Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w77 15/10 blz. 638-640
  • Jezus’ koninklijke daad van nederigheid

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Jezus’ koninklijke daad van nederigheid
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1977
  • Vergelijkbare artikelen
  • Losprijs
    Redeneren aan de hand van de Schrift
  • Hoe afhankelijk zijn wij van Jezus Christus?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1978
  • Een ware bron van eeuwig leven
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1968
  • Wat de Koning voor ons doet
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1978
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1977
w77 15/10 blz. 638-640

Jezus’ koninklijke daad van nederigheid

TOT de in het oog springende eigenschappen van Jezus Christus behoort zijn nederigheid. Hij heeft bereidwillig afstand gedaan van zijn hoge positie in de hemelen om als een mens „een weinig lager dan engelen” te worden (Hebr. 2:7; Fil. 2:5-7). Toen hij vervolgens op aarde vertoefde, was hij er niet op uit gediend te worden, maar diende hij nederig anderen (Matth. 20:28). Zijn voortreffelijke koninklijke daad van nederigheid als „Koning der koningen en Heer der heren” ligt echter nog in de toekomst (Openb. 19:16). Hiernaar wordt verwezen in 1 Korinthiërs 15:24, waar wij lezen: „Vervolgens het einde, wanneer hij het koninkrijk aan zijn God en Vader overdraagt.” Om te begrijpen wat hierbij betrokken is, moeten wij beschouwen waarom Jehovah zich had voorgenomen zijn Zoon als Koning te laten regeren.

Toen Jehovah God de eerste mensen, Adam en Eva, schiep, wilde hij dat zij in zijn liefde en in volmaakte eenheid met hem bleven. Hij had hen zo geschapen dat eeuwig leven voor hen alleen mogelijk was als zij door middel van volmaakte gehoorzaamheid in een goede verhouding tot hem bleven staan. Door Gods wet te overtreden, maakten Adam en Eva zich los van hun Maker en ging de geestelijke binding die zij nodig hadden om in leven te blijven, verloren. Doordat Adam zijn volmaaktheid had bedorven, verloor hij ook het vermogen volmaakte nakomelingen voort te brengen. „Daarom”, zo zegt de bijbel, „zoals door bemiddeling van één mens de zonde de wereld is binnengekomen en door middel van de zonde de dood, en aldus de dood zich tot alle mensen heeft uitgebreid omdat zij allen gezondigd hadden” (Rom. 5:12). Aangezien zonde betekent het doel van volmaakte gehoorzaamheid jegens God missen, ging de eenheid met de Schepper aldus voor de gehele mensheid verloren.

Het was echter niet Gods wil dat deze situatie zou voortduren. Dit blijkt uit wat de apostel Paulus in 1 Korinthiërs 15:25, 26 over Christus schreef: „Hij moet als koning regeren totdat God alle vijanden onder zijn voeten heeft gelegd. Als laatste vijand wordt de dood tenietgedaan.” Het tenietdoen van de dood houdt de verwijdering van alle menselijke zwakheden en onvolmaaktheden in. Dit komt doordat, zoals de bijbel zegt, ’de angel die de dood veroorzaakt, de zonde is’ (1 Kor. 15:56). Volgens Openbaring 20:4 zijn er voor Christus, te zamen met een lichaam van mederegeerders die uit de mensheid gekocht zijn, „duizend jaren” opzij gezet om de dood teniet te doen door de mensheid tot volmaaktheid te herstellen.

De regeling om de mensheid van slavernij aan zonde en de dood te bevrijden, wordt op symbolische wijze in Openbaring 22:1, 2 afgebeeld. De apostel Johannes beschrijft daar wat een engel in een visioen aan hem openbaarde: „Hij toonde mij een rivier van water des levens, helder als kristal, die stroomde vanuit de troon van God en van het Lam. . . . En aan deze en aan gene zijde van de rivier stonden bomen des levens, die twaalf vruchtoogsten voortbrengen, elke maand hun vruchten opleverend. En de bladeren van de bomen waren tot genezing van de natiën.”

De bijbel maakt duidelijk dat de smet van de zonde alleen op basis van Jezus’ slachtoffer verwijderd kan worden. De apostel Johannes schreef onder inspiratie: „Het bloed van Jezus, zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde” (1 Joh. 1:7). De „rivier van water des levens”, met bomen op beide oevers, beeldt dus Gods voorziening af, met inbegrip van de zonden-verzoenende voordelen van het slachtoffer van zijn Zoon. Aangezien het „water des levens” en de bomen symbolisch Gods voorziening voor leven afbeelden, houdt het gebruik maken van die voorziening beslist in dat men geloof moet oefenen in de verzoenende voordelen van Jezus’ bloed. — Openb. 22:17.

Zo’n geloof moet door daden tot uitdrukking worden gebracht, want zoals de bijbel uiteenzet, is „geloof zonder werken dood” (Jak. 2:26). Wat voor daden worden er verlangd? Men moet gehