Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w73 15/5 blz. 303-309
  • In de gemeente gunstig op Jehovah’s tedere genegenheid reageren

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • In de gemeente gunstig op Jehovah’s tedere genegenheid reageren
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1973
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • HEMELSE ONDERSTEUNING EN LEIDING
  • REAGEER BEREIDWILLIG
  • Aandacht schenken aan de nederigen
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1966
  • ’Omgord u met ootmoedigheid des geestes’
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1999
  • God koestert liefde voor de ootmoedigen en geringen
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1973
  • Schik u nederig naar Jehovah’s weg van redding
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1974
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1973
w73 15/5 blz. 303-309

In de gemeente gunstig op Jehovah’s tedere genegenheid reageren

„Voor alle dingen bezit ik de sterkte door hem die mij kracht verleent.”— Fil. 4:13.

1. Van welke voorziening in de gemeente van Jehovah’s getuigen kunnen allen gebruik maken, en hoe worden deelnemers erdoor geholpen?

EEN van de voortreffelijke voorzieningen die wij in elke gemeente van Jehovah’s getuigen aantreffen, is de theocratische bedieningsschool, waarvan allen in de gemeente gebruik kunnen maken. Door deze school te bezoeken, worden de deelnemers in staat gesteld zich toe te leggen op de studie van specifieke bijbelse onderwerpen. Neemt u er zelf aan deel? Als dit zo is, neemt u toe in persoonlijke kennis en persoonlijk inzicht, niet waar? Ook de manier waarop u de waarheid aan anderen aanbiedt, verbetert, hetgeen geestelijk opbouwend voor de anderen in de gemeente is.

2. Welke feiten met betrekking tot Gods Woord moedigen iemand aan volledig voordeel van de theocratische bedieningsschool te trekken?

2 Hoewel de voorziening er is, kan het zijn dat sommige personen in een gemeente niet meedoen en niet deelnemen aan de theocratische bedieningsschool. Waarom? Misschien omdat zij van mening zijn dat zij niet bekwaam zijn en vrezen dat zij nooit bekwaam kunnen worden. Zou het niet goed zijn als zulke personen aandacht schonken aan het feit dat Jehovah wil dat zijn volk zijn waarheid spreekt? Het heeft enorm veel nut vrijuit over de geïnspireerde Schrift te spreken. „De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig om [1] te onderwijzen, [2] terecht te wijzen, [3] dingen recht te zetten, [4] streng te onderrichten in rechtvaardigheid, opdat de mens Gods [5] volkomen bekwaam zij, [6] volledig toegerust tot ieder goed werk” (2 Tim. 3:16, 17). Werkelijk voortreffelijke voordelen!

3. Welke hulp die de school biedt, is eveneens aanmoedigend?

3 Er kan geen enkele twijfel over bestaan dat Jehovah verlangt dat zijn volk de waarheid spreekt en deze duidelijk spreekt. Dit wil niet zeggen dat allen dezelfde welsprekendheid als sprekers vanaf het podium zullen verkrijgen; niettemin zal de theocratische bedieningsschool allen helpen toe te nemen in kennis, zich duidelijker uit te drukken, nauwkeuriger te worden in hun beweringen en ook bekwamer te worden in het benaderen van anderen. Deelneming aan de school bevordert ook de onderlinge liefde en verschaft aanmoediging voor andere broeders en zusters in de gemeente. Bovendien vormt het een bewijs van geloof van de zijde van de deelnemers, die hun uiterste best doen en daarbij volledig op Jehovah vertrouwen en rekenen.

