Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • Onze toevlucht onder het onverderfelijke „koninkrijk der hemelen”
    De Wachttoren 1976 | 15 februari
    • klaarblijkelijk geen toevlucht onder Gods koninkrijk als haar enige hoop zoekt.

      18. (a) In welke illustratie van Jezus werden twee tegenovergestelde klassen voorzegd, en hoe gaat dit in vervulling? (b) Wat zei Jezus nog meer, waardoor het werkelijke doel van veel van zijn gelijkenissen wordt toegelicht?

      18 Dient het ons te verbazen dat de meesten van de mensheid hun hart en geest voor het Koninkrijksevangelie gesloten hebben en de voorkeur geven aan menselijke politieke regeringen als hun toevlucht in deze moeilijke tijden? Neen, niet als wij goed bekend zijn met de profetische geschriften van Gods bijbel. Zijn Zoon, het Lam Jezus Christus, voorzei dat het zo zou zijn. In een van zijn illustraties zei hij: „Het koninkrijk der hemelen is gelijk geworden aan een mens die voortreffelijk zaad op zijn veld zaaide. Terwijl de mensen sliepen, kwam zijn vijand en zaaide er onkruid overheen, midden tussen de tarwe, en ging weg.” Vervolgens zei hij dat er met het scheiden van het onkruid van de tarwe gewacht zou worden tot de oogst. Later, toen hij de gelijkenis verklaarde, zei hij: „Het voortreffelijke zaad, dat zijn de zonen van het koninkrijk; maar het onkruid zijn de zonen van de goddeloze”, en hij voegde eraan toe: „De oogst is een besluit van een samenstel van dingen” (Matth. 13:24-30, 36-43). Houd ook in gedachten welk antwoord Jezus gaf toen zijn discipelen hem vroegen: „Waarom spreekt gij tot hen door middel van illustraties?” Let nu op zijn antwoord: „U [de discipelen] is het gegeven de heilige geheimen van het koninkrijk der hemelen te begrijpen, maar hun is het niet gegeven . . . omdat zij, ofschoon zij kijken, tevergeefs kijken, en ofschoon zij horen, tevergeefs horen, noch begrip ervan krijgen; en ten aanzien van hen gaat de profetie van Jesaja [in hoofdstuk 6:9, 10] in vervulling, welke luidt: ’Door te horen, zult gij horen, maar geenszins begrip ervan krijgen, en door te kijken, zult gij kijken, maar geenszins zien. Want het hart van dit volk is dik geworden, en met hun oren hebben zij met ergernis gehoord, en zij hebben hun ogen gesloten, opdat zij nimmer met hun ogen zouden zien en met hun oren horen en met hun hart begrip ervan krijgen en terugkeren, en ik hen gezond zou maken’” (Matth. 13:10-15). Veel van Jezus’ gelijkenissen zijn tegen deze achtergrond gegeven. Is het in deze tijd van de „oogst”, het „besluit van een samenstel van dingen”, niet precies zo gesteld met het „onkruid”? De met onkruid te vergelijken mensen hebben hun hart en geest gesloten.

      19. (a) Welke overeenkomstige waarschuwing gaf Paulus in Handelingen 20:27-30? (b) Hoe ontwikkelde de „mens der wetteloosheid” zich, en welke valse regeringstoevlucht is daar uiteindelijk uit ontstaan?

      19 Met betrekking tot hetzelfde onderwerp herinneren wij ons de waarschuwing die de apostel Paulus aan de ouderlingen van de gemeente te Éfeze gaf toen hij zei: „Ik weet dat er na mijn heengaan onderdrukkende wolven bij u zullen binnenkomen, die de kudde niet teder zullen behandelen, en uit uw eigen midden zullen mannen opstaan die verdraaide dingen zullen spreken om de discipelen achter zich aan te trekken” (Hand. 20:27-30). Deze valse leraren zouden heel corrupt zijn en zouden, zoals Paulus eveneens voorzei, geleidelijk een samengestelde „mens der wetteloosheid” vormen (2 Thess. 2:3-12). Deze „mens der wetteloosheid” was in de dagen van de apostelen reeds aan het werk, maar hij nam pas definitief vorm aan in de vierde eeuw, toen keizer Constantijn de Grote een compromis met de zogenaamde „bisschoppen”, de valse leraren van zijn tijd, forceerde. Aldus werd het vervalste christendom waarover deze „bisschoppen” het toezicht hadden, samengesmolten met de heidense Romeinse religie. Deze fusiereligie werd de staatsreligie, en op deze wijze werd de christenheid gesticht. Ze is in deze tijd een grote religieuze massa en is geheel doortrokken van het zuurdesem van heidendom, wereldsgezindheid, slechtheid, overleveringen van mensen, huichelarij en leerstellingen van demonen. De christenheid heeft zich tot een deel gemaakt van Babylon de Grote, het wereldrijk van valse religie, en is het dominerende deel van dat religieuze rijk. — Openb. 17:3-6; Gal. 5:9, 19-21.

