Is er verlichting in zicht?
WANNEER u door een tunnel of een gevaarlijk, dicht bebost gebied gaat, is het een grote opluchting als u het licht van de open ruimte vóór u ziet. U zou dan wel een kreet van blijdschap willen slaken.
Nog welkomer dan dit is de soort van verlichting die God de mensheid gaat verschaffen, en degenen die oprecht verlangen naar vrede, rechtvaardigheid en juiste toestanden voor zichzelf en hun medemensen, kunnen die verlichting vóór zich zien. Op dit moment loopt de mensheid als het ware door een gevaarlijk gebied, en het zou een reden zijn om een kreet van vreugde te slaken als er verlichting in zicht was. Er is evenwel geloof voor nodig om te zien dat verlichting nabij is. Het is echter niet moeilijk dit geloof te verkrijgen als u onderzoekt wat God heeft gezegd en gedaan.
Ten einde ons geloof en onze vertroosting te vergroten, heeft God laten optekenen wat hij heeft gedaan voor de natie die eens door een speciale wet van hem geregeerd werd (Rom. 15:4). Hij heeft met deze natie in feite als een voorbeeld gehandeld, om te tonen wat voor God hij is en hoe zijn bestuur over de gehele aarde onder zijn Messiaanse koninkrijk zal zijn (1 Kor. 10:11). Deze wet had „een schaduw . . . van de toekomstige goede dingen” (Hebr. 10:1). „De werkelijkheid [van wat die schaduwen vertegenwoordigden] behoort de Christus toe”, dat wil zeggen, onder Christus’ heerschappij zullen deze dingen blijvende werkelijkheden voor de mensen op aarde zijn. — Kol. 2:17.
HET JUBELJAAR
God gaf de natie Israël uit de oudheid een voortreffelijk begin toen hij hen in het Beloofde Land bracht. Zij hadden alles waardoor zij welvarend konden zijn en een evenwichtige economie konden hebben. Maar zelfzucht en andere zwakheden van de onvolmaakte mensheid brachten hen in moeilijkheden. De natie had de neiging naar een toestand af te drijven die wij thans vaak zien — waarin de rijkdom in handen van enkelen is en er heel veel arme mensen zijn. Evenals thans brachten de mensen toentertijd ongewenste toestanden over zichzelf.
Hoe hield God deze neiging tot nationaal verval in bedwang? Hoe hielp hij die mensen op een wijze die ons een voorbeeld verschafte? Dwong hij de rijken hun rijkdom aan de armen te geven? Neen. Dit zou niet juist zijn geweest. Hij stelde datgene in wat het jubileum of jubeljaar werd genoemd.
Wij weten allen wat in hedendaagse termen een jubileum is. Het is een vreugdevolle viering, meestal aan het eind van een vastgesteld aantal jaren. Het Hebreeuwse woord voor jubileum werd op soortgelijke wijze gebruikt. Fundamenteel betekent het „een langgerekt geluid”. Het begin van het jubeljaar werd aangekondigd door een luid geluid dat werd voortgebracht door op een ramshoorn te blazen. Het jubeljaar hield dus bovendien de gedachte in aan een vreugdevolle uitroep, want het jubeljaar was een jaar van vrijheid. — Lev. 25:9, 10.
Wat vond er in het jubeljaar plaats dat het tot zulk een blijde gebeurtenis maakte? Welnu, door financiële tegenslagen kon een man verplicht zijn geweest zijn erfelijke bezitting te verkopen ten einde zijn schulden af te betalen. Of het kon zijn dat een gezin — of enkele leden ervan — zich wegens schulden in slavernij aan een welvarende nabuur had verkocht. In Israël werd een Hebreeuwse „slaaf” als een loonarbeider behandeld, maar niettemin was vrijheid heel wat wenselijker. Het jubeljaar was dus een tijd om zich werkelijk te verheugen. Iedere man werd in zijn eigen erfdeel hersteld. Zijn land werd hem gratis teruggegeven en alle Hebreeuwse slaven werden vrijgelaten om in het land dat hun door God als erfdeel was gegeven, hersteld te worden. — Lev. 25:28, 39-41.
