Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • g80 22/9 blz. 5-8
  • „Ik geef u het toezicht”

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • „Ik geef u het toezicht”
  • Ontwaakt! 1980
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • Richtlijnen voor de behandeling van dieren
  • Uitroeiing van in het wild levende dieren
  • Vergeefse poging om de schuld af te wentelen
  • Geeft God om dieren?
    Ontwaakt! 2011
  • Dieren
    Ontwaakt! 2015
  • Is wreedheid tegenover dieren verkeerd?
    Ontwaakt! 1998
  • Behoud een evenwichtige kijk op dieren
    Ontwaakt! 1976
Meer weergeven
Ontwaakt! 1980
g80 22/9 blz. 5-8

„Ik geef u het toezicht”

Jehovah God zei de mens gezag uit te oefenen over de aarde en erover te waken, en het toezicht te hebben over al haar levende schepselen. Hoe goed heeft de mens zich van dat beheer gekweten?

VOL ontzag staren mensen naar de flonkerende sterrenhemel boven hun hoofd. In een donkere nacht lijkt de hemel met sterren bezaaid, maar de paar duizend die zij zien, zijn maar een fractie van de biljoenen sterren van het universum. Al deze myriaden sterren bewegen zich in precieze banen, geregeerd door bewegingswetten die hun Schepper heeft ingesteld. „In het begin schiep God de hemel en de aarde.” De grootsheid en de complexiteit van dit alles zijn overweldigend voor een menselijke waarnemer. — Gen. 1:1.

In vergelijking met de hemelen is de aarde louter een stofje. Maar voor ons is ze gigantisch en ze krioelt van leven. Eén theelepeltje teelaarde kan wel 5.000.000.000 levende organismen bevatten, en wie kan zich zelfs maar een voorstelling maken van het aantal schepselen in de „weidegronden van de zee”? „Hoe talrijk zijn uw werken, o Jehovah! Gij hebt ze alle in wijsheid gemaakt. De aarde is vol van uw voortbrengselen. Wat deze zee betreft, zo groot en wijd, daarin is dat wat zich roert zonder tal, levende schepselen, zowel klein als groot.” — Ps. 104:24, 25.

Zulke enorme aantallen levende wezens die naast elkaar op aarde bestaan, zouden een probleem kunnen vormen. Er moet een evenwicht worden gehandhaafd zodat alle soorten voldoende licht, lucht, water, voedsel, levensruimte en andere voorzieningen hebben om in leven te blijven. Dit wordt het „biologisch evenwicht” genoemd, en als het evenwicht wordt verstoord, stelt het systeem zich op een nieuw evenwicht in. Zo heeft Jehovah het systeem ingericht. Het behoort hem toe: „Aan Jehovah behoort de aarde en dat wat haar vult, het produktieve land en zij die daarop wonen.” — Ps. 24:1.

Jehovah heeft de aarde aan de mens toevertrouwd: „Aan Jehovah behoort de hemel toe, maar de aarde heeft hij aan de mensenzonen gegeven” (Ps. 115:16). De verantwoordelijkheid die dit mensen oplegde, werd het eerste mensenpaar duidelijk voorgehouden: „Hij schiep hen als man en vrouw, zegende hen, en zei: ’Hebt vele kinderen, zodat uw nakomelingen overal op aarde zullen wonen en de aarde onder hun gezag brengen. Ik geef u het toezicht over de vissen, de vogels, en al de wilde dieren.’” ’s Mensen zorg voor de aarde moest een beschermende zorg zijn: „God plaatste de mens in de Hof van Eden om die te bebouwen en erover te waken.” — Gen. 1:27, 28; 2:15, Good News Bible.

Het is heel belangrijk dat mensen zich van dit beheer kwijten. Zij behoren een gelijkenis met God te vertonen, hetgeen betekent dat zij zijn geschapen met zekere eigenschappen van Jehovah, zoals gerechtigheid, liefde, wijsheid en macht. Deze eigenschappen rusten hen toe voor hun rol als verzorgers van de aarde en haar planten en dieren, maar als deze eigenschappen niet of verkeerd worden gebruikt, geven ze mensen ook de mogelijkheid om het „biologisch evenwicht” te verstoren. Als mensen hun macht onrechtvaardig, liefdeloos of onverstandig gebruiken, zullen de zelfregulerende processen van het aardse milieu in gevaar worden gebracht.

