Medewerkers in de oogst
„[Jezus] zei . . . tot zijn discipelen: ’Ja, de oogst is groot, maar er zijn weinig werkers. Smeekt daarom de Meester van de oogst dat hij werkers in zijn oogst uitzendt.’” — Matth. 9:37, 38.
1. Hoe kan intense tegenstand tegen ons werk worden beschouwd?
DE OOGST wordt niet altijd onder gemakkelijke of gunstige omstandigheden binnengehaald, maar er is volharding voor nodig. Op sommige plaatsen laait er felle tegenstand op, maar waar het om gaat is, dat het binnenhalen van de oogst doorgaat. De ervaring leert dat het vaak aan tegenstand te danken is dat sommige mensen, die anders geen belangstelling voor Jehovah’s Getuigen zouden hebben, ertoe gebracht worden de situatie met andere ogen te bezien. Aan het eind van het verslag in het Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1978 wordt een groepje van 18 andere landen samen onder één noemer vermeld, landen waar de tegenstand bijzonder hevig is. En in die 18 landen waren er vorig jaar alleen al 9673 dopelingen!
2. Welke hevige tegenstand ontmoetten Gods dienstknechten in Nehemía’s tijd, en hoe werd er het hoofd aan geboden?
2 Werken, ja, hard werken, onder hevige tegenstand, is geen nieuwe ervaring voor Jehovah’s dienstknechten. Het is nu net zo als in de dagen van Nehemía, toen men druk bezig was met de bouw van de muur van Jeruzalem en de naburige volken hun tegenstand zo intensiveerden dat zij een samenzwering smeedden om tegen de stad te strijden. Nehemía bericht: „Wat de bouwlieden aan de muur betreft en degenen die de last droegen van vrachtdragers, ieder deed met de ene hand het werk, terwijl de andere hand de werpspeer vasthield. En de bouwlieden hadden ieder hun zwaard aan de heup gegord, terwijl zij aan het bouwen waren; en de horenblazer stond naast mij.” — Neh. 4:17, 18.
3. (a) Hoe bezat Gods volk destijds een goed „hart . . . om te werken”? (b) Op welke overeenkomstige wijze moedigt de profetie van Jesaja ons in deze tijd aan?
3 In dat zelfde hoofdstuk, in 4 vers 6, staat: „Het volk bleef een hart hebben om te werken.” Kennen wij het geheim van die voortreffelijke hartetoestand? Het wordt later genoemd in Nehemía 8:10: „Want de vreugde van Jehovah is uw vesting.” Dit kan ook van ons in deze tijd gezegd worden, niet waar? Worden wij niet herinnerd aan wat Jehovah bij monde van zijn profeet Jesaja zei toen hij op de tegenstelling wees tussen de ware en de valse dienstknechten: „Ziet! Mijn knechten zullen zich verheugen, maar gij zult beschaamd staan. Ziet! Mijn knechten zullen een vreugdegeroep aanheffen wegens de goede hartetoestand, maar gij zult het uitschreeuwen wegens de hartepijn en gij zult jammeren wegens louter verbreking des geestes”? Jehovah vervolgde met de woorden: „Want ziet, ik schep nieuwe hemelen en een nieuwe aarde . . . Maar verheugt u uitbundig en weest blij voor eeuwig over wat ik schep. Want ziet, ik schep Jeruzalem een reden tot blijdschap en haar volk een reden tot uitbundige vreugde.” — Jes. 65:13-18.
VREUGDEVOL MET GODS WOORD WERKEN
4. Welke voorzieningen heeft Jehovah getroffen opdat wij vreugdevolle werkers kunnen zijn?
4 Wij hebben beslist alle reden om vreugdevolle werkers te zijn. Wij genieten Jehovah’s zegen. Wij bezitten Jehovah’s geest, en „vreugde” maakt deel uit van de vrucht van die geest (Gal. 5:22). Wij hebben ook „het zwaard van de geest, dat is, Gods woord” (Ef. 6:17). Wat is het een vreugde om dit „zwaard” te gebruiken om het „goede nieuws” aan anderen te prediken! Dit blijkt wel uit de volgende waar gebeurde ervaringen.
