’Gaat weg uit hun midden’
JEHOVAH GOD verwacht van allen die hem liefhebben en dienen, dat zij zich verre houden van valse aanbidding. Zijn Zoon Jezus Christus heeft aan deze verwachting beantwoord. Over Gods Zoon staat er in de bijbel: „Gij hebt rechtvaardigheid liefgehad en wetteloosheid gehaat.” Daarom heeft zijn Vader hem op speciale wijze gezegend, doordat hij hem heeft verhoogd en tot koning van Gods koninkrijk heeft aangesteld. — Hebr. 1:9.
Indien u waarheid en rechtvaardigheid liefhebt, zult ook u alles wat verkeerd en God niet welgevallig is, haten en mijden. Aldus kunt u zowel thans als straks, wanneer God het oordeel voltrekt aan de goddelozen, bescherming vinden. — Spr. 1:28-33.
Lang geleden voorzei God dat hij een volk zou hebben dat hem tot een „speciaal bezit” zou zijn, en dat men stellig „het onderscheid [zou] zien tussen een rechtvaardige en een goddeloze, tussen iemand die God dient en iemand die hem niet heeft gediend” (Mal. 3:17, 18, NW). Als u dit onderscheid ziet, dient u dienovereenkomstig te handelen. Wanneer u dit niet doet, brengt u uw vooruitzicht op eeuwig leven in gevaar.
Welke handelwijze dient u te volgen? Gods Woord zegt heel definitief: „Komt niet onder een ongelijk juk met ongelovigen. Want wat voor deelgenootschap hebben rechtvaardigheid en wetteloosheid? Of wat heeft licht met duisternis gemeen? Welke overeenstemming bestaat er voorts tussen Christus en Belial? Of welk deel heeft een gelovige met een ongelovige? En welke overeenkomst heeft Gods tempel met afgoden?” Omdat er geen juiste gemeenschap kan bestaan tussen hen die rechtvaardigheid en hen die wetteloosheid beoefenen, gebiedt God: „Gaat daarom uit hun midden vandaan en scheidt u af.” — 2 Kor. 6:14-17.
„BABYLON DE GROTE” VERLATEN
Tot degenen die eens zijn uitverkoren volk waren en die zich in het oude Babylon in ballingschap bevonden, sprak Jehovah God soortgelijke woorden. Hij zei: „Ik, Jehovah, ben uw God, Degene die u leer uzelf baat te verschaffen, Degene die u doe treden op de weg die gij dient te bewandelen. O indien gij slechts werkelijk aandacht aan mijn geboden zoudt schenken! Dan zou uw vrede worden net als een rivier, en uw rechtvaardigheid als de golven der zee. . . . Iemands naam zou niet afgesneden noch verdelgd worden van voor mijn aangezicht. Gaat uit van Babylon!” — Jes. 48:17-20, NW.
Door de verovering van Babylon in 539 v.G.T. maakte Jehovah God het voor zijn volk, dat daar in ballingschap vertoefde, mogelijk Babylon als een vrij volk te verlaten. Wat Jehovah destijds deed, strekte degenen die hem liefhadden tot nut. Hij beroofde hen niet van iets goeds.
Het oude Babylon bestaat vanzelfsprekend niet meer. Niettemin spreekt God over een ander Babylon, „Babylon de Grote” genaamd. En opnieuw geeft hij het gebod: „Gaat uit van haar, mijn volk, indien gij niet met haar in haar zonden wilt delen, en indien gij geen deel van haar plagen wilt ontvangen” (Openb. 18:4). In het voorgaande hoofdstuk 17 van dit bijbelboek Openbaring wordt Babylon de Grote symbolisch beschreven als een immorele vrouw. Merk op wat de bijbel over haar zegt:
„’Kom, ik zal u het oordeel tonen over de grote hoer, die zit op vele wateren, met wie de koningen der aarde hoererij hebben bedreven, terwijl zij die de aarde bewonen, dronken werden gemaakt van de wijn van haar hoererij.’ . . .
En de vrouw was getooid met purper en scharlaken en versierd met goud en edelgesteente en parels, en in haar hand had zij een gouden beker, die vol was van walgelijkheden en de onreinheden van haar hoererij. En op haar voorhoofd was een naam geschreven, een mysterie: ’Babylon de Grote, de moeder van de hoeren en van de walgelijkheden der aarde’. En ik zag dat de vrouw dronken was van het bloed van de getuigen van Jezus. . . .
’De wateren die gij gezien hebt, waar de hoer zit, betekenen volken en scharen en natiën en talen. En de vrouw die gij gezien hebt, betekent de grote stad, die een koninkrijk over de koningen der aarde heeft.’” — Openb. 17:1-6, 15, 18.
Dat Babylon de Grote „een koninkrijk over de koningen der aarde heeft”, betekent dat ze een rijk is. Maar wat voor rijk?
Ze zou geen politiek rijk kunnen zijn, want er wordt gezegd dat „de koningen der aarde”, het politieke element, ’hoererij met haar bedrijven’. Is Babylon de Grote dan soms een commercieel rijk?
Neen, want als Babylon de Grote wordt vernietigd, zegt het bijbelboek Openbaring dat „de reizende kooplieden . . . op een afstand staan . . . en zullen wenen en rouwen” (Openb. 18:15). Hieruit blijkt dus duidelijk dat Babylon de Grote ook niet een commercieel rijk is.
Zou ze dan een religieus rijk kunnen zijn? Ja, Babylon de Grote beeldt op passende wijze het wereldrijk van valse religie af! Religie heeft stellig een grote invloed op de politieke koninkrijken uitgeoefend, en ze beheerst de volken van de gehele aarde. Maar waarom zou dit religieuze rijk worden afgebeeld als een prostituée?
Dit komt omdat het religie met politiek vermengt. Wat de christenheid betreft, de bijbel toont aan dat zij die beweren God te dienen maar ontrouw zijn en betrekkingen met de politieke machten aanknopen, door God als geestelijke prostituées of overspeelsters worden beschouwd. De bijbel zegt over zulke personen: „Overspeelsters, weet gij niet dat de vriendschap met de wereld vijandschap met God is? Al wie daarom een vriend van de wereld wil zijn, maakt zich tot een vijand van God.” — Jak. 4:4; Ezech. 16:1, 2, 28-30.
DE VERBREIDING VAN BABYLONISCHE VALSE RELIGIE
De valse religie ontstond kort na de wereldomvattende vloed van Noachs dagen, en wel in Babylon, waar Nimrod zich verhief als iemand die ’gekant was tegen Jehovah’. Jehovah verwarde echter de taal van het volk en ’verstrooide hen vandaar over de gehele oppervlakte der aarde’. Bij hun heentrekken namen zij hun Babylonische leerstellingen en gebruiken mee. — Gen. 10:8-10; 11:4-9, NW.
In overeenstemming hiermee vertelt het boek The Religion of Babylonia and Assyria (door professor M. Jastrow, bladzijde 701) over „het zware stempel dat op de oude wereld is gedrukt door de opmerkelijke manifestaties van het religieuze denken in Babylonië en door de religieuze activiteit welke in die streek heerste”.
Ook het boek The Worship of the Dead (door kolonel J. Garnier, de bladzijden 3, 4, 8) getuigt ervan dat bewijsmateriaal „op onmiskenbare wijze het verband en de overeenstemming tussen de religieuze stelsels van natiën die heel ver van elkaar verwijderd waren, heeft aangetoond” en dat deze „hun religieuze ideeën alle uit een gemeenschappelijke bron en een gemeenschappelijk centrum geput moeten hebben. Overal treffen wij de meest opzienbarende overeenkomsten in riten, ceremoniën, gewoonten en tradities aan”.
Zo worden er, hoewel veel mensen zich hier niet van bewust zijn, thans in religies veel leerstellingen en gebruiken aangetroffen die een gemeenschappelijke oorsprong in Babylons valse religie hebben. Wat zijn enkele van deze leerstellingen en gebruiken?
Tot de leerstellingen die in het oude Babylon een voorname plaats innamen, behoorden: de aanbidding van een triade of drieëenheid van goden, het geloof dat de menselijke ziel niet kon sterven en de leerstelling dat mensen na hun dood in een onderwereld of „land waaruit geen terugkeer mogelijk is” lijden ondergaan. Het gebruik van beelden vormde ook een belangrijk onderdeel van de Babylonische aanbidding. Zoals vaak op de bladzijden van dit tijdschrift is aangetoond, wordt geen van deze dingen in Gods Woord, de bijbel, geleerd. Zien wij thans echter soortgelijke leerstellingen en gebruiken in de religieuze organisaties om ons heen?
