-
Wat belet u gedoopt te worden?De Wachttoren 1974 | 1 oktober
-
-
overeenkomstig uw opdracht om Gods wil te doen, kunnen leven. — Ef. 6:11-18.
Indien u, na het bovenstaande gelezen te hebben, inziet dat u het voorrecht hebt u te laten dopen, dient u contact op te nemen met de presiderende opziener van de gemeente waarmee u bent verbonden ten einde verdere inlichtingen te ontvangen. Wees niet als een bijbelonderzoeker die tijdens de „Goddelijke zegepraal”-vergadering werd gedoopt maar die de Koninkrijksboodschap reeds in 1951 had gehoord en toch tweeëntwintig jaren wachtte met zich te laten dopen totdat hij in 1973 werd gedoopt. Houd in gedachten dat de tijd thans werkelijk ten einde loopt! Laat niets u ervan weerhouden gedoopt te worden! — Matth. 24:34.
-
-
Het „meer van vuur” en het doel ervanDe Wachttoren 1974 | 1 oktober
-
-
Het „meer van vuur” en het doel ervan
WAT is het „meer van vuur”? Wij treffen deze bijbelse uitdrukking alleen in het boek Openbaring aan, en daarin is de vermelding ervan beperkt tot het kleine gedeelte van de hoofdstukken 19 tot 21. Een mogelijke zinspeling wordt ook in Matthéüs 25:41 aangetroffen.
Wie of wat gaat in het „meer van vuur”? Tot de genoemde dingen behoren het „wilde beest” en de „valse profeet”. De dood en Hades worden in dit „meer” geworpen. Wij lezen ook dat de Duivel (en zijn mededemonen met hem) na zijn laatste aanval op Gods soevereiniteit in het „meer” wordt geslingerd. — Openb. 19:20; 20:10, 14.
EEN SYMBOOL
Wanneer wij deze teksten onderzoeken, zien wij snel dat het „meer van vuur” geen letterlijke vlammenzee is. Het „wilde beest” dat in Openbaring hoofdstuk 13 wordt genoemd, is symbolisch, want wanneer in hoofdstuk 17 het „beeld” ervan wordt beschreven, wordt ons meegedeeld dat de zeven koppen van het „beest” zeven met „bergen” te vergelijken koninkrijken voorstellen. Deze worden door bijbelcommentators opgevat als de zeven wereldmachten van de bijbelse geschiedenis. De vijf die waren „gevallen”, waren Egypte, Assyrië, Babylon, Medo-Perzië en Griekenland. Met de ene die ten tijde dat de apostel Johannes schreef „was”, wordt Rome bedoeld. De zevende blijkt, op grond van historische gebeurtenissen, de Anglo-Amerikaanse wereldmacht te zijn. — Openb. 17:9, 10; vergelijk Daniël hoofdstuk 8.
De „valse profeet” is evenzo geen persoon, maar een stelsel of een organisatie. Een „profeet” beweert geïnspireerde inlichtingen te hebben tot leiding van anderen. Een „valse profeet” zou anderen misleiden, ten einde hen van God af te wenden en tot valse aanbidding te keren. Wat doet deze „valse profeet” ten einde dit doel te verwezenlijken? In Openbaring 13:11-17 wordt hij onder een andere vermomming, als een tweehoornig „wild beest”, getoond. Volgens de afbeelding die daar van hem wordt gegeven, verricht hij voor de ogen van het zevenkoppige „wilde beest” de tekenen waarmee hij degenen misleidt „die het merkteken van het wilde beest hadden ontvangen en degenen die aanbidding geven aan zijn beeld”. — Openb. 19:20.
Aangezien het „wilde beest” en de „valse profeet” symbolisch zijn, moet het „meer van vuur” noodzakelijkerwijs ook symbolisch zijn.
Deze conclusie wordt verder nog ondersteund door het feit dat iets abstracts, „de dood”, eveneens in het „meer van vuur” wordt geslingerd. De dood kan niet letterlijk worden verbrand.
Bovendien worden de demonen in het „meer” geworpen. Zij zijn engelen, geestelijke personen. Aangezien zij geestelijk zijn, kunnen zij niet geschaad worden door letterlijk vuur, dat een stoffelijk resultaat is van chemische verbranding. Wij lezen zelfs vaak dat geestelijke personen zich in een vuur aan mensen hebben geopenbaard. — Ex. 3:1-5; Hand. 7:30; Recht. 13:20; Ps. 104:4; Dan. 7:9, 10.
Waarvan is het „meer van vuur” dan een symbool? De bijbel zegt dat het de „tweede dood” is, of dat het dat betekent of symboliseert (Openb. 20:14). Dit kan niet betekenen dat alles wat erin gaat, voor de tweede keer sterft, want „de dood en Hades” zijn in het verleden niet gestorven of opgehouden te bestaan. Door de uitdrukking „tweede dood” wordt deze dood, die blijvend en eeuwig is en waaruit geen opstanding mogelijk is, onderscheiden van de dood die Adam over het mensengeslacht heeft gebracht. De Adamitische dood is één „soort” van dood, een dood die alle mensen erven zonder hier persoonlijk debet aan te zijn. De „tweede dood” is een andere „soort” van dood. Personen die de „tweede dood” ingaan, verdienen dit omdat zij moedwillig hebben verkozen te zondigen en met God in vijandschap te verkeren. Dit blijkt duidelijk uit de handelwijze van degenen over wie de bijbel zegt dat zij tot de „tweede dood” veroordeeld worden.
Een verder bewijs of getuigenis met betrekking tot datgene wat door het „meer van vuur” wordt afgebeeld en wie uiteindelijk het oordeel van deze dood ontvangen, wordt in Openbaring 21:7, 8 aangetroffen. Na de goede resultaten beschreven te hebben die het Nieuwe Jeruzalem op aarde zal bewerkstelligen, citeert de profetie de woorden van God door te zeggen: „Een ieder die overwint, zal deze dingen beërven, en ik zal zijn God zijn en hij zal mijn zoon zijn. Maar wat de lafhartigen betreft en zij die geen geloof hebben en zij die walgelijk zijn in hun vuiligheid en moordenaars en hoereerders en zij die spiritisme beoefenen en afgodendienaars en alle leugenaars, hun deel zal zijn in het meer dat met vuur en zwavel brandt. Dit betekent de tweede dood.” Allen die een dergelijke levenswijze verkiezen en Gods voorziening van Christus’ zoenoffer voor herstel uit zulk een ontaarde toestand minachten, zullen aldus voor eeuwig ophouden te bestaan.
Gods vurige oordeel komt dus over allen die zijn gezworen vijanden zijn. Wij lezen over degenen die deel uitmaken van de „Gog en Magog”-menigte, die de Duivel aan het einde van de duizend jaar in zijn hernieuwde aanval op Gods soevereiniteit zullen volgen: „Vuur daalde neer uit de hemel en verslond hen.” Zij gaan in de „tweede dood”. Ook worden alle mensen die gedurende Christus’ duizendjarige regering ongehoorzaam zijn aan „de dingen die in de boekrollen [van onderricht] geschreven” staan, in het „meer van vuur” verbrand. De naam van geen van hen blijkt uiteindelijk in het „boek des levens” voor te komen (Openb. 20:9, 12, 15). Dezelfde straf van de „tweede dood” wordt voltrokken aan Satan en zijn demonen, die in het „meer van vuur” worden geworpen. Allen zullen voor eeuwig dood zijn.
Er is geen sprankje leven in de „tweede dood”, welke de eeuwige straf is voor degenen die God opzettelijk ongehoorzaam zijn. Er was totaal geen leven in de eerste soort van dood, die welke als gevolg van Adams eerste zonde over Adams nakomelingen kwam. Die eerste soort van dood zou blijvend zijn geweest indien Jehovah God niet in zijn liefde en onverdiende goedheid in Christus’ slachtoffer had voorzien. De „tweede dood” is blijvend, want er is geen zoenoffer voor degenen die erin terechtkomen. De apostel Paulus schrijft:
„Indien wij moedwillig zonde beoefenen na de nauwkeurige kennis van de waarheid te hebben ontvangen, blijft er geen slachtoffer voor zonden meer over, maar is er een stellige vreselijke verwachting van oordeel en een vurige jaloezie die de tegenstanders zal verteren.” — Hebr. 10:26, 27.
GEEN BEWUSTE PIJNIGING
Degenen die zich in het „meer van vuur” bevinden, bezitten geen leven. Hun namen staan niet in enig „boek des levens”. En leven is leven, of men nu geniet of pijn heeft. Er is dus in het „meer van vuur” geen besef of gevoel van pijn of lijden, omdat daar helemaal geen leven is. Waarom staat er dan in de bijbel dat de Duivel, het „wilde beest” en de „valse profeet” „dag en nacht . . . tot in alle eeuwigheid” in dit „meer” „gepijnigd worden”? — Openb. 20:10.
Dit komt doordat zij de pijniging van (vrijheids)beperking ondergaan. Toen Jezus op aarde was, smeekten de demonen hem hun niet te bevelen in de „afgrond” te gaan (Luk. 8:31). In een parallel verslag van hetzelfde incident vragen de demonen aan Jezus: „Zijt gij hier gekomen om ons vóór de bestemde tijd te pijnigen?” (Matth. 8:29) Dit in de „afgrond” werpen, zal een „pijniging” zijn omdat het een beperking zal inhouden.
Satan en zijn demonen zullen derhalve de „pijniging” van vrijheidsbeperking ondergaan doordat zij vlak voor de duizendjarige regering van Christus in de „afgrond” worden geworpen. Zij zullen gedurende die duizend jaar dermate beperkt zijn dat zij geen enkele activiteit kunnen ontplooien. Vervolgens zullen zij aan het einde van de duizend jaar worden losgelaten. (Openb. 20:7; vergelijk Openbaring 11:7; 17:8.) Na de laatste aanval op Gods soevereiniteit worden de Duivel en zijn demonen in het „meer van vuur” geworpen, waar zij de „pijniging” van eeuwige beperking — zonder onderbreking — in de „tweede dood” ondergaan. Zij worden volledig verdelgd, zonder ooit weer te verschijnen. Bovendien zal alles wat zij hebben gedaan, al hun werken, uit het universum weggewist worden. — 1 Joh. 3:8.
Dat dit in het „meer van vuur” werpen, geen bewuste pijn als gevolg van pijniging zal betekenen,
-