5-7. Op welke manieren trad Jehovah’s zegen in de ervaring met betrekking tot het Waarheid-boek duidelijk aan het licht?
5 ’Op een dag tijdens de velddienst van huis tot huis, ontmoetten mijn predikingspartner en ik een jonge vrouw die enige belangstelling voor ons schriftuurlijke toespraakje toonde en het boek De waarheid die tot eeuwig leven leidt nam. Zij had verscheidene vragen. In antwoord daarop vestigden wij haar aandacht op de bijbel. Zij luisterde aandachtig naar wat de bijbel op haar vragen te zeggen had. Daar zij en haar man op het punt stonden op reis te gaan, maakten wij een afspraak om terug te komen als zij weer thuis waren. Terwijl wij echter het huis verlieten, reed haar man de oprijlaan op. Ik aarzelde een ogenblik en besloot toen dat het beter zou zijn nu met hem te praten en daardoor misschien toekomstige problemen te voorkomen. Wij vermeldden in het kort het doel van ons bezoek en zeiden dat zijn vrouw een hulpmiddel voor bijbelstudie had genomen en dat wij graag op een latere datum zouden terugkomen voor een verdere bespreking van de bijbel. Zijn antwoord was bijzonder vriendelijk; hij zei dat zijn vrouw en hij niet veel van de bijbel af wisten maar dat zij dat wel graag zouden willen!
6 Toen mijn man en ik op de eerste zaterdag in juni teruggingen, werden wij hartelijk begroet en hadden een bijzonder fijn gesprek. Bij ons bezoek de week daarop hoorden wij dat zij beiden het Waarheid-boek hadden uitgelezen en een blad vol vragen hadden. De week daarop woonden zij voor het eerst de openbare lezing en de Wachttoren-studie bij. Kort daarna kwamen zij ook op de boekstudie en de maand daarop lieten zij zich inschrijven voor de Theocratische School. Zelfs nog voordat zij alle vergaderingen bezochten, waren zij echter al begonnen enkele radicale veranderingen in hun leven aan te brengen; zij gaven de tabaksgewoonte op en zetten een punt achter hun wereldse omgang. Zij leerden hun kind van twee jaar stil te zitten op vergaderingen en de maand nadat zij alle vergaderingen waren gaan bezoeken, verheugden zij zich met ons in de velddienst. Ongeveer drie maanden later werden beiden gedoopt en zij krijgen steeds meer voorrechten in de gemeente.
7 Iets wat de meesten van ons wel eens hebben meegemaakt, is dat iemand snel en gunstig reageert, waarna de belangstelling verflauwt, dus kwam die gedachte in het begin vanzelfsprekend bij ons op. Maar na dat tweede bezoek, toen zo duidelijk bleek dat zij de innige wens hadden God te dienen, kwamen mijn man en ik tot de conclusie dat er geen twijfel mogelijk was of de engelen leiden Jehovah’s werk onder toezicht van Jezus. Toen hun werd gevraagd waarom zij onmiddellijk zo positief op onze uiteenzetting van het „goede nieuws” hadden gereageerd antwoordden zij: „Dit kwam door de bijbel.” Toen zij het in de bijbel zagen, wisten zij dat het waar was; en daarom was hun conclusie — Waarom zouden we wachten? Zij wilden erbij horen, en zij lieten daarbij geen tijd verloren gaan. Jezus heeft het gezegd: „Ik ken mijn schapen en mijn schapen kennen mij.”’
HET THEMA VAN DE BIJBEL BEKLEMTONEN
8, 9. Hoe kunnen wij als wij getuigenis geven een goed gebruik van de bijbel maken?