Niet alleen de leerstellingen van de „Drieëenheid”, de onsterfelijkheid van de menselijke ziel en een hellevuur van pijniging, maar ook elke andere leerstelling die of elk ander gebruik dat in strijd is met Gods geïnspireerde Woord kenmerkt een religie als vals en bestempelt haar als een deel van Babylon de Grote. Een religie mag dan beweren de aanbidding van de ware God van de bijbel voor te staan en ze mag dan de naam van zijn Zoon, Jezus Christus, gebruiken, maar wat voor waarde heeft dit als ze met Babylonische leerstellingen en gebruiken bezoedeld is?
Het bijbelse beginsel is van toepassing: „Een weinig zuurdeeg doet de gehele massa gisten” (Gal. 5:9). Wat er eventueel voor goeds is gedaan, wordt door de verontreiniging tenietgedaan. Jezus Christus toonde dit eveneens aan toen hij uitlegde: „Velen zullen op die dag tot mij zeggen: ’Heer, Heer, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd, en in uw naam demonen uitgeworpen, en in uw naam vele krachtige werken verricht?’ En toch zal ik hun dan in het openbaar bekendmaken: Ik heb u nooit gekend! Gaat weg van mij, gij werkers der wetteloosheid.” — Matth. 7:22, 23.
God heeft voorzegd dat er plotseling, „op één dag”, plagen van „dood en rouw en hongersnood” over Babylon de Grote zullen komen. Het is derhalve uiterst dringend en om ons bestwil dat wij ons thans volkomen van elk deel van dat vals-religieuze rijk afscheiden. — Openb. 18:8.
DE NOODZAKELIJKE STAPPEN DOEN OM U AF TE SCHEIDEN
Wat wil het zeggen ’uit hun midden vandaan te gaan’? Is het voldoende dat iemand slechts in zijn geest de onjuistheid van Babylonische leerstellingen beseft en dan toch verbonden blijft met een religieuze organisatie die aan zulke leerstellingen vasthoudt? Zou dit in feite niet een huichelachtige handelwijze zijn? Zou men hierdoor geen zichtbare ondersteuning geven aan iets dat door God wordt veroordeeld? Hoe zou zo iemand werkelijk kunnen menen gehoorzaam te zijn aan Gods gebod „gaat . . . uit hun midden vandaan en scheidt u af . . . en raakt het onreine niet langer aan”? — 2 Kor. 6:17.
Indien wij niet willen dat het ons zo vergaat als degenen die in Jehu’s tijd in de tempel van God vernietigd werden, moeten wij ons volkomen van alle organisaties van Babylon de Grote losmaken. Wij dienen geen deel aan hun activiteiten meer te hebben (2 Kon. 10:20-27). Wij dienen hen ervan in kennis te stellen dat wij ons van hun organisaties terugtrekken. Wanneer wij dit doen, zullen wij niet „op twee verschillende gedachten hinken”, door te trachten „aan ’de tafel van Jehovah’ en aan de tafel van de demonen deel [te] hebben”, waardoor wij „Jehovah tot jaloezie . . . prikkelen”. — 1 Kon. 18:21, NW; 1 Kor. 10:21, 22.
Maar is het niet iets goeds wanneer religies naar toenadering streven door middel van intergeloof- of oecumenische bewegingen? Welnu, hoe beziet Jehovah God dit? Het bijbelse bericht toont aan dat hij geen samenwerking op religieus gebied tussen de Kanaänieten en de natie Israël duldde. God gebood de Israëlieten: „Gij zult u . . . met hen niet verzwageren; uw dochters zult gij aan hun zonen niet geven, noch hun dochters nemen voor uw zonen; want zij zouden uw zonen van Mij doen afwijken, zodat zij andere goden zouden dienen.” — Deut. 7:3, 4.