Richtlijnen voor de behandeling van dieren

Om te beantwoorden aan Gods gelijkenis moest de mens dezelfde bezorgdheid voor dieren tonen als God. Talloze bijbelteksten verschaffen richtlijnen voor de behandeling van dieren. Mensen zijn geneigd tot uitersten te vervallen, en hun instelling tegenover dieren vormt hierop geen uitzondering. Sommigen laten zich leiden door sentimentaliteit, anderen door wrede onverschilligheid. Dieren mogen gebruikt worden om een grote verscheidenheid van werkzaamheden voor mensen te verrichten. Terecht gebruikt de mens ze om te voorzien in voedsel — melk, boter, eieren, kaas en zelfs vlees. Ook kleren, niet alleen van hun wol of haren, maar ook van hun huiden — een stalen klem, die zich om de poot van een pelsdier sluit, is evenwel wreed. — Gen. 3:21.

Maar wanneer dieren voor deze doeleinden worden gebruikt, moet dat samengaan met een eerbiedig besef van de heiligheid van het leven. Dieren louter om de sport te doden, verraadt een verharde onverschilligheid jegens het leven. Zelfs jagers die doodden om het voedsel, waren verplicht om respect voor het leven te tonen: „[Hij] moet in dat geval het bloed daarvan uitgieten en dat met stof bedekken. Want de ziel [leven] van elke soort van vlees is zijn bloed.” Juist vanwege de heiligheid van het leven legde God de mens deze beperking op: „Gij moogt het bloed van geen enkele soort van vlees eten, want de ziel van elke soort van vlees is zijn bloed.” — Lev. 17:13, 14.

Als dieren voor voedsel mogen worden gebruikt ten einde het leven van de mens in stand te houden, schijnt het ook redelijk ze in medische experimenten te gebruiken om levens te redden. Maar dit is geen vrijbrief voor ongelimiteerde, vaak waardeloze, zich steeds herhalende experimenten waarbij intens lijden betrokken is. Vele geleerden twijfelen aan de ethische toelaatbaarheid van wrede experimenten. Jeremy J. Stone, directeur van de in Washington zetelende Federatie van Amerikaanse Geleerden, zei: „Het leven en het leed van dieren moeten beslist ook gewicht in de schaal leggen.” De Britse fysioloog Dr. D. H. Smyth deelt deze mening: „Bepaalde kennis kan tegen een te hoge prijs verkregen worden.” In zijn boek Alternatives to Animal Experiments toont Dr. Smyth aan dat voor onderzoekers nog vele andere mogelijkheden openstaan dan folterende dierproeven. De prijs die voor kennis betaald moet worden, hoeft niet te bestaan uit wreedheden van het soort dat hier rechts beschreven staat.

Uitroeiing van in het wild levende dieren

Wee de dieren die onder het toezicht van de mens zijn geplaatst. Eén uitgestorven soort is spreekwoordelijk geworden: „Zo dood als een dodo.” Vele andere zijn ook al uitgestorven. Enorme vluchten trekduiven verduisterden eens de hemel boven Noord-Amerika. Audubon schatte eens een vlucht op een miljard vogels. Bij hun trek duurde het dagen voordat alle vogels voorbij waren gevlogen. De laatste trekduif stierf in 1914. Eens zagen de prairies van het westen van Amerika zwart van de bisons. Tegen 1900 waren er ongeveer 50 miljoen nutteloos en moedwillig afgeslacht, en de in het wild levende kudden waren de uitroeiing nabij. Tegenwoordig verkeren vele soorten in het wild levende dieren in gevaar. Materialisme, de ik-filosofie, stroperij, hebzucht, vervuiling, de vernietiging van hun woongebied, een ijdele begeerte naar jachttrofeeën — dit zijn de belangrijkste oorzaken van de vernietigende aanvallen op het dierenleven in het wild.