8 ’Toen een andere Getuige en ik van huis tot huis bezoeken aflegden, nodigde een dame ons binnen en begonnen wij met haar te praten over het „goede nieuws”, waarbij wij haar vroegen haar eigen exemplaar van de bijbel te pakken. Daar zij vertelde dat zij de bijbel al vaak had gelezen en een kerk bezocht, vroegen wij of zij erachter was gekomen wat het thema van de bijbel is. Samen lazen we Jesaja 9:6, Daniël 2:44, Matthéüs 6:10, enzovoort. Toen vroegen wij of zij nu kon zien wat het thema van de bijbel is, en zij antwoordde: „Ja, dat is het Koninkrijk!” Daarna lazen we teksten die verklaren wat de zegeningen van die Koninkrijksregering over de aarde zullen zijn. Wij moeten daar meer dan een uur zijn geweest. Toen wij haar uitnodigden voor de lezing die zondag, zei ze dat als zij besloot te komen, ze wel alleen kon komen.
9 En ja hoor! Ik kon mijn ogen bijna niet geloven toen ik haar die ochtend op de vergadering zag, en ze had bijna vijf kilometer van haar huis naar de Koninkrijkszaal gelopen. Ze bleef tijdens het hele programma en wilde ons gesprek voortzetten. We troffen regelingen voor een studie met haar uit het boek Goed nieuws dat u gelukkig kan maken. Het interessantste in verband met deze vrouw is echter dat zij tot dan toe altijd erg tegen de waarheid gekant was. Toen we naar haar deur toe liepen, dacht de zuster die bij me was er zelfs nog aan hoezeer die vrouw tegen de boodschap gekant was. Mensen veranderen dus inderdaad!’
MET DE HULP VAN GODS GEEST
10. Hoe spreekt de Schrift over Jehovah’s macht? (Jes. 46:9-11)
10 Jehovah’s geest is dynamisch in zijn werking. Op zichzelf doelend als de Schepper van alles wat wij zien wanneer wij onze ogen hemelwaarts richten, zegt hij: „Vanwege de overvloed van dynamische energie, en omdat hij sterk is in kracht, ontbreekt er niet één aan.” De apostel Paulus vertelt ook over die ene ontzagwekkende uiting van Jehovah’s kracht, „de macht van zijn sterkte, die hij werkzaam heeft doen zijn in het geval van de Christus, toen hij hem uit de doden opwekte [uit niet-bestaan] en hem aan zijn rechterhand in de hemelse gewesten deed zitten, ver boven . . . [al het andere], niet alleen in dit samenstel van dingen, maar ook in het toekomende”. — Jes. 40:26; Ef. 1:19-21.
11. Hoe beschrijft Openbaring 11:7-12 in overeenstemming hiermee een schitterende, onverwachte gebeurtenis die in onze tijd in vervulling is gegaan?
11 Beschouwen wij nu onze eigen tijd, dan zien wij dat het gezalfde overblijfsel, gesymboliseerd door „twee getuigen”, in de vroege zomer van 1918 door het in Openbaring 11:7 genoemde politieke „wilde beest” een dodelijke slag werd toegebracht, zodat er een eind kwam aan hun georganiseerde getuigeniswerk, terwijl de leidinggevende leden van het Besturende Lichaam van Jehovah’s Getuigen na een haastig schijnproces voor twintig jaar in een strafgevangenis werden opgesloten. In de ogen van hun vijanden waren zij als onbegraven lijken. Maar wat gebeurde er toen? Iets wat zij niet hadden verwacht. Na een korte symbolische „drie en een halve dag”, in de lente van 1919, „voer levensgeest van God [dezelfde levensgeest die Christus uit de doden had opgewekt] in hen [de twee getuigen], en zij gingen op hun voeten staan . . . En zij hoorden een luide stem uit de hemel tot hen zeggen: ’Stijgt hierheen op” En . . . zij [stegen] tot in de hemel op”, voor het oog van allen hersteld in Gods gunst en in het bezit van hernieuwd geestelijk leven en activiteit. — Openb. 11:7-12.