4. Geef de hier verhaalde ervaring weer, en toon aan hoe daarin geloof wordt gedemonstreerd.

4 Dit geldt zelfs in het geval van enkelen die misschien niet vloeiend de taal spreken van het gebied waarin zij wonen. Ondanks dit nadeel worden zij heel bedreven in de bediening omdat zij hun best doen op de theocratische bedieningsschool. De dingen die door Gods geest tot stand worden gebracht, zijn werkelijk verbazingwekkend. Mensen die geen onderwijs hebben genoten, overwinnen hun handicap met behulp van deze school, zoals de volgende aanhaling uit een brief die van het bijkantoor van het Genootschap in Dahomey (West-Afrika) werd ontvangen, aantoont:

„De broeders hebben met enkele moeilijke problemen te kampen. De meeste mensen zijn analfabeet. Religieus bijgeloof is zeer diepgeworteld. Bovendien zijn er veel talen, hoewel er geen nationale taal is. In de stad Cotonoe bijvoorbeeld zijn nu vijf gemeenten van Jehovah’s getuigen en hun vergaderingen worden in vijf verschillende talen gehouden. Veel talen zijn ongeschreven en dus moet de mensen geleerd worden in een taal te lezen die wel geschreven is. Verleden jaar werd 108 mensen geleerd te lezen. Deze gingen naar de lees- en schrijfcursus die onder toezicht van de gemeenten wordt gegeven. Er zijn nog altijd ongeveer 600 broeders die niet kunnen lezen en zij zullen volgend jaar harder aan dit probleem werken. Natuurlijk is de noodzaak te kunnen lezen, groot, zoals door een verkondiger wordt verteld die analfabeet is geweest.

Deze broeder was nog maar pas met de organisatie verbonden en ging voor het eerst in de van-huis-tot-huisdienst. Hij kwam bij een protestantse man die zag dat hij niet kon lezen en daarom zei: ’Kom niet tot mij prediken voordat u zelf de bijbel kunt lezen.’ Hoewel de nieuwe verkondiger bleef proberen met de man te spreken, wilde deze niet luisteren en zei nog eens dat een analfabeet niets kon onderwijzen. De verkondiger was nu vastbesloten zijn probleem te overwinnen. In plaats van er tevreden mee te zijn alleen maar de leescursus te volgen, studeerde hij zes weken lang iedere dag nog extra. Overal waar hij heenging, nam hij zijn boek mee en vroeg degenen die konden lezen hem te helpen woorden uit te spreken. Na zes weken ging hij weer in de dienst, en wie was de eerste die hij bezocht? Natuurlijk de man die geweigerd had naar hem te luisteren toen hij voor het eerst ging prediken. Deze keer was de protestantse man niet alleen verbaasd deze ’analfabeet’ hem de bijbel te horen voorlezen maar hij kreeg ook belangstelling voor wat hij onderwees.

In het komende jaar hopen wij dat nog velen meer er de belangrijkheid van zullen inzien te kunnen lezen, zodat het ’goede nieuws’ in dit deel van het veld doeltreffender zal worden gepredikt ten einde ’meer discipelen te maken’.”

5. Hoe kunnen ootmoedige personen de organisatie van Jehovah’s volk steunen?

5 Zoals in de bovenstaande ervaring wordt aangetoond en ook uit in de Schrift opgetekende ervaringen blijkt, worden ootmoedigen en geringen vaak het meest gezegend als zij bereidwillig op hun voorrechten en gelegenheden in Jehovah’s dienst reageren en in geloof doen wat zij kunnen. Wanneer geringe en ootmoedige personen zich met de gemeente verbinden, dienen zij ertoe aangemoedigd te worden aan de velddienst deel te nemen indien zij hier volgens de Schrift voor in aanmerking komen en dienen zij geholpen te worden hun activiteit uit te breiden. Als zij in de mate waarin zij met bekwaamheden zijn begiftigd hun best doen daarmee te woekeren en terzelfder tijd hun ootmoedigheid van geest behouden, is hun goede reactie op de hun geschonken hulp een steun voor de organisatie van Jehovah’s volk. Deze handelwijze zal tot het goede resultaat bijdragen dat staat vermeld in Efeziërs 4:2, 3: „Met volledige ootmoedigheid des geestes en zachtaardigheid, met lankmoedigheid, elkaar in liefde verdragend, er ernstig naar strevend de eenheid des geestes te bewaren in de verenigende band van vrede.”