En hoe beschouwde Gods Zoon intergeloof? Hij hield er zich tijdens zijn verblijf op aarde niet mee op, in religieus opzicht met de verschillende sekten van het judaïsme samen te werken. Integendeel, hij veroordeelde de valse religie van zijn tijd ronduit en verklaarde onomwonden: „Niemand komt tot de Vader dan door bemiddeling van mij.” — Joh. 14:6; Matth. 23:13, 38
EEN VASTBERADEN STANDPUNT VOOR DE WAARHEID BRENGT ZEGENINGEN
Zich volkomen van valse aanbidding losmaken, kan problemen met zich brengen. Jezus toonde aan dat iemands familieleden er misschien tegen in opstand komen. Maar ook al zouden degenen die ons tegenstaan, ons zo na en dierbaar zijn als een lid van ons eigen gezin, dit zou volgens Jezus geen verschil mogen maken in onze beslissing. Hij legde uit: „Wie grotere genegenheid voor vader of moeder heeft dan voor mij, is mij niet waardig; en wie grotere genegenheid voor zoon of dochter heeft dan voor mij, is mij niet waardig” (Matth. 10:32-37). De kwestie is niet dat wij zulke personen minder liefhebben dan vroeger, maar hoe sterk onze liefde voor Jehovah en zijn Woord der waarheid is.
Als men een vastberaden standpunt voor de waarheid inneemt, kan dit in feite bijdragen tot het blijvende welzijn van familieleden die eerst misschien tegen onze juiste handelwijze gekant zijn. Door voor druk te zwichten, sterkt men hen misschien slechts in hun tegenstand tegen de waarheid. Daarentegen zal het u zegeningen en geluk schenken wanneer u getrouw aan de waarheid van Gods Woord vasthoudt en in overeenstemming ermee leeft; het zal u tot een beter mens maken. Zo kan het zijn dat degenen die u na staan, mettertijd tot het besef komen dat u verstandig en juist gehandeld hebt en geholpen zullen worden de waarheid eveneens in te zien. De bijbel moedigt ons ertoe aan deze hoop te koesteren en met het oog daarop te werken. — 1 Kor. 7:12-16.
Christelijke gehuwde vrouwen worden er bijvoorbeeld toe aangespoord in onderworpenheid te zijn aan hun ongelovige echtgenoten, opdat „zij zonder woord gewonnen mogen worden door het gedrag van hun vrouw” (1 Petr. 3:1, 2). Zeker, er zal geduld voor nodig zijn, alsook geloof dat Gods weg de beste is, en, bovenal, liefde. Maar God zelf geeft u de liefdevolle verzekering dat hij u zal steunen en sterken indien u hem de eerste plaats in uw leven toekent. — Rom. 8:38, 39.
Dan zijn er sommigen die wellicht menen dat zij nu al te oud zijn en dat het te laat is om nog een verandering in hun leven aan te brengen. Maar Jehovah God, die zelf de „Oude van dagen” wordt genoemd, nodigt ook oude mensen uit hem te loven, zeggende: „Gij oude mannen te zamen met knapen. Dat zij de naam van Jehovah loven.” — Dan. 7:9; Ps. 148:12, 13, NW.
Gods Woord toont aan dat ouderdom voor niemand die verzuimt zich af te scheiden van datgene wat door God wordt veroordeeld, een verontschuldiging is, maar dat „grijsheid . . . een luisterrijke kroon [is] wanneer ze op de weg der rechtvaardigheid wordt gevonden” (Spr. 16:31, NW; Ezech. 9:4-6). Het is in het leven nooit te laat een standpunt in te nemen overeenkomstig datgene waarvan men weet dat het de waarheid is en aldus zijn schreden stevig op de weg naar het eeuwige leven te zetten. Ongeacht hoeveel jaren wij wellicht in het verleden hebben verknoeid, deze zullen inderdaad weinig lijken wanneer ze met de nooit eindigende levensjaren worden vergeleken die wij in Gods nieuwe samenstel zullen kunnen doorbrengen. — Spr. 10:22.
Indien wij nu positief stappen doen om weg te gaan uit het midden van hen die valse religie beoefenen, kunnen wij ons in een gezegende, gelukkige verhouding tot onze God, Jehovah, verheugen (2 Kor. 6:17, 18). Want de zaak is niet geëindigd met weg te gaan uit het midden van hen die dingen leren en beoefenen welke in strijd zijn met Gods Woord. God geeft ook het gebod dat wij ’het onderling vergaderen niet dienen na te laten’, zoals ons in Hebreeën 10:24, 25 wordt verteld.