  • Een positieve opstelling vereist van degenen die toevlucht zoeken
    De Wachttoren 1976 | 15 februari
    • Een positieve opstelling vereist van degenen die toevlucht zoeken

      1. Welke twee symbolische vrouwen worden in het boek Openbaring genoemd, en hoe worden ze geïdentificeerd?

      WANNEER wij in het laatste boek van de bijbel kijken, treffen wij twee symbolische vrouwen aan die scherp tegenover elkaar blijken te staan. De ene is „Babylon de Grote” en de andere is de „vrouw” van het Lam Gods. De eerste wordt gebrandmerkt als een „hoer”. De tweede, „de bruid, de vrouw van het Lam”, is een maagd (Openb. 17:3-6, 15; 21:9). Beiden zijn religieuze organisaties, de ene een onreine en de andere een reine organisatie. De „bruid, de vrouw van het Lam”, is de gemeente van de 144.000 met een maagd te vergelijken getrouwe volgelingen van het Lam Jezus Christus, die allen geestelijke Israëlieten zijn. Babylon de Grote is het wereldrijk van valse religie, die afstamt van het oude Babylon. Ze is derhalve samengesteld uit allen die een religie beoefenen welke in strijd is met het ware christendom. Daarom zag de apostel Johannes dat „de vrouw dronken was van het bloed der heiligen en van het bloed van de getuigen van Jezus” (Openb. 17:6). De religie van de leden van Babylon de Grote is derhalve niet christelijk, maar Babylonisch, en derhalve is het valse religie.

      2. In welke verhouding staat de christenheid tot Babylon de Grote, en hoe treedt dit feit aan het licht?

      2 Doordat de christenheid de dominerende religieuze organisatie van de Romeinse wereldmacht werd, was ze in feite een dochter van Babylon de Grote, over wie wordt gezegd: „Op haar voorhoofd was een naam geschreven, een mysterie: ’Babylon de Grote, de moeder van de hoeren en van de walgelijkheden der aarde’” (Openb. 17:5). Het is dan ook geen wonder dat de christenheid haar religieuze moeder nabootst, over wie wordt gezegd: „Met [haar] [hebben] de koningen der aarde hoererij . . . bedreven, terwijl zij die de aarde bewonen, dronken werden gemaakt van de wijn van haar hoererij” (Openb. 17:1, 2). De christenheid geniet intieme vriendschap met de wereld. Dit brengt ons de schriftplaats in Jakobus 4:4 te binnen: „Overspeelsters, weet gij niet dat de vriendschap met de wereld vijandschap met God is? Al wie daarom een vriend van de wereld wil zijn, maakt zich tot een vijand van God.” De vele verbintenissen tussen Kerk en Staat in de christenheid strekken haar niet tot eer. Ze brandmerken haar als een geestelijke hoereerster, als iemand die zich met de wereldpolitiek inlaat. Ze wordt veroordeeld als een valse en onreine toevlucht voor de mensheid.

      3. Hoe wordt het lot van Babylon de Grote, met inbegrip van de christenheid, op levendige wijze uitgebeeld?

      3 Wat Babylon de Grote overkomt, overkomt ook de christenheid. Daaraan valt niet te ontkomen. Hoewel Openbaring, hoofdstuk 17, in symbolische taal is geschreven, wordt dit hierin toch onmiskenbaar duidelijk gemaakt. Wanneer het in dat hoofdstuk afgebeelde drama tot een hoogtepunt komt, lezen wij: „En de tien horens die gij gezien hebt, en het wilde

Nederlandse publicaties (1950-2025)
Afmelden
Inloggen
  • Nederlands
  • Delen
  • Instellingen
  • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
  • Gebruiksvoorwaarden
  • Privacybeleid
  • Privacyinstellingen
  • JW.ORG
  • Inloggen
Delen