6. Welke verstrekkende resultaten kunnen door de getrouwe krachtsinspanningen van een nederige persoon bereikt worden?

6 Een schriftuurlijk verslag waaruit blijkt dat niet enkel een gemeente van Jehovah’s volk in één bepaalde plaats maar de hele theocratische natie werd geholpen en gesteund door de getrouwe krachtsinspanningen van één ootmoedige persoon, is opgenomen in het bericht over een overwinning op de strijdkrachten van de vijanden van Israël. Israëls generaal Barak, werd ervan in kennis gesteld dat Sísera, een generaal van de strijdkrachten van Kanaän, niet in Baraks hand, maar in de hand van een vrouw „verkocht” of overgeleverd zou worden. Het bleek dat aan de vrouw Jaël, de nederige vrouw van een Kenitische man, deze grote eer te beurt viel. Zij was bereidwillig en vatte moed, hoewel haar hierdoor een groot gevaar dreigde. Zij deed alles wat zij kon en zij werd beloond doordat Gods boosaardige vijand in haar hand werd overgeleverd. Bovendien is haar naam en het bericht van wat zij heeft gedaan in de Heilige Schrift opgenomen. Het schriftuurlijke verslag vinden wij in Rechters 4:8, 9, 21-23:

7. Welke punten in het bijbelverslag van Rechters, hoofdstuk 4, maken speciaal indruk op u?

7 „Hierop zei Barak tot [de profetes Debora]: ’Indien gij met mij zult meegaan, dan zal ik stellig gaan; maar zo gij niet met mij zult meegaan, zal ik niet gaan.’ Waarop zij zei: ’Ik zal zonder mankeren met u meegaan. Desondanks zal de luister niet aan u worden toegekend op de weg die gij gaat, want in de hand van een vrouw zal Jehovah Sísera verkopen.’ Toen stond Debora op en ging met Barak naar Kedes. Jaël nu, de vrouw van Heber, nam een pin van de tent en greep de hamer in haar hand. Toen ging zij stilletjes naar hem toe en dreef de pin door zijn slapen en sloeg ze in de grond, terwijl hij vast sliep en afgemat was. Zo stierf hij. En zie! daar kwam Barak aan, die Sísera achtervolgde. Jaël nu ging naar buiten, hem tegemoet, en zei tot hem: ’Kom, en ik zal u de man laten zien die gij zoekt.’ Hij ging dus bij haar naar binnen, en zie! daar lag Sísera dood, met de pin door zijn slapen. Zo onderwierp God op die dag Jabin, de koning van Kanaän, voor het aangezicht van de zonen van Israël.” Werkelijk een machtige overwinning, door middel van een getrouwe, ootmoedige vrouw!

HEMELSE ONDERSTEUNING EN LEIDING

8. (a) Hoe is het christendom meer dan een geloof? (b) Hoe staat 2 Timótheüs 3:14 met de aangelegenheid in verband?

8 Wat ook de achtergrond van Jehovah’s opgedragen dienstknechten moge zijn, iedereen is op een zeker tijdstip in het verleden begonnen de weg van het christendom te bewandelen, hetgeen niet louter een geloof is maar een levenswijze, een pad of weg waarbij een loopbaan van getrouwheid is betrokken. De apostel Paulus maande Timótheüs aan: „Blijf . . . in de dingen die gij hebt geleerd en waarin gij door overtuiging zijt gaan geloven” (2 Tim. 3:14). Zo blijven ook wij, als wij deze weg van rechtvaardigheid zijn gaan bewandelen, in volledig vertrouwen voortgaan, in gedachten houdend dat wij, toen wij de waarheid hoorden, deze eerst zorgvuldig hebben overwogen. Gaandeweg werden wij volledig overtuigd en deze overtuiging kwam niet door emotie of druk, doch door onweerlegbare waarheid. Daar dit zo is, dienen wij de weg der waarheid die in de bijbel voor ons is uitgestippeld, te blijven volgen. Wij krijgen de verzekering dat als wij dit doen de Almachtige God, zijn Zoon de regerende Koning en zijn heilige engelen ons ondersteunen!

9. Leg uit hoe Openbaring, hoofdstuk 7, onthult dat degenen die God op aarde loven hemelse ondersteuning ontvangen.

9 U herinnert u dat de „grote schare” van Openbaring hoofdstuk zeven „met een luide stem [blijft] roepen: ’Redding hebben wij te danken aan onze God, die op de troon is gezeten, en aan het Lam’” (7 vs. 10). De hemelse ondersteuning van deze „grote schare” lofprijzers van Jehovah wordt in de volgende woorden van 7 de verzen 11 en 12 aangetoond: „En alle engelen stonden rondom de troon en de oudere personen en de vier levende schepselen, en zij vielen op hun aangezicht voor de troon en aanbaden God, zeggende: ’Amen! [Amen! op wat de „grote schare” met luide stem uitriep.] De zegen en de heerlijkheid en de wijsheid en de dankzegging en de eer en de kracht en de sterkte zij onze God tot in alle eeuwigheid. Amen.’” Ja, inderdaad, de „grote schare” heeft hemelse ondersteuning!

10. (a) Waarop heeft leiding van Jehovah betrekking? (b) Dienen ook geringe personen als Gods dienstknechten te prediken en te onderwijzen?

10 Er is ook een schriftuurlijk bewijs dat de geringen en ootmoedigen leiding hebben op de christelijke levensweg, want er staat geschreven: „Uw woord is een lamp voor mijn voet, en een licht op mijn pad” (Ps. 119:105). Zulk een goddelijke leiding heeft betrekking op het gedrag, het denken, de gewoonten, de opvattingen en de bediening van opgedragen dienstknechten van Jehovah. Zeker, ook geringe personen onder zulke dienstknechten trekken er voordeel uit het uitdrukkelijke bevel ten uitvoer te brengen: „Predik het woord, houd u er als met een dringende zaak mee bezig, in gunstige tijd, in moeilijke tijd, wijs terecht, berisp, vermaan, met alle lankmoedigheid en kunst van onderwijzen . . . Houd . . . in alle dingen uw zinnen bij elkaar, lijd kwaad, doe het werk van een evangelieprediker, volbreng uw bediening ten volle.” — 2 Tim. 4:2, 5.

11. (a) Wie moeten zich dus naar Gods maatstaven richten? (b) Vermeld wat de beste handelwijze is met betrekking tot gelegenheden van dienst voor Jehovah.

11 Volgt hieruit dus niet dat alle „soorten” van personen in de theocratische organisatie, willen zij Jehovah’s steun en leiding hebben, zich moeten richten naar de vereisten, verantwoordelijkheden en voorrechten van „De Weg”? Dit omvat tal van personen op „De Weg” die van het soort zijn dat ootmoedig van geest is en die vaak denken dat zij niet geschikt zijn voor alles wat er bij „De Weg” betrokken is (Hand. 19:9). Laten zulke personen echter bedenken dat als er grotere verantwoordelijkheden of voorrechten worden aangeboden, het de beste handelwijze is hier gunstig op te reageren en dit met toewijding te doen. God kent onze beperkingen en hij kan ons voldoende bekwaamheid geven om de toewijzing die hij ons geeft, te behartigen. „Voor alle dingen bezit ik de sterkte door hem die mij kracht verleent”, schreef de apostel Paulus (Fil. 4:13). Indien ons dus wordt gevraagd in een speciale hoedanigheid in de gemeente te dienen, moeten wij hier vol vertrouwen gunstig op reageren door de dingen aan de Heer over te laten en ons best te doen. De psalmist zegt: „Uw volk zal zich gewillig aanbieden op de dag van uw strijdkracht.” — Ps. 110:3.

REAGEER BEREIDWILLIG

12, 13. (a) Welk onderscheid maakt Jehovah? (b) Voor welke personen koestert Jehovah liefde?

12 Als iemand „ootmoedigheid des geestes” bezit, betekent dit dat hij niet hoogmoedig is, en dit is een wenselijke hoedanigheid. Iemand die zich echter wegens zijn achtergrond of natuurlijke beperkingen gering voelt, dient volledig op Jehovah te vertrouwen.

13 Jehovah maakt onderscheid tussen de ootmoedigen van geest en de hoogmoedigen, want zijn eigen Woord zegt: „Want Jehovah is hoog, en toch ziet hij de nederige; maar de hovaardige kent hij slechts van een afstand” (Ps. 138:6). Dit onderscheid wordt ook nog aangetoond in Jesaja 66:2, waar „de uitspraak van Jehovah” is: „Op deze dan zal ik zien, op de ellendige en de verslagene van geest en die voor mijn woord beeft.” Christenen krijgen ook de raad: „Omgordt u allen . . . met ootmoedigheid des geestes jegens elkaar, want God weerstaat de hoogmoedigen, maar hij geeft onverdiende goedheid aan de nederigen. Vernedert u daarom onder de machtige hand van God, opdat hij u te zijner tijd moge verhogen.” „God weerstaat de hoogmoedigen, maar hij geeft onverdiende goedheid aan de nederigen” (1 Petr. 5:5, 6; Jak. 4:6). Dat „ootmoedigheid van geest” als een kleed dient te worden aangedaan en onafgebroken gedragen dient te worden, is duidelijk: „Bekleedt u . . . met de tedere genegenheden van mededogen, goedheid, ootmoedigheid van geest, zachtaardigheid en lankmoedigheid” (Kol. 3:12). Onze Leider, Christus Jezus is zo iemand, want hij zegt over zichzelf dat hij „ootmoedig van hart” is (Matth. 11:29). God koestert liefde voor zulke nederigen.

14. Wat is Gods voornemen met betrekking tot personen die ’verbrijzeld en ootmoedig’ zijn?

14 Jehovah koestert liefde voor de ootmoedigen met het voornemen hun hart en geest te sterken. „Want dit heeft de Hoge en Verhevene, die voor eeuwig verblijf houdt en wiens naam heilig is, gezegd: ’In den hoge en in de heilige plaats houd ik verblijf, alsook bij de verbrijzelde en ootmoedige van geest, om de geest der ootmoedigen te doen opleven en om het hart der verbrijzelden te doen opleven’” (Jes. 57:15). Jehovah zou degenen die als gevolg van de druk van hun achtergrond en huidige omstandigheden misvormd en verbrijzeld zijn, weer genezen.

15. Welk onderscheid moeten ootmoedige personen maken?

15 Zoals Jehovah onderscheid maakt tussen nederigen en hoogmoedigen, moeten ootmoedige personen onderscheid maken en het verschil zien tussen noodzakelijke, juiste, christelijke nederigheid en valse nederigheid, omdat laatstgenoemde eigenschap geen werkelijke ootmoedigheid des geestes maar in feite verwatenheid is.

16. Welk onderzoek zal bij het maken van dit juiste onderscheid een hulp zijn?

16 De ootmoedigen worden geholpen dit onderscheid te maken door te onderzoeken hoe het met hun vertrouwen op Jehovah gesteld is. Wij kennen de spreuk: „Vertrouw op Jehovah met heel uw hart en steun niet op uw eigen verstand. Sla in al uw wegen acht op hem [erken hem], en hij zal uw paden recht maken.” — Spr. 3:5, 6.

17. Hoe maakt de Schrift verschil tussen echte nederigheid en schijnnederigheid?

17 De apostel Paulus helpt ons in zijn brief aan de christenen in Kolosse het verschil te zien tussen de hoedanigheid van echte nederigheid en wat wel eens doodgewoon hardnekkigheid kan blijken te zijn. „Laat u niet de prijs ontroven door iemand die behagen schept in schijnnederigheid en een vorm van aanbidding van de engelen, ’intredende in’ de dingen die hij heeft gezien en die zonder juiste reden opgeblazen is door zijn vleselijke gezindheid. Deze dingen hebben wel een schijn van wijsheid in een zichzelf opgelegde vorm van aanbidding en schijnnederigheid . . . maar ze hebben geen waarde” (Kol. 2:18, 23). Ootmoedige personen moeten een „vleselijke gezindheid” vermijden of uitbannen. Hoewel deze misschien „een schijn van wijsheid” heeft, zou ze niet van ware wijsheid noch bescheidenheid getuigen, zoals Spreuken 11:2 waarschuwt: „Is overmoed gekomen? Dan zal oneer komen; maar wijsheid is bij de bescheidenen.” Werkelijk bescheiden mensen zijn wijs, niet zij die ’beleidvol in hun eigen ogen worden’ (Rom. 12:16). Dit geeft ootmoedigen stellig veel om over na te denken; zij krijgen hierin veel goddelijke raad om ernstig te overwegen, opdat zij niet alleen gunstig op Jehovah’s tedere genegenheid en liefdevolle voorzieningen zullen reageren, maar dit ook met vertrouwen zullen doen. „De rechtvaardigen zijn als een jonge leeuw die vol vertrouwen is.” — Spr. 28:1.

18. Welke twee gevolgtrekkingen kunnen wij uit dit artikel maken?

18 Uit dit alles kunnen wij de gevolgtrekking maken dat iedereen met de hulp van Jehovah tot in hoge mate de bekwaamheid kan aankweken om elke soort van diensttoewijzing te behartigen. Wij kunnen ook de gevolgtrekking maken dat Jehovah liefde koestert voor de ootmoedigen en dat hij hen, indien zij zijn hulp en leiding zoeken, in zijn woord geloven en de dienstvoorrechten aanvaarden die hun worden aangeboden, geschikt zal maken voor grotere dienstvoorrechten.

19. Welke hulp en raad is er voor personen met zelfvertrouwen?

19 In tegenstelling tot degenen die zich enigermate onbekwaam en gering voelen, hebben anderen door hun omstandigheden, bekwaamheden of achtergrond misschien een grote mate van zelfvertrouwen. Ook zulke personen vinden in Gods Woord raad die nuttig voor hen is. Allen die deel uitmaken van Jehovah’s volk zijn „schapen” van zijn kudde, en dat omvat degenen die speciale voorrechten en verantwoordelijkheden in de gemeente van Gods volk hebben. Uit de symbolische schapen worden herders genomen opdat zij de kudde kunnen leiden en helpen, maar zij moeten nog altijd „schapen” van de kudde blijven en aandacht aan zichzelf schenken opdat zij zichzelf niet te serieus nemen en hoogmoedig worden. Als zij hoogmoedig zijn of zo worden, kan Jehovah hen niet blijven gebruiken, want hij is de trotsen en de hoogmoedigen niet gunstig gezind. „Schenkt aandacht aan uzelf en aan de gehele kudde, onder welke de heilige geest u tot opzieners heeft aangesteld, om de gemeente Gods te weiden, welke hij met het bloed van zijn eigen Zoon heeft gekocht.” — Hand. 20:28.