12. In welke voorziening kunnen Jehovah’s dienstknechten altijd hun vertrouwen stellen, en hoe is deze werkzaam?
12 De heilige geest of werkzame kracht van God wijkt nimmer van Jehovah’s opgedragen dienstknechten. Jezus sprak over de bereidheid van zijn hemelse Vader om „heilige geest [te] geven aan hen die hem erom vragen”, en het is die geest die ons „vreugdevolle werkers” doet blijven (Luk. 11:13). Het is zoals Jezus zei: „Vraagt en gij zult ontvangen, opdat uw vreugde volkomen moge worden” (Joh. 16:24). Werk met die heilige geest samen en vertrouw erop. Paulus schreef in dit verband: „Voor alle dingen bezit ik de sterkte door hem die mij kracht verleent” (Fil. 4:13). En denk eens aan zijn betoog in Romeinen 8:11: „Indien nu de geest van hem die Jezus uit de doden heeft opgewekt, in u woont, zal hij die Christus Jezus uit de doden heeft opgewekt, ook uw sterfelijke lichamen levend maken door middel van zijn geest, die in u woont.” Wat een groot vertrouwen geeft dit ons!
13. Wie kunnen, behalve degenen die een hemelse hoop bezitten, nog meer in Jehovah’s voorzieningen delen en zich erin verheugen? (Jes. 61:5-7)
13 Hoewel het een feit is dat sommige van deze schriftplaatsen in het bijzonder betrekking hebben op degenen die een hemelse hoop bezitten, de geestelijke Israëlieten, spreekt Gods Woord ook over een „grote schare” anderen, die bij wijze van vergelijking „buitenlanders” worden genoemd, maar die ook worden uitgenodigd om vreugdevolle werkers te zijn. „En de buitenlanders die zich bij Jehovah hebben aangesloten om hem te dienen en om de naam van Jehovah lief te hebben, ten einde hem tot knechten te worden [en voor hem te werken] . . . hen wil ik ook brengen tot mijn heilige berg en hun vreugde bereiden in mijn huis van gebed . . . Want míjn huis zal zelfs een huis van gebed worden genoemd voor alle volken.” — Jes. 56:6, 7.
MEDEWERKERS VAN GOD EN CHRISTUS
14. Moeten wij ooit het gevoel hebben dat wij ons werk alleen verrichten?
14 Wat bemoedigend is het te beseffen dat wij ons werk niet alleen verrichten! Het is zoals Jezus het zo uitnodigend uitdrukte: „Komt allen tot mij die zwoegt en zwaar beladen zijt, en ik zal u verkwikken. Neemt mijn juk op u [voetnoot in herziene Engelse uitgave van 1971: „Komt met mij onder mijn juk”] en wordt mijn discipelen, want ik ben zachtaardig en ootmoedig van hart, en gij zult verkwikking vinden voor uw ziel. Want mijn juk is weldadig en mijn vracht is licht.” — Matth. 11:28-30.
15. In welk opzicht dienen de opzieners onder Gods volk goede leiding te geven?
15 Wij dienen allemaal deze zelfde geest te bezitten — de geest van samenwerking met Jehovah en zijn Zoon. De ouderlingen zien het voorbeeld dat Christus Jezus heeft gegeven en dienen de leiding te nemen in het samenwerken met anderen, vooral in de van-huis-tot-huisdienst. Hoe aangenaam is het wanneer die geest aan de dag treedt! Paulus deed een beroep op de Filippenzen met de woorden: „Maakt dan mijn vreugde volkomen doordat gij [allemaal] gelijkgezind zijt en dezelfde liefde hebt, . . . niets doende uit twistgierigheid of uit egotisme, maar met ootmoedigheid des geestes de anderen superieur aan uzelf achtend” — zachtaardig, nederig. — Fil. 2:2, 3.
