Belooft de bijbel een aards Paradijs?
„PARADIJS is een naam voor de hemel”, zegt The World Book Encyclopedia. „Jezus gebruikte het woord in deze betekenis toen Hij tot de stervende dief aan het kruis sprak.”
Maar beloofde Jezus Christus de stervende dief werkelijk een hemels paradijs? Of beloofde hij een aards Paradijs?
Belofte van hemels leven
Er kan geen twijfel over bestaan dat Jezus zijn getrouwe apostelen de hoop op hemels leven voorhield. De avond vóór zijn terechtstelling beloofde hij: „In het huis van mijn Vader zijn vele woningen. . . . ik ga heen om een plaats voor u te bereiden. En wanneer ik heenga en een plaats voor u bereid, zo kom ik terug en zal u thuis bij mij ontvangen, opdat ook gij moogt zijn waar ik ben.” Wat een grootse belofte van hemels leven! — Johannes 14:2, 3.
Jezus zal in de hemel regeren als Koning van Gods koninkrijk. En God heeft uit de mensheid personen uitgekozen om samen met hem te regeren. De bijbel vertelt wat Christus met deze uitverkoren personen doet: „Gij hebt hen gemaakt tot een koninkrijk en tot priesters voor onze God, en zij zullen als koningen over de aarde regeren.” — Openbaring 5:10; 2 Timótheüs 2:11, 12.
De apostel Johannes zei dat het aantal van hen die „van de aarde zijn gekocht” om in de hemel met Christus te regeren, 144.000 zou bedragen. Zij zouden een „kleine kudde” vormen in vergelijking met het totale aantal personen die eeuwig leven krijgen (Openbaring 14:1-3; Lukas 12:32; Johannes 10:16). Aan degenen die de hoop hadden om in de hemel te worden ontvangen, deed Christus de belofte: „Hem die overwint, zal ik geven te eten van de boom des levens, die staat in het paradijs van God” (Openbaring 2:7; Johannes 16:33; 1 Johannes 5:4). Dit figuurlijke „paradijs van God” is in de onzichtbare hemel.
Is het echter juist om aan te nemen dat de hemel het enige paradijs is dat al Jezus’ volgelingen in het vooruitzicht wordt gesteld? Welk Paradijs beloofde Christus aan de welwillend gezinde boosdoener, die niet door een levensloop van getrouwheid aan God de wereld had overwonnen, maar terecht ter dood werd gebracht wegens zijn goddeloze daden?
Welk Paradijs werd de boosdoener beloofd?
Een van de boosdoeners die naast Jezus hingen, zei: „Zijt gij niet de Christus? Red uzelf en ons.” Maar de andere, niet vijandig gezinde boosdoener bestrafte hem. Vervolgens wendde hij zich tot Jezus en zei: „Denk aan mij wanneer gij in uw koninkrijk gekomen zijt.” Daarop deed Jezus de opmerkelijke belofte: „Voorwaar, ik zeg u heden: Gij zult met mij in het Paradijs zijn.” — Lukas 23:39-43.
Waar is dit beloofde Paradijs? De wijze waarop dit vers in tal van bijbelvertalingen is weergegeven, heeft de zienswijze van veel mensen op dit punt beïnvloed. In de meeste bijbels staat, net als in de Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap: „Voorwaar, ik zeg u: heden zult gij met Mij in het paradijs zijn.” Volgens dergelijke vertalingen gingen Jezus en de boosdoener dus op dezelfde dag dat zij stierven, naar het Paradijs. Maar hoe zou dat kunnen, aangezien de bijbel zegt dat Jezus bij zijn dood naar Hades, of Sjeool, ging? De apostel Petrus zegt over Zijn opstanding, die drie dagen later plaatsvond: ’Hij werd niet verlaten in Hades [Sjeool in het Hebreeuws]. Deze Jezus heeft God opgewekt.’ — Handelingen 2:31, 32; Psalm 16:10.
Aangezien het duidelijk is dat Jezus in Sjeool of Hades (het gemeenschappelijke graf van de mensheid) was voordat hij werd opgewekt, zegt de Commentary on the Holy Scriptures door J. P. Lange: „Wij moeten echter onder dit Paradijs niet het hemelse Paradijs verstaan . . . maar dat gedeelte van Sjeool dat tegengesteld is aan Gehenna en dat ook Paradijs werd genoemd.”
D. D. Whedon verschaft in zijn Commentary on the Gospels enige achtergrond voor deze kijk op het Paradijs door te verklaren: „De naam [Paradijs] werd door de joodse kerk overgedragen [van het oorspronkelijke Paradijs in Eden] op de gelukzalige afdeling van Hades of het tussenstadium tussen de dood en de opstanding. Het is boven elke twijfel verheven dat Jezus dit aan de stervende dief duidelijk wilde maken met de uitdrukking Paradijs.”
Het Paradijs een „gelukzalige afdeling van Hades”? Dit was kennelijk een zienswijze die haar oorsprong vond bij joodse leraren; het is beslist niet iets wat in de heilige Hebreeuwse Geschriften wordt geleerd. De meeste geestelijken aanvaarden thans niet de zienswijze dat het Paradijs een afdeling van Hades is. The Catholic Encyclopedia merkt op: „Volgens de meest gangbare interpretatie van katholieke theologen en commentatoren wordt paradijs in dit geval gebruikt als synoniem voor de hemel der gezegenden, waarheen de dief de Heiland zou vergezellen.”
Veel protestantse schrijvers zijn het eens met deze zienswijze die door katholieken wordt gehuldigd. J. G. Butler roept in zijn commentaar The Bible-Work uit: „Wat een dag voor die stervende man! Die ochtend stond hij als een veroordeelde boosdoener voor het aardse gericht; voordat de avond zijn schaduw over de heuvel van Sion wierp, had het hemelse gericht hem aanvaard.”
Maar wacht eens! Wij hebben gezien dat Jezus, volgens de bijbel, naar Sjeool of Hades ging toen hij stierf, en niet naar de hemel. Drie dagen was hij dood en bevond hij zich zonder bewustzijn in het gemeenschappelijke graf van de mensheid (Prediker 9:5, 10). Hij kon dus niet naar de hemel zijn gegaan. De bijbel zegt dat Jezus veertig dagen na zijn opstanding naar de hemel terugkeerde. — Handelingen 1:3, 6-11.
Het is duidelijk dat Jezus de boosdoener eenvoudig beloofde dat hij een opstanding zou krijgen in het Paradijs; Jezus zei niet dat hij diezelfde dag nog in het Paradijs zou leven. Daarom is de juiste vertaling van Jezus’ woorden: „Voorwaar, ik zeg u heden: Gij zult met mij in het Paradijs zijn.” Een aantal bijbelvertalingen luidt aldus, en een ervan (Lamsa) zegt in de voetnoot hierbij: „De teksten in de oudheid hadden geen interpunctie. De komma [of dubbele punt] zou voor of achter heden kunnen staan.”
Waar zal dus het Paradijs zijn dat Jezus de boosdoener beloofde? En wanneer zal men ervan kunnen genieten?
Een aards Paradijs
Bedenk dat wij hiervóór over Gods schepping van het oorspronkelijke Paradijs in Eden hier op deze aarde spraken. Kennelijk was het Gods voornemen een aards Paradijs te hebben waarin de mensheid eeuwig leven in vrede en zekerheid zou genieten. Denkt u dat God zal toestaan dat dit voornemen van hem onvervuld blijft? Geen sprake van! „Al mijn welbehagen zal ik doen”, zegt hij. „Ik heb het gesproken, ik zal het ook doen komen” (Jesaja 46:10, 11). Ja, God zal doen wat hij zich voorneemt! En zijn belofte luidt: „De rechtvaardigen, díe zullen de aarde bezitten, en zij zullen er eeuwig op verblijven.” — Psalm 37:29.
Wanneer wij dus lezen dat Jezus de boosdoener een Paradijs beloofde, moeten wij ons voorstellen dat deze hele aarde veranderd zal zijn in een prachtig oord om in te leven, een soort vruchtbare tuin, want dat betekent het woord „paradijs”. Zal Jezus hier op deze aarde met de vroegere boosdoener in het Paradijs zijn? Nee. Jezus zal in de hemel als Koning over het aardse Paradijs regeren. Hij zal in die zin met die man zijn, dat Hij hem uit de dood zal opwekken en in zijn behoeften, zowel de fysieke als de geestelijke, zal voorzien.
Het is duidelijk dat de boosdoener geen getrouwe christelijke overwinnaar was die in aanmerking kwam voor leven in de hemel als mederegeerder met Christus. Hij heeft goddeloze daden bedreven, zoals miljoenen andere mensen die Jezus zal opwekken (Handelingen 24:15). Maar zij deden deze goddeloze dingen omdat zij Gods wil niet kenden. In het Paradijs zal hun daarom worden geleerd wat Gods wil is en zullen zij de gelegenheid krijgen door het doen van Gods wil te bewijzen dat zij hem werkelijk liefhebben.
