-
Verenigde Staten van Amerika (Deel 1)Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1976
-
-
die ons in onze beproevingen heeft geschraagd, en laten wij uitzien naar de grote Dag die komen zal.’”
Terwijl hun zaak in hoger beroep was, trachtten de broeders tweemaal tegen borgtocht vrij te komen, maar hun verzoek werd afgewezen, eerst door rechter Howe en later door rechter Martin T. Manton. In die tussentijd werden zij eerst vastgehouden in de gevangenis aan de Raymond Street in Brooklyn, volgens A. H. Macmillan „het smerigste hol waarin ik ooit ben geweest”. Clayton J. Woodworth noemde die plaats schertsend het „Hotel de Raymondie”. Dat onplezierige verblijf van een week werd gevolgd door nog een week in de Stadsgevangenis van Long Island. Op 4 juli, de Onafhankelijkheidsdag van de Verenigde Staten, bracht men de onrechtvaardig veroordeelde mannen ten slotte per trein naar de strafgevangenis in Atlanta (Georgia).
-
-
Verenigde Staten van Amerika (Deel 2)Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1976
-
-
Verenigde Staten van Amerika (Deel 2)
DE VIJANDEN JUBELEN
De gevangenzetting van deze christelijke getuigen van Jehovah was een figuurlijke genadeslag, die hun vijanden vreugde en opluchting verschafte. De woorden uit Openbaring 11:10 waren in vervulling gegaan: „En zij die op de aarde wonen, verheugen zich over hen en zijn vrolijk, en zij zullen elkaar geschenken zenden, want deze twee profeten hebben hen die op de aarde wonen, gepijnigd.” Religieuze, rechterlijke, militaire en politieke vijanden van de „twee getuigen” hebben elkaar werkelijk ’geschenken gezonden’ doordat zij elkaar gelukwensten wegens het aandeel dat zij eraan hadden gehad de overwinning op hun pijnigers te behalen.
In zijn boek Preachers Present Arms (Predikers presenteren het geweer) beschouwt Ray H. Abrams het proces tegen J. F. Rutherford en zijn metgezellen en hij merkt erover op:
„Een analyse van het gehele geval leidt ons tot de conclusie dat oorspronkelijk de kerken en de geestelijken achter deze campagne stonden om de Russellisten uit te roeien. . . .
Toen het nieuws van de twintigjarige veroordelingen de redacteuren van de religieuze pers had bereikt, werd er in vrijwel al deze publikaties, groot of klein, vreugdevol op deze gebeurtenis gereageerd. Ik kon in geen van de orthodox-religieuze bladen woorden van sympathie ontdekken. ’Er bestaat geen twijfel over’, zo besloot Upton Sinclair, dat ’de vervolging . . . ten dele was voortgesproten uit het feit dat zij zich de haat van de „orthodoxe” religieuze stelsels op de hals hadden gehaald.’ Wat de kerken niet met gezamenlijke krachtsinspanningen hadden weten te bereiken, scheen de regering nu met succes voor hen tot stand te hebben gebracht, namelijk dat deze ’Baälsprofeten’ voor altijd werden verpletterd.”
-