16, 17. Welke aanmoediging kunnen wij vinden wanneer wij tijdens het warmste deel van de dag dienst verrichten?
16 Hoe wonderbaarlijk worden Gods dienstknechten gezegend wanneer zij met dezelfde geest van zelfopoffering dienen als door Jezus aan de dag werd gelegd! Zij worden werkelijk vreugdevolle werkers, zoals door de hier aangehaalde voorbeelden wordt aangetoond:
TIJDENS HET WARMSTE DEEL VAN DE DAG
17 ’Mijn vrouw en enkele mede-Getuigen stonden tijdens het warmste deel van de dag in de dienst. Er hoefde nog maar één huis bezocht te worden en mijn vrouw ging erheen. Haar inleidende opmerking tot het meisje aan de deur ging over de huidige wereldtoestanden en zij vroeg haar of zij dacht dat iemand de wereldproblemen kon oplossen. Deze jongedame antwoordde dat het vreemd was dat mijn vrouw die vraag stelde, daar zij en haar moeder net over dat onderwerp hadden zitten praten. Mijn vrouw richtte onmiddellijk een studie op en omdat wij daar slechts op bezoek waren, gaf zij de studie over aan een andere zuster. Wij hebben onlangs gehoord dat niet alleen dit meisje maar ook nog vier anderen met wie zij in contact kwam, sedertdien hun leven aan Jehovah hebben opgedragen als resultaat van dat laatste bezoek op een hete middag.’
DE VREUGDE VAN DE PIONIERSDIENST
18-22. Welke voordelen genieten volle-tijddienstknechten, en welke hoedanigheden hebben zij in het bijzonder nodig? (Fil. 3:16)
18 ’Ik moest jullie gewoon schrijven hoeveel vreugde ik in mijn velddienst heb. Het is werkelijk een genoegen te pionieren, vooral de afgelopen paar maanden. Ik beschouw [de verandering in de vereiste uren] als een grote zegen van Jehovah . . . Veel van de broeders en zusters regelen hun aangelegenheden zo dat wij in de dienst kunnen samenwerken. Ik merk bij mezelf dat ik me geen zorgen maak over mijn tijd. Ik vind het nu fijn over mijn nabezoeken en bijbelstudies na te denken.
19 Jehovah heeft mij nog een zegen geschonken in de vorm van een progressieve bijbelstudie. Ik zou die ervaring graag met jullie delen. Op een zaterdagochtend in juli werkte ik van huis tot huis. Ik werd ergens binnengenodigd en terwijl wij over de bijbel spraken, kwam Carol, de buurvrouw, binnen. Toen zij zag dat wij Jehovah’s Getuigen waren, wilde zij onmiddellijk weten wat wij geloofden omdat zij, zoals ze zei, de ware religie had gezocht en die nog niet had gevonden. Ik zag dat ze het oprecht meende en dus maakte ik een afspraak om bij haar langs te komen en haar te tonen hoe zij haar bijbel kon bestuderen.
20 Het duurde ruim een maand voordat ik haar weer trof; deze keer was het in een kruidenierswinkel. Ik bood aan haar thuis te brengen en vroeg of zij de bijbel nog wilde bestuderen, en zo ja, wanneer ik haar dan thuis zou kunnen treffen. Verscheidene weken later trof ik haar thuis, en wij studeerden twee uur; ze had veel vragen. Na nog enkele studies nodigde de Getuige die mij vergezelde haar uit naar de Koninkrijkszaal te komen, en zij heeft sinds 10 oktober geen enkele vergadering overgeslagen. . . . Zij ziet in hoe noodzakelijk het is in een intieme verhouding tot Jehovah te staan en tot zijn volk te behoren. Zij zegt dat de waarheid haar en haar kinderen dichter tot elkaar heeft gebracht. Het heeft haar rustiger en gelukkiger gemaakt. Zij zegt dat ze weet dat dit de waarheid is, omdat wij alles met de bijbel ondersteunen.
21 Ik kan Jehovah niet genoeg danken dat hij me dit voorrecht laat hebben met iemand te studeren en die persoon vorderingen te zien maken in de waarheid. Ik zie in hoe waardevol het is een bijbelstudie te hebben. Het heeft me nog vastbeslotener gemaakt te blijven pionieren, zodat ik meer gelegenheden heb degenen te helpen vinden die dorsten naar de waarheid.’
DE VREUGDE NIEUWE BIJBELSTUDIES OP TE RICHTEN
22 ’Ik ben in augustus 1960 gedoopt. Alles met elkaar zal dit het vijfde jaar zijn dat ik in de gewone pioniersdienst ben, en ik heb het voorrecht gehad meer dan 50 personen te helpen tot een kennis van de waarheid te komen. Gewoonlijk heb ik een gemiddelde van zo’n zes bijbelstudies, maar deze maand kan ik er acht rapporteren. Ik heb bemerkt dat je in de velddienst van huis tot huis het beste studies kunt oprichten. Eerst tref je belangstelling aan, dan breng je een nabezoek en richt een bijbelstudie op.’
DE OOGST MOET DOORGAAN!
23. Hoe houden Jezus’ laatste woorden in Matthéüs 28:20 zowel een waarschuwing als een aanmoediging in?
23 Zijn er nog mensen die in deze oogsttijd binnengehaald moeten worden? Berichten uit het wereldwijde veld maken duidelijk dat dit inderdaad zo is. Wat gaan wij eraan doen? Zullen wij met Christus Jezus blijven samenwerken, onder zijn juk? Wij hebben de zekerheid dat hij met ons zal zijn, tot aan het besluit van het samenstel van dingen. Laten wij dus blijven werken totdat de oogst volledig is binnengehaald, allemaal samenwerkend met Christus, en ook allemaal vreugdevol met elkaar samenwerkend. Dit is Jehovah’s werk voor zijn volk in deze tijd.
24, 25. (a) In welk opzicht hebben wij meer reden ons te verheugen dan Paulus? (b) Wat schenkt ons een grootse aansporing aan Jehovah’s werk deel te nemen? (1 Kor. 3:9)
24 Paulus was blij omdat hem „het glorierijke goede nieuws van de gelukkige God” was toevertrouwd (1 Tim. 1:11). Wij hebben beslist nog meer reden om ons te verheugen, daar ons het goede nieuws van het opgerichte Koninkrijk is toevertrouwd, dat „op de gehele bewoonde aarde [moet] worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën” voordat het einde komt (Matth. 24:14). Als de geboorte van Jezus voor de engel reeds een passende aanleiding was om „goed nieuws . . . omtrent een grote vreugde, die heel het volk ten deel zal vallen” bekend te maken, dan hebben wij beslist een veel grootsere aanleiding om ons te verheugen, en wel wegens het feit dat hij als hemelse Koning op de troon is geïnstalleerd, hetgeen plaatsvond toen „het koninkrijk der wereld . . . het koninkrijk van onze Heer en van zijn Christus [is] geworden, en hij zal als koning regeren tot in alle eeuwigheid” (Luk. 2:10; Openb. 11:15). Deze bekendmaking van het „goede nieuws” is het werk dat Jehovah zijn volk in deze tijd wil laten doen. Als wij ons standvastig aan de zijde van dat koninkrijk scharen en loyaal de belangen ervan bevorderen, zal zelfs Jehovah’s hart zich verheugen. „Wees wijs, mijn zoon, en verheug mijn hart, opdat ik een antwoord kan geven aan hem die mij hoont.” — Spr. 27:11.
25 Wat een voorrecht hebben wij! Wat een aansporing om vreugdevol met Jezus Christus deel te nemen aan Jehovah’s werk!