Een beeld van het Paradijs
Hoewel de New Catholic Encyclopedia tot de conclusie komt dat het Paradijs „een andere plaats dan de aarde” is, staat er toch: „De vrede en ideale gerechtigheid die door de messiaanse koning tot stand zullen worden gebracht, zullen zijn als die van het Paradijs in Jes[aja] 11.6-11.” Beschouw het prachtige Paradijs eens dat daar wordt beschreven. Na te hebben gesproken over de heerschappij van de Messiaanse Koning, Jezus Christus, vervolgt deze hartverwarmende profetie in Jesaja hoofdstuk 11 in de verzen 6 tot 9 met de woorden:
„De wolf zal werkelijk een poosje verblijven bij het mannetjeslam, en bij het bokje zal de luipaard zelf zich neerleggen, en het kalf en de jonge leeuw met manen en het weldoorvoede dier alle bij elkaar; en een kleine jongen nog maar zal leider over ze zijn. En de koe en de beer zullen weiden; samen zullen hun jongen neerliggen. En zelfs de leeuw zal stro eten net als de stier. En de zuigeling zal stellig spelen bij het hol van de cobra; en op de lichtopening van een giftige slang zal een gespeend kind werkelijk zijn eigen hand leggen. Men zal generlei kwaad doen noch enig verderf stichten op heel mijn heilige berg; want de aarde zal stellig vervuld zijn van de kennis van Jehovah zoals de wateren ook de zee bedekken.”
Waar zullen de paradijselijke omstandigheden die hier zo prachtig zijn beschreven, in vervulling gaan? De religieuze leraren van de christenheid geloven niet dat ze werkelijk op aarde in vervulling zullen gaan. „Alle elementen van het beeld dat door Jesaja wordt geschilderd, dragen het stempel van de bestaande aardse stoffelijkheid”, erkent professor J. P. Lange. Maar hij voegt eraan toe: „In deze entourage kan de profetie niet worden verwezenlijkt. Wij moeten aannemen dat er voor deze vervulling een nieuw fundament van geestelijke, verheerlijkte stoffelijkheid gelegd wordt.”
Beschrijft deze profetie echter figuurlijk de vrede en zekerheid die de mensen in een hemels paradijs zullen genieten? In het geheel niet! Er worden omstandigheden hier op deze aarde beschreven. Binnen de organisatie van Jehovah’s Getuigen bestaat thans reeds wereldwijd een toestand van geestelijke voorspoed, vrede en zekerheid, zoals die zo schitterend door Gods profeet Jesaja wordt geschilderd. Zullen die paradijselijke omstandigheden echter te zijner tijd worden uitgebreid zodat ze ook letterlijk in vervulling gaan?
Goed, de meeste godsdienstleraren in de christenheid mogen dan spotten met het idee dat God ervoor zal zorgen dat de dieren in vrede met elkaar en met de mensen zullen leven. Maar wij kunnen het vertrouwen hebben dat de Almachtige God zulke schitterende veranderingen in het dierenrijk tot stand zal brengen. Een bijbelcommentator merkte dan ook met betrekking tot deze bijbelse profetie op: „Als het allemaal alleen maar figuurlijk is, wat is dan de zin van zulke gedetailleerde verklaringen over de verandering in de dieren? Ook ziet het ernaar uit dat wij hier een parallel of vergelijking hebben met de toestand vóór de zondeval van de mens. Voordat de zonde in de wereld kwam, waren de dieren de helpers van de mens en kregen ze hun naam van hem. Alles wat God had gemaakt, was goed. In ieder geval was vijandigheid tussen mens en dier onbekend.”
En inderdaad, wat een schitterende parallellen zijn er tussen deze door Jesaja gegeven profetische beschrijving van de regering van de Messías en de omstandigheden die in de tuin van Eden heersten! Daar was „de kennis van Jehovah” overvloedig, doordat God ongetwijfeld communicatie met zijn volmaakte aardse zoon Adam onderhield. De bijbel vermeldt specifiek dat de dieren toen „alle groene plantengroei tot voedsel” werd gegeven. Zij aten geen andere dieren op (Genesis 1:30). En de dieren waren onderworpen aan de mens, want ze gehoorzaamden het bevel om voor hem te verschijnen om een naam te krijgen. — Genesis 2:19, 20.
Wat zal het geweldig zijn om te zien hoe zo’n toestand van harmonie en zekerheid over de gehele aarde wordt hersteld! Wat een voorrecht zal het zijn om te genieten van een heerlijk aards Paradijs, waarin alle mensen elkaar liefhebben en waar deze grootse vrede onder de mensen zelfs een parallel vindt in het eindigen van de vijandigheden in het dierenrijk! Ja, de bijbel belooft inderdaad een aards Paradijs!
[Illustratie op blz. 7]
Zullen deze toestanden werkelijk op aarde heersen?