Was deze terugkeer tot de erfelijke bezittingen onrechtvaardig tegenover degenen die wegens hun ijver welgesteld waren? Werd hierdoor partijdigheid getoond jegens de armen? Volstrekt niet. Er was een schaal van landwaarden volgens het aantal jaren dat nog restte tot het jubeljaar. Iemands erfelijke bezitting kon niet voor altijd verkocht worden (Lev. 25:23). Het „verkopen” van land leek in werkelijkheid meer op ons hedendaagse gebruik van verpachten. De „koper” betaalde voor het gebruik van het land en de waarde van zijn oogsten tot het jubeljaar (Lev. 25:15, 16). Als het jubeljaar aanbrak, verviel zijn „pacht” en kwam het land weer aan zijn oorspronkelijke eigenaar. De „koper” had niets verloren.
Denk eens aan wat een schitterende voordelen de natie door deze regeling ontving zolang Israël zich aan deze wet hield. Het zou kunnen zijn dat de economie gedurende de vijftigjarige periode tussen de jubeljaren wat uit haar evenwicht raakte, maar in het jubeljaar werd ze weer in haar oorspronkelijke toestand gebracht en was iedereen weer in het bezit van zijn eigen land. Eigendomswaarden waren stabiel. Er was geen inflatie, noch was er een uiterst rijke en uiterst arme klasse. Geen enkel gezin kon voor altijd arm blijven. Iedere man (en elk gezin) werd juiste menselijke waardigheid toegekend. Elke vijftig jaar was het jubeljaar dus beslist als het daglicht aan het eind van een tunnel. Maar wat in deze jubeljaarsregeling vormt een werkelijke basis voor hoop voor mensen in deze tijd? Wat werd erdoor afgeschaduwd?
EEN BETER „JUBELJAAR”
Toen God de mens op aarde schiep, gaf hij hem een goed begin. Hij bezat alles voor een volmaakt en eeuwig gelukkig leven. Doordat Adam tegen God in opstand kwam, maakte hij zijn hele gezin echter ongelukkig. Voor de zelfzuchtige prijs van onafhankelijkheid van God verkocht hij zijn nageslacht in slavernij aan de zonde en de dood (Rom. 7:14; 5:12). God heeft evenwel getoond dat hij de mensheid door een groot „jubeljaar” zal bevrijden en tot haar oorspronkelijke vrije staat zal terugbrengen.
Eeuwenlang heeft de mensheid onder enorme moeilijkheden moeten werken. De economie van tal van steden en natiën is thans ineengestort en zij zien geen uitweg. Er is onderdrukking, en behalve dit alles vormen ziekte en dood ondraaglijke lasten. Maar dat God het goede met de mensheid voorheeft, toonde de apostel Paulus aan toen hij over onderworpenheid aan de zonde sprak. Hij zei: „De schepping werd aan ijdelheid onderworpen, niet uit eigen wil, maar door hem die haar daaraan heeft onderworpen, op basis van hoop dat ook de schepping zelf vrijgemaakt zal worden van de slavernij des verderfs en de glorierijke vrijheid van de kinderen Gods zal hebben.” — Rom. 8:20, 21.
Ja, God heeft zich een veel groter en voortreffelijker „jubeljaar” voor de mensheid voorgenomen. Dit „jubeljaar” is, symbolisch, de duizendjarige regering van zijn koninkrijk onder Christus. Het huidige onderdrukkende stelsel, met zijn verbintenis met valse religie, politiek en handel, zal daar niet zijn. Waarom niet? Omdat God zijn heerschappij op de gehele aarde zal bevestigen. Hij zegt over deze tijd: „Zie! De tent van God is bij de mensen, en hij zal bij hen verblijven, en zij zullen zijn volken zijn. En God zelf zal bij hen zijn. En hij zal elke traan uit hun ogen wegwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geschreeuw, noch pijn zal er meer zijn. De vroegere dingen zijn voorbijgegaan.” — Openb. 21:3, 4.
Dit „jubeljaar” zal niet slechts een tijdelijke vrijheid bewerkstelligen, zodat de mensheid opnieuw in moeilijkheden kan komen of deze bevrijding periodiek herhaald moet worden, zoals in het geval van het Hebreeuwse jubeljaar. Dit komt doordat Jezus Christus niet alleen als Koning zal regeren, maar ook de Hogepriester van de mensheid zal zijn. Zijn loskoopoffer zal toegepast worden om de mensheid tot volmaaktheid van geest en lichaam op te heffen. Zij zullen ’volmaakt’ gered worden. Ten aanzien van Christus als Hogepriester staat geschreven: „Hij [is] ook in staat om degenen die door bemiddeling van hem tot God naderen, volledig te redden, daar hij altijd leeft om voor hen te pleiten” (Hebr. 7:25; 1 Kor. 15:26). Elk mens zal zich in een gedeelte van de aarde kunnen verheugen dat hij kan onderhouden en bebouwen. Hij zal niet bang zijn voor een economische strop.
Het symbolische „jubeljaar” zal de mensheid een ware rust schenken, want het oude „jubeljaar” was een sabbatjaar en „sabbat” betekent „rust” (Lev. 25:11, 12). Er zal volledige verlichting en genezing, en zelfs een opstanding voor de doden komen, zoals blijkt uit wat Christus in het klein deed toen hij op aarde was, door mensen van alle soorten van ziekten te genezen en ook de doden op te wekken (Matth. 15:30, 31; Luk. 5:12-16; 7:12-15; Joh. 11:38-44). De bijbelse beschrijving van dit kenmerk van het „jubeljaar” luidt: „En ik zag de doden, de groten en de kleinen, staande voor de troon, en er werden boekrollen geopend. Maar er werd een andere boekrol geopend; het is de rol des levens. En de doden werden geoordeeld op grond van de dingen die in de boekrollen geschreven stonden, overeenkomstig hun daden [daden die zij tijdens het „jubeljaar” verricht hebben].” — Openb. 20:12, 13.
De bewijzen tonen aan dat deze glorierijke „jubeljaar”-rust zeer nabij is. Jezus Christus heeft de toestanden die de nabijheid van die verlichtingbrengende periode zouden kenmerken profetisch beschreven. Hij sprak over de tijd dat er op wereldomvattende schaal „radeloze angst der natiën” zou zijn, die „geen uitweg [zouden] weten, terwijl de mensen mat worden van vrees en verwachting omtrent de dingen die over de bewoonde aarde komen”. Hij zei dat gedurende deze tijd het „goede nieuws van het koninkrijk” op de gehele bewoonde aarde gepredikt zou worden tot een getuigenis voor alle natiën. Het goede nieuws van verlichting door het symbolische „jubeljaar” van Christus’ duizendjarige regering over de aarde zou hierbij zijn inbegrepen. Wij zien deze dingen thans geschieden. — Luk. 21:25, 26; Matth. 24:14.
Gelukkig is deze verlichting in zicht! Jezus ging verder met te zeggen dat mensen die dit goede nieuws thans horen, het „jubeljaar” zouden meemaken. Hij zei tot zijn toehoorders: „Wanneer gij deze dingen ziet geschieden, weet dan dat het koninkrijk Gods nabij is. Voorwaar ik zeg u: Dit geslacht zal geenszins voorbijgaan totdat alle dingen geschieden.” — Luk. 21:31, 32.
Is er iets dat mensen thans moeten doen, of is het louter een kwestie van ’afwachten’? Let op de krachtige waarschuwing waarmee Jezus zijn profetie besloot. Hij sprak over de „dag” of tijd vlak vóór het „jubeljaar”, waarin hij de mensheid uit deze huidige in verval verkerende maatschappij naar zijn volledige Koninkrijksheerschappij zou overbrengen. Hij zei: „Schenkt echter aandacht aan uzelf, dat uw hart nooit bezwaard wordt met overmatig eten en overmatig drinken en zorgen des levens, en die dag plotseling, in een ogenblik, over u komt als een strik. Want hij zal komen over allen die op de gehele aardbodem wonen. Blijft dan wakker, te allen tijde smekend dat gij erin moogt slagen te ontkomen aan al deze dingen die stellig gaan geschieden, en te staan voor het aangezicht van de Zoon des mensen.” — Luk. 21:34-36.
Door u op de zorgen van deze wereld en haar materialistische streven te concentreren, kunt u geestelijk ’vast in slaap’ vallen. U kunt daarentegen ’wakker blijven’ door u erop toe te leggen in een intieme verhouding tot God te komen. Dit kunt u doen door te weten te komen wat de bijbel zegt en op aanwijzing daarvan veranderingen aan te brengen: „Wordt niet langer naar dit samenstel van dingen gevormd, maar wordt veranderd door uw geest te hervormen, opdat gij u ervan kunt vergewissen wat de goede en welgevallige en volmaakte wil van God is.” — Rom. 12:2.