legt het er getuigenis van af dat Jezus de Zoon van God is?
Het bloed waarop Johannes hier doelt, was ongetwijfeld Jezus’ eigen bloed. Het bloed van niemand anders kon een dergelijk getuigenis afleggen. Gods Woord toont herhaaldelijk aan dat het bloed van Jezus Christus als onze losprijs diende en ons reinigt van onze zonden: „Christus Jezus, die zichzelf gegeven heeft als een overeenkomstige losprijs voor allen.” „Het bloed van Jezus, zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde.” — 1 Tim. 2:5, 6; 1 Joh. 1:7.
Gewoon menselijk bloed zou niet als onze losprijs kunnen dienen, zoals duidelijk uit de Schrift blijkt. Het bloed van Jezus Christus kon dit echter wel, omdat hij de Zoon van God was en is. Wilde de mensheid voordeel trekken van het loskoopoffer van Jezus Christus, dan was het bovendien noodzakelijk dat ’Christus in de hemel zelf binnenging om daar ten behoeve van ons voor de persoon van Jehovah God te verschijnen’ (Hebr. 9:24). Alleen omdat hij de volmaakte Zoon van God was die zijn bloed als slachtoffer heeft vergoten, wekte Jehovah God hem uit de doden op en stelde hem aldus in staat in de hemel te verschijnen.
Wat zijn, gezien al het voorgaande, de „drie die getuigenis afleggen”? Het zijn: 1. De geest of werkzame kracht van Jehovah God; 2. het water waarmee Jezus werd gedoopt, alsmede hetgeen erdoor werd afgebeeld, en 3. het bloed dat Jezus als losprijs voor de zonden der mensheid vergoot. En deze leggen alle drie getuigenis af van het feit dat Jezus werkelijk de Zoon van God is, en niet God de Zoon, zoals door drieëenheidsaanhangers wordt beweerd.