De lijst van bedreigde diersoorten loopt in de honderdduizenden. Men schat dat nu iedere dag een diersoort verloren gaat, en tegen het einde van de jaren ’80 zal dat één per uur zijn. Gedurende het afgelopen decennium daalde in slechts twee jaar het aantal olifanten in Kenia van 40.000 naar 20.000, namen zebra’s in aantal af van 15.000 tot 1500, en is op het Keniase Nakoeroe meer, waar zich vroeger miljoenen roze flamingo’s verzamelden, nog maar een fractie van „dit grootste vogelschouwspel ter wereld” overgebleven. Miljoenen zijn gestorven of weggetrokken vanwege de industriële vervuiling van het meer. De tropische regenwouden van de Amazone worden nu in exploitatie gebracht, en als dit proces voortgaat, zullen tegen het jaar 2000 honderdduizenden soorten planten en dieren verloren zijn gegaan. En de dodenlijst wordt steeds langer, omdat de mens niet als beschermer van de aarde en haar plante- en dierenleven is opgetreden.

Vergeefse poging om de schuld af te wentelen

Nu de catastrofe zich zo duidelijk aftekent, roepen sommige stemmen: „Het is Gods schuld!” Een van die stemmen is die van de beroemde geschiedschrijver Arnold J. Toynbee, die heeft gezegd dat toen God de mens het toezicht gaf, hij daarmee ’Adam en Eva een vrijbrief gaf om te doen wat zij wilden’. Maar God gaf hun in tegendeel alleen toestemming om de aarde te behoeden, te bewaren en er zorg voor te dragen. Dat eerste paar was echter ongehoorzaam aan dit gebod en de andere geboden van God, net zoals hun nakomelingen sindsdien. Zij hebben het „biologisch evenwicht” verstoord, hebben het milieu verontreinigd en ruïneren de bewoonbaarheid van de aarde. Het is zoals de bijbel zegt: „Sommige mensen richten zichzelf te gronde door hun eigen domme daden, en geven dan de schuld aan de Heer.” De domme, vernielzuchtige daden zullen niet mogen voortgaan, want Jehovah zegt: „De tijd is gekomen om degenen te vernietigen die de aarde vernietigen!” — Spr. 19:3; Openb. 11:18, GNB.

„Een rechtvaardig man zorgt voor zijn dier; maar de barmhartigheid van de goddeloze is wreed” (Spr. 12:10, An American Translation). De goddelozen zullen verwijderd worden, de rechtvaardigen zullen blijven: „De oprechten zijn het die op de aarde zullen verblijven . . . Wat de goddelozen betreft, zij zullen van de aarde zelf worden afgesneden.” De aarde zal voor eeuwig blijven bestaan, voor eeuwig bewoond worden en voor eeuwig als een paradijs behoed worden door mannen en vrouwen die terugkeren tot Gods gelijkenis en hun macht over de dieren op een rechtvaardige en liefdevolle wijze uitoefenen. — Spr. 2:21, 22; Pred. 1:4; Jes. 45:18.

Dan zal „de wolf . . . werkelijk een poosje verblijven bij het mannetjeslam, en bij het bokje zal de luipaard zelf zich neerleggen, en het kalf en de jonge leeuw met manen en het weldoorvoede dier alle bij elkaar; en een kleine jongen nog maar zal leider over ze zijn. En de koe en de beer zullen weiden; samen zullen hun jongen neerliggen. En zelfs de leeuw zal stro eten net als de stier. En de zuigeling zal stellig spelen bij het hol van de cobra; en op de lichtopening van een giftige slang zal een gespeend kind werkelijk zijn eigen hand leggen. Men zal generlei kwaad doen noch enig verderf stichten op heel mijn heilige berg; want de aarde zal stellig vervuld zijn van de kennis van Jehovah zoals de wateren ook de zee bedekken.” — Jes. 11:6-9.

Dan zal de mensheid zich het vertrouwen waardig tonen dat Jehovah lang geleden tot uitdrukking bracht toen hij zei: „Ik geef u het toezicht.”

