-
Christenen en de hoop op het millenniumDe Wachttoren 1981 | 15 juli
-
-
alstublieft eens op. Daar wordt een definitieve limiet gesteld aan het aantal christenen dat is „verzegeld” om een deel van geestelijk Israël te worden. Dat dit beperkte aantal niet uit de engelen wordt gekozen, blijkt uit Openbaring 14:1-4, waar over ditzelfde aantal wordt gezegd dat zij „van de aarde zijn gekocht”, „uit het midden van de mensen . . . als eerstelingen voor God en voor het Lam”.
22. Van welke aard is de op de bijbel gebaseerde hoop van de 144.000?
22 De op de bijbel gebaseerde hoop van deze 144.000 door de geest verwekte, gezalfde christenen is een hemelse hoop. Nadat zij deel hebben gehad aan „de eerste opstanding” zullen zij „priesters van God en van de Christus zijn en . . . de duizend jaren met hem als koningen regeren”. — Openb. 20:6.
23. Welke vragen rijzen er door de woorden „eerstelingen” en „koningen”?
23 Maar als deze „uitverkorenen” „eerstelingen” zijn, moeten er logischerwijs andere vruchten volgen. En als zij „als koningen [zullen] regeren”, wie zullen dan hun onderdanen zijn en welke hoop koesteren deze personen? Dit zal ons duidelijk worden naarmate wij dit onderzoek voortzetten.
-
-
De hoop op het millennium zegeviertDe Wachttoren 1981 | 15 juli
-
-
De hoop op het millennium zegeviert
1. Welke vragen rezen er ten tijde van de komst van de Messías?
HEEFT de langverwachte Messías, toen hij tot de joden kwam, hun oorspronkelijke geloof in een toekomstig leven door middel van een opstanding bevestigd, of verklaarde hij zich een voorstander van hun pas ontdekte heidense opvatting van de inherente onsterfelijkheid van de ziel? Bedoelde Jezus, toen hij licht wierp op een hemelse hoop, dat allen die worden gered, naar de hemel zouden gaan? Of stellen zowel de Hebreeuwse als de christelijke Griekse Geschriften miljoenen mensen de hoop op eeuwig leven op aarde in het vooruitzicht?
TOEKOMSTIG LEVEN DOOR MIDDEL VAN EEN OPSTANDING
2. Wat onderwees Jezus over de hoop op toekomstig leven?
2 Jezus heeft beslist niet de heidense opvatting van inherente onsterfelijkheid van de menselijke ziel onderwezen. In plaats daarvan toonde hij aan dat de hoop die men eventueel met betrekking tot toekomstig leven kan koesteren, afhankelijk
-