20. Welk goede voorbeeld gaf Jezus zijn volgelingen?

20 Zelfs „zijn eigen Zoon”, Jezus Christus, verliet zich niet op zichzelf, maar zei: „De Zoon kan geen enkel ding uit zichzelf doen, maar alleen wat hij de Vader ziet doen. Want al wat Die doet, dat doet ook de Zoon evenzo” (Joh. 5:19). De apostelen zouden zich in de ogen van Jezus minderwaardig hebben kunnen voelen, maar Jezus’ nederigheid en zijn liefde deden de beste eigenschappen in hen uitkomen. Allen die verantwoordelijke posities in de gemeente van Gods volk bekleden, dienen zo te zijn, dat wil zeggen, zoals Jezus in zijn nederigheid en liefde was, waardoor hij de tedere genegenheid en barmhartigheid van zijn Vader weerspiegelde.

21. Welke raad geeft de Schrift aan trotse personen, en waarom?

21 Als iemands zegeningen en voorrechten hem trots hebben gemaakt, heeft hij de noodzakelijke hoedanigheid van nederigheid van geest en hart verloren en als hij niet verandert, zal hij afgekeurd worden, „want God weerstaat de hoogmoedigen” (1 Petr. 5:5). „Trots komt vóór een ineenstorting, en een hoogmoedige geest vóór struikeling. Beter is het ootmoedig van geest te zijn met de zachtmoedigen, dan buit te delen met wie zich verheffen.” — Spr. 16:18, 19.

22. Wat is de juiste houding jegens: (a) personen die gunstige omstandigheden en bekwaamheden hebben? (b) personen die tijd en opleiding nodig hebben om vorderingen te maken?

22 Gods houding jegens de nederigen is duidelijk en allen dienen deze over te nemen. Sommigen, wier omstandigheden gunstig zijn en die natuurlijke bekwaamheden bezitten, doen hun best en maken goede christelijke vooruitgang. Deze vooruitgang is prijzenswaardig. Iemand met zulke bekwaamheden, verantwoordelijkheden en voorrechten dient te beseffen dat verscheidene andere personen deze dingen niet bezitten. Er zijn anderen die voordeel trekken van opleiding en van de werking van Jehovah’s geest en na verloop van tijd vorderingen maken en extra theocratische voorrechten krijgen. Dat is heel fijn en het geeft ook blijk van juiste christelijke vooruitgang. Bovendien moeten wij de velen in de christelijke gemeente die nieuw zijn of die wegens hun omstandigheden nog geen vorderingen hebben kunnen maken, ook vanuit Gods standpunt bezien. Het zou een verkeerde menselijke redenatie zijn deze enigszins achtergebleven personen als onbelangrijk te beschouwen. God stelt belang in hen en kan zulke personen op tal van waardevolle manieren gebruiken, en hij doet dit ook.

23. (a) Wie dienen geholpen te worden, en door wie? (b) Wat hebben wij allen, evenals Jakobus, als waar opgemerkt?

23 Laten allen die deze juiste zienswijze bezitten — zowel degenen op wie door mensen in de wereld wordt neergezien als anderen — elkaar dus helpen. Dit houdt ook in degenen te helpen die letterlijk kinderen, jong in jaren, zijn. Allen die bejaard en misschien gebrekkig zijn, en misschien ook personen met een minderwaardigheidsgevoel, dienen geholpen te worden. Allen kunnen geestelijk voordeel trekken van ootmoedige en geringe personen die, als zij gunstig op Jehovah’s liefdevolle voorzieningen reageren, steun en sterkte aan de organisatie van de gemeente van Jehovah’s volk geven. Omgang in gemeenteverband en persoonlijke omgang zijn hierbij waardevol, want allen gaan daardoor de waarheid beseffen van de schriftuurlijke stelling: „God heeft . . . het . . . lichaam zo samengesteld dat hij overvloediger eer gaf aan het deel dat te kort kwam” (1 Kor. 12:24). Stellig zijn Jehovah’s dienstknechten het zonder uitzondering eens met de opmerkingen van de bijbelschrijver Jakobus, toen hij zei: „Gij hebt gezien hoe Jehovah het [met Job] heeft laten aflopen, dat Jehovah zeer teder in genegenheid en barmhartig is.” — Jak. 5:11.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen