Mijn doel in het leven nastreven
Zoals C.E. Frost dit heeft verteld
HET Bethelhuis in Brooklyn is mijn tehuis en ik kan met voldoening terugkijken op de afgelopen zevenenveertig jaar die ik er heb mogen doorbrengen. Deze plaats is de bijenkorf van activiteit welke bekendstaat als het internationale hoofdbureau van Jehovah’s getuigen. Wat een verschil met het leven op onze boerderij thuis in de buurt van Brazil, in Indiana, VS. Hier werd ik in december 1874 geboren, toen U.S. Grant voor de tweede maal het presidentschap van de Verenigde Staten bekleedde.
Moeder en vader bezochten de plaatselijke methodistische kerk en onderwezen ons, de kinderen, in die religie. Toen ik ongeveer twintig jaar oud was, hield een Heiligheid-predikster bij ons in de buurt een opwekkingsbijeenkomst en ik ging er heen om eens te luisteren. Zij sprak over heiliging en het verkrijgen van heilige geest zodat wij vrij van zonde konden leven en van redding verzekerd konden zijn. Eén gezegde trof mij bijzonder: Men kon een christen zijn zonder tot de een of andere religieuze sekte te behoren. Zo dacht ik er ook over. Later vroeg ik de methodistische predikant om mijn naam van zijn lijst van voorwaardelijke leden te schrappen. Zijn antwoord luidde dat ik, zolang ik een christelijk leven leidde, voor onbepaalde tijd als een voorwaardelijk lid gehandhaafd kon blijven. Enige tijd daarna bediende een nieuwe predikant onze kerk en had ik een gesprek met hem. Hij verloor zelf belangstelling in het methodisme en stemde ermee in om mijn naam van de ledenlijst te schrappen. Zelf sloot hij zich bij de Heiligheid-beweging aan.
GODS WIL ONTDEKKEN
Mijn vader besloot er nog een boerderij bij te kopen, welke ongeveer veertig kilometer van onze hofstede verwijderd lag. Het was zijn bedoeling dat wij jongens medeëigenaars zouden zijn en dat wij een deel van de kosten zouden betalen. Ik hield wel van het boerenbedrijf en ten slotte kregen zij mij zover dat ik met hen meeging.
Ofschoon ik nog steeds geen gedoopt kerklid was, zei ik tot de Heer dat ik zijn wil zou doen indien hij mij deze zou tonen. Nu wilde het geval dat een prediker van de Hernhutters-kerk in het bezit was van wat bijbelse lectuur van het Wachttorengenootschap, destijds de International Bible Students Association genoemd. Hij was het er nu niet bepaald mee eens, maar voor mij was dit het eerste contact met de publikaties van het Genootschap en ik herinner mij nog dat ik er met zijn moeder over heb gesproken. Kort hierna kwam mijn grootvader bij ons op bezoek. Hij bracht een prachtig boek mee dat door de president van het Genootschap was geschreven. De titel was „Het goddelijk Plan der Eeuwen”. Wat ik in dat boek zag, deed mij besluiten het van begin tot eind te lezen. Ofschoon grootvader er geen afstand van wilde doen, vertelde hij mij wel waar ik voor een exemplaar naartoe kon schrijven en het duurde dan ook niet lang of ik had het boek in mijn bezit. Tot mijn grote vreugde werd vraag na vraag grondig beantwoord. Het begrijpen van Gods wil met betrekking tot de aarde en de mensheid schonk vreugde en voldoening. De andere leden van ons gezin kregen ook veel belangstelling.
Dit goede nieuws uit Gods Woord was te goed om het voor mijzelf te houden. Ik bestelde extra exemplaren van de boeken van het Genootschap en begon ze bij vrienden en buren te verspreiden, terwijl ik hiernaast nog mijn werk op de boerderij deed. Sommige predikers moedigden hun kudde aan de boeken van het Genootschap te lezen. Anderen waarschuwden hun leden om ze niet te kopen of te lezen door te beweren dat ze „vol dwalingen” stonden. Dit maakte de verspreiding moeilijker. Toen verscheen er in de zomer van 1904 een toepasselijk artikel in The Watch Tower waarin de lezers verschillende methoden aan de hand werden gedaan waarop zij de bijbelse lectuur aan de mensen konden aanbieden. Wanneer er belangstelling werd getoond, moesten wij teruggaan en regelingen treffen voor „Dawn Circles” of groepsbijbelstudiën. Het in praktijk brengen van deze methoden werd door de Heer gezegend.
In diezelfde uitgave van The Watch Tower werd ons verteld dat er van 1-3 oktober 1904 te St. Louis, in Missouri, VS, een congres van bijbelonderzoekers gehouden zou worden. Ik trof regelingen om dit congres te bezoeken. De omgang met meer dan duizend mannen en vrouwen die goed onderlegd waren in de Schrift, was geweldig vreugdevol. Ik luisterde vooral graag wanneer Pastor Russell sprak. Na zijn lezing over de doop te hebben aangehoord, werden er honderd en achtenveertig van ons gedoopt. Van die tijd af stelde ik er belang in om het colporteurswerk als mijn christelijke beroep op mij te nemen. De andere leden van het gezin stemden hiermee in en gaven mij een royale afscheidsgift voor mijn werk op de boerderij. Te zamen met een vriend begonnen wij in Indiana en Illinois het colporteurswerk. Gedurende de acht jaar die wij in deze dienst doorbrachten, deden wij vele interessante ervaringen op, terwijl wij dikwijls een boek voor onze maaltijd in ruil gaven. Het was niet moeilijk om lectuur te verspreiden en het schonk ons grote vreugde om de waarheidsboodschap te verbreiden.
BETHEL EN HET FOTODRAMA
Pastor Russell had gezegd dat de vrienden, indien zij ooit naar New York zouden komen, gedurende hun verblijf aldaar het Bethelhuis als hun tehuis moesten beschouwen. Toen in 1913 de slappe wintermaanden aankwamen, schreef ik een brief waarin ik vroeg of er misschien voor ongeveer drie maanden enig werk voor mij in het Bethelhuis te doen was. Ja hoor! En zo werd ik dan op 27 december 1913 een lid van de Bethelfamilie. Precies in die tijd was het Genootschap echter bezig met de voorbereiding van het unieke Fotodrama der Schepping. De filmtechniek was splinternieuw en natuurlijk was er nog geen sprake van een geluidsfilm. Het Genootschap was er nu mee bezig om op de plaat opgenomen lezingen en muziek te synchroniseren met de stilstaande en bewegende beelden, zodat het toch als het ware een „sprekende film” was. Het geheel bestond uit vier delen, die elk twee uur duurden. Op levendige wijze werd Gods voornemen uitgebeeld met betrekking tot de mensheid, vanaf de voorbereiding der aarde voor Adam helemaal tot aan het einde van Christus’ duizendjarige heerschappij. Met ongeveer twintig volledige stellen zou het Drama elke dag in tachtig steden vertoond kunnen worden. Ik werd aan een groep toegewezen die het Fotodrama in Amerika zou vertonen. Het werd eveneens in zulke verafgelegen plaatsen als Australië, Nieuw-Zeeland en in vele delen van Europa gezien. Ik heb het voorrecht genoten om van januari 1914 tot en met juli 1915 aan dit werk in Amerika deel te kunnen nemen, waarna ik naar Bethel terugkeerde.
Om op Bethel gelukkig te zijn, hoeft men geen vooraanstaande positie te bekleden. Het helpen schoonhouden van de ijzeren potten en pannen was een noodzakelijk werk en ik beschouwde het als een dienstvoorrecht om dit werk in de keuken te mogen verrichten. Op Bethel te zijn in welke hoedanigheid dan ook, ’s morgens naar de bijbelse besprekingen van zowel de president als de leden van het christelijke besturende lichaam te luisteren, alsmede de commentaren van andere leden van de familie op het hoofdbureau te horen — dit alles is een deel van de vreugde van het Bethelleven. Ik heb er altijd van gehouden. Dit wil niet zeggen dat er helemaal geen moeilijkheden en beproevingen zijn. Alle christenen worden door Jehovah onderzocht. De dood van Pastor Russell in oktober 1916 deed bij ons de vraag rijzen of het werk was geëindigd. Nadat vervolgens broeder J. Rutherford als de nieuwe president van het Genootschap werd gekozen, trachtten enkele zelfzuchtige mannen die op persoonlijke eer uit waren het bestuur van het Genootschap in handen te krijgen. Jehovah liet hen hierin geen succes hebben en het duurde niet lang of zij gingen weg.
HET GETUIGENISWERK DOOD
Toen de eerste wereldoorlog in 1918 vier jaar aan de gang was, pakten er zich andere wolken samen. Door zekere religieuze leiders, die reeds lang door ons werk waren gekweld, werd het valse verhaal rondgestrooid dat het Genootschap deloyaal aan de regering was. Dezelfde leugen werd tegen Jezus gebruikt. Evenals hij waren wij volkomen neutraal ten opzichte van wereldlijke conflicten en stelden wij er alleen belang in om Gods Woord te gehoorzamen en de daarin vervatte bemoedigende boodschap te prediken. Twee bestuursleden van het Genootschap alsmede enkele andere met het Genootschap verbonden personen werd de valse beschuldiging ten laste gelegd dat zij de uitvoering van de dienstplichtwet tegenwerkten. Op grond hiervan werden zij door een bevooroordeelde rechtbank berecht, schuldig bevonden en werd hun het storten van een borgsom terwijl zij in hoger beroep gingen, op onwettige wijze ontzegd, zodat zij gedwongen in de federale gevangenis te Atlanta, in Georgia, VS, werden opgesloten.
De overigen van ons werden door dit alles volkomen uit het veld geslagen. Zelfs het Bethelhuis werd ten gevolge van kolengebrek gesloten. Het bureau werd weer naar Pittsburgh overgeplaatst en wij werden in particuliere woningen ondergebracht. Wij voerden nog enkele bestellingen voor boeken en brochures uit, doch praktisch gezien was het werk tot stilstand gekomen. Dat het werk dood was en onze getrouwe broeders in de gevangenis zaten, maakte mij erg bedroefd.
Vervolgens werden de broeders, na negen maanden ten onrechte gevangen te hebben gezeten, op bevel van een van de rechters van het Hooggerechtshof der Verenigde Staten — die gelastte dat men een borgtocht van de broeders diende te aanvaarden en hen moest toestaan hoger beroep aan te tekenen — vrijgelaten. In april 1919 werden de valse beschuldigingen door een federale arrondissementsrechtbank herroepen en werden de betrokkenen van alle blaam gezuiverd. Ik verheugde mij hierover. Als door een opstanding kwam het getuigeniswerk tot leven. Ik keerde nogmaals naar mijn Betheltoewijzing terug, waar veel te doen was in de verzendafdeling, zoals het inpakken van lectuur en het gereedmaken van kartonnen dozen voor de verzending.
GEDENKWAARDIGE GEBEURTENISSEN
Het leven op Bethel biedt vele opwindende verrassingen. Eén hiervan was de geboorte van het nieuwe tijdschrift The Golden Age. Dit geschiedde op 1 oktober 1919. Dit op feiten en hoop gebaseerde tijdschrift werd met open armen ontvangen. Onder de huidige naam „Ontwaakt!” verschijnt het in dit jaar 1961 in drieëntwintig talen en met een oplage van 3.250.000 exemplaren per uitgave. Het is een voorrecht geweest om te zamen met andere leden van de staf van het hoofdbureau dit tijdschrift, alsmede zijn oudere metgezel, De Wachttoren, voor verzending te kunnen gereedmaken. U hebt misschien reeds opgemerkt dat de oplage van dit laatstgenoemde tijdschrift thans 3.800.000 exemplaren per uitgave bedraagt, terwijl het in zestig talen verkrijgbaar is. Het inpakken en verzenden van deze bijbelse tijdschriften is voor de leden van de Bethelfamilie, die de grote waarde van deze tijdschriften kennen, altijd een belangrijk werk geweest.
Men moet vastberaden zijn, wil men zich van een toewijzing blijven kwijten en deze vastberadenheid verkrijgt men door zijn schat des dienstes naar juiste waarde te schatten. De door het Genootschap gehouden congressen zijn een bron van persoonlijke sterkte en waardering geweest. Ik herinner mij nog het in 1922 gehouden congres te Cedar Point in Ohio, VS. Aan het einde van broeder Rutherfords opwekkende toespraak werd er meer dan gewoonlijk geapplaudisseerd. Aangezien ik aan de achterkant van het podium zat, kon ik niet het bijna elf meter lange spandoek zien dat ontvouwen werd en waarop zo geestdriftig werd gereageerd. Op dit spandoek was in drie kleuren de slagzin „Verkondig de Koning en het Koninkrijk” aangebracht terwijl er tevens een afbeelding van Christus op te zien was.
Dit was nu precies wat de organisatie ging doen. Men ging nu ook op zondagen van huis tot huis boeken verspreiden. Spoedig ontstond de behoefte aan meer faciliteiten in Brooklyn. Het was een vreugde in 1927 de opening van de nieuwe drukkerij in Adams Street no. 117 bij te wonen. Dit betekende natuurlijk ook dat er meer werkers en meer woonruimte nodig zouden zijn. Erop vertrouwend dat opgedragen broeders zich vrijwillig voor dienst in het Bethelhuis zouden opgeven, voltooide het Genootschap in 1927 een nieuw Bethelhuis. De familie werd met nieuwe leden uitgebreid om met ons het werk te doen.
Het steeds toenemende licht op Jehovah’s Woord en voornemen hield gelijke tred met de uitbreidende faciliteiten. Het hoogtepunt in 1931 was het aannemen van de naam „Jehovah’s getuigen”. Vier jaar later begrepen wij pas voor het eerst dat de „grote schare” welke in Openbaring 7:9 wordt genoemd, een aardse klasse van mannen en vrouwen is die in Gods nieuwe wereld voor altijd op aarde zullen leven. Ten einde deze dorstigen met de boodschap te bereiken, begon het Genootschap in het begin van 1937 van koffergrammofoons gebruik te maken. Deze werden hier op de drukkerij vervaardigd en de mensen spreken er nog steeds over.
De tweede Wereldoorlog legde het getuigeniswerk niet stil, ofschoon het in vele landen hevige aanvallen te verduren had. Terwijl de oorlog nog in volle gang was, opende het Genootschap in het noordelijke gedeelte van de staat New York de Gileadschool. Dit betekende voor het Bethelhuis vele nieuwe gezichten van studenten die naar en van school kwamen. In 1950 werd er weer een nieuwe drukkerij gebouwd en werd het bestaande Bethelhuis vergroot en vond er een inwijding plaats. Dat jaar kwamen duizenden afgevaardigden, die het eerste congres in het Yankee stadion bijwoonden, ons bezoeken.
In de maanden vlak voorafgaande aan grote congressen, is er op het hoofdbureau natuurlijk veel werk te doen, terwijl er dan tevens grote verwachtingen worden gekoesterd. Het behoort namelijk tot een van de vele Bethelvoorrechten om aan de vervaardiging van lectuur die op toekomstige congressen wordt vrijgegeven, te mogen meewerken, doch dit blijft een vertrouwelijke aangelegenheid voor de respectieve afdelingen zodat alleen zij die er rechtstreeks mee te maken hebben, weten wat er wordt gemaakt. Zo is het dan ook niets ongewoons wanneer een dergelijke vrijgave voor de leden van de Bethelfamilie als een volkomen verrassing komt, zo goed leert iedereen om ’rustig te leven en zich met zijn eigen zaken te bemoeien’.
In 1956 verwelkomden wij de voltooiing van het nieuwe gebouw van twaalf verdiepingen voor het drukken van De Wachttoren en Ontwaakt! Vanuit mijn zonnige kamer aan Columbia Heights kon men tot voor kort dit nieuwe gebouw zien. Nu bevindt zich aan de overzijde van Columbia Heights no. 124 het prachtige, uit twaalf verdiepingen bestaande slaap-, school- en bureaugebouw van het Genootschap met zijn mooie groene tuin. Door die tuin haasten leden van de familie en Gileadstudenten zich naar en van hun toewijzingen en studiën. Nu de Gileadschool naar Brooklyn is overgebracht en leden van de familie de studenten op tochten door de stad vergezellen, vallen ons hier op het hoofdbureau nog meer vreugden en voorrechten ten deel. Op dit ogenblik telt ons huisgezin meer dan zevenhonderd leden.
Op Bethel te zijn, brengt in zo vele opzichten zijn eigen beloning met zich mee. Geen van mijn toewijzingen is bijzonder ongewoon geweest, maar het is iets geweldigs om zevenenveertig jaar lang onder opgedragen christenen te verkeren en een aandeel aan het werk te hebben. Evenals David wil ik liever op de drempel van Jehovah’s huis vertoeven dan in de tenten der goddelozen wonen en dit stervende samenstel van dingen ondersteunen. Bethel is een „huis Gods”. Daaromtrent bestaat geen twijfel in mijn geest. Ik ben thans in mijn zevenentachtigste levensjaar. Er zijn nu jongeren die het werk hier ter hand nemen, maar ik dank Jehovah dat ik met hen verenigd ben in het vreugdevolle werk dat erin bestaat de Universele Soeverein te dienen en vooruit te zien naar eeuwig geluk in Gods nieuwe wereld.