Met wie dienen wij derhalve samen te komen? Met degenen die God in geest en in waarheid aanbidden en het ware christendom, de religie van de bijbel, beoefenen. Over hen zegt God: „Ik zal onder hen wonen en onder hen wandelen, en ik zal hun God zijn en zij zullen mijn volk zijn.” — 2 Kor. 6:16.
De christelijke organisatie van Jehovah’s getuigen bestaat uit personen die zich hebben afgescheiden van de vele religies van zowel het heidendom als de christenheid. Zij zijn aldus uit Babylon de Grote gevlucht. Door vergaderingen in een van hun Koninkrijkszalen te bezoeken, kunt u zelf zien welke uitwerking dit heeft gehad. Behalve dat de vergaderplaats anders is en er geen collectes worden gehouden, zult u bemerken dat vooral de vergaderingen zelf en de houding van de daar aanwezige personen Jehovah’s getuigen van andere religies doen verschillen.
Deze bijeenkomsten zijn echte bijbelstudies, waar beklemtoond wordt op welke wijze bijbelse beginselen in ons dagelijks leven van toepassing zijn en ook hoe Gods Woord aan anderen onderwezen kan worden. Daar zult u mensen zien die oprecht ’eerst het koninkrijk en Gods rechtvaardigheid zoeken’ en die er ernstig naar streven de vruchten van Gods geest voort te brengen. — Matth. 6:33; Gal. 5:22, 23.
Door één of twee keer een vergadering te bezoeken, zult u wellicht uw nieuwsgierigheid bevredigen, maar wilt u werkelijke vooruitgang in Gods dienst maken, dan dient u als de eerste christenen te zijn. Zij hadden echt waardering voor de waarheid, zodat zij zich „bleven . . . toeleggen op het onderwijs van de apostelen . . . En dag aan dag waren zij eensgezind voortdurend in de tempel aanwezig” (Hand. 2:42, 46). Alleen door deze gemeentevergaderingen geregeld te bezoeken, kunt u het geloof, de waardering en de overtuiging ontwikkelen die nodig zijn om Gods goedkeuring te verwerven.
Het kan zijn dat u, wanneer u zich van het huidige Babylon de Grote afscheidt, vroegere vrienden en kennissen zult verliezen, maar door geregeld de vergaderingen van Jehovah’s volk te bezoeken, zult u veel meer winnen. Net als in het geval van Jezus’ eerste discipelen, die ook veel verlaten hadden om hem te volgen, zult u de belofte vervuld zien dat u ’nu, in deze tijdsperiode, honderdvoudig ontvangt’ in de vorm van broeders en zusters en huizen waar u met open armen ontvangen zult worden. U zult bemerken dat u een deel bent geworden van een grote familie van christelijke broeders, wier liefde en vriendschap waar en oprecht is. Dit alles zult u winnen en daarbij nog de hoop op eeuwig leven „in het komende samenstel van dingen”. — Mark. 10:28-30; Ps. 27:10.
Jehovah God heeft een zichtbare organisatie die hij in deze tijd gebruikt om ons op te leiden en toe te rusten voor leven in zijn rechtvaardige nieuwe samenstel. Nadat het huidige goddeloze samenstel is verdwenen, zal men overal Gods wegen bewandelen. De enige regering die dan zal bestaan, zal Gods regering zijn (Dan. 2:44). Er zal dan op aarde niemand meer zijn bij wie men zich kan aansluiten dan Gods goedgekeurde volk. Alleen Gods maatstaven van goed en kwaad zullen gelden. Er zal slechts één religie zijn.
Wij doen er dus verstandig aan onszelf nu in overeenstemming te brengen met de wijze waarop God de dingen doet, door ten volle voordeel te trekken van de opleiding waarin God door middel van Zijn geschreven Woord, de bijbel, voorziet. Aldus bewijzen wij dat wij het werkelijk menen wanneer wij zeggen dat wij eeuwig leven in Gods rechtvaardige nieuwe samenstel wensen te ontvangen. — Ps. 86:10, 11; Spr. 4:10-13.