[Kader op blz. 6]

GODS ZORG VOOR DIEREN

GOD BEKOMMERT ZICH OM DIEREN:

’Mussen . . . niet één ervan zal op de grond vallen zonder

medeweten van uw Vader.’ — Matth. 10:29.

HIJ VERLANGT DAT ZIJ GOED BEHANDELD WORDEN:

’Zes dagen werk; op de zevende dag ophouden, opdat uw

stier en uw ezel rust mogen hebben.’ — Ex. 23:12.

„Gij moogt een stier bij het dorsen niet muilbanden.”

— Deut. 25:4.

„Wie van u zal, wanneer zijn . . . stier in een put valt,

hem er niet onmiddellijk uittrekken op de sabbatdag?”

— Luk. 14:5. Zie ook Deut. 22:10; Ex. 23:5.

HIJ VOORZIET ERIN DAT DE SOORT NIET UITSTERFT:

„Ingeval een vogelnest zich toevallig vóór u . . .

bevindt, . . . moogt gij niet de moeder tegelijk met

het nageslacht wegnemen.” — Deut. 22:6.

HIJ VERSCHAFT VOEDSEL:

„De sabbat van het land moet ulieden tot voedsel dienen:

voor u . . . en voor het wild gedierte dat in uw land is.”

— Lev. 25:6, 7.

„Gij opent uw hand — zij worden verzadigd met goede

dingen.” — Ps. 104:28.

’Slaat oplettend de vogels des hemels gade, . . . uw

hemelse Vader voedt ze.’ — Matth. 6:26.

HIJ VERSCHAFT DE WIJSHEID DIE DIEREN NODIG HEBBEN OM IN LEVEN TE BLIJVEN:

’Ze zijn instinctief wijs: . . . in de zomer bereiden ze

hun voedsel.’ — Spr. 30:24, 25.

HIJ VERLANGT DAT ER EEN JUIST RESPECT WORDT GETOOND:

„Gij moogt een bokje niet in de melk van zijn moeder

koken.” — Ex. 23:19.

[Kader op blz. 7]

’S MENSEN BERICHT VAN WREEDHEID JEGENS DIEREN

IN NAAM VAN DE SPORT:

Berebijt. Kwam voor in Engeland, 11de tot 19de eeuw. Aan

ketting liggende beer met afgeslepen tanden werd aangevallen

door vier grote doggen.

Gekluisterde stier wordt aangevallen door hond die erop

getraind is zich in de neus van de stier vast te bijten.

Hond na hond valt aan totdat de stier bezwijkt.

Stieregevecht. Met van weerhaken voorziene banderillas in

de schouders en verzwakt door de lanssteken, sterft de

stier uiteindelijk door het zwaard van de matador.

Vossejacht. Honden en ruiters achtervolgen en doden een

doodsbange vos. Honden worden hiervoor getraind door het

doden van vossewelpen.

Hanengevechten. Voorzien van stalen, soms 7 1/2 cm lange

sporen bevechten hanen elkaar bij deze „sport” vaak tot

de dood toe.

Hondengevechten. Jonge honden leren katjes, later katten

en kleine honden te doden om bloeddorst aan te kweken. In

de illegale hondengevechten sterven er jaarlijks duizenden.

IN NAAM VAN DE WETENSCHAP:

•Apen en konijnen worden gedwongen te roken tot ze aan

longkanker sterven.

•Elektrische schokken toegediend totdat de dieren hulpeloos

terneerliggen.

•Konijnen krijgen oogmake-up en haarverf in de ogen totdat

die gaan zweren.

•Apen worden gedwongen zonder voedsel in een tredmolen te

lopen, en aan straling blootgesteld. Gemiddelde tijd

totdat de dieren sterven: 37 uur.

•Blindgemaakte, gecastreerde katten, het reukzintuig

vernietigd en zenuwen in de geslachtsorganen doorgesneden,

worden getest op seksuele reacties.

•Stembanden zijn doorgesneden zodat de dieren het niet

zullen uitschreeuwen.

•Alleen al in de VS worden jaarlijks 64.000.000 dieren

in dergelijke medische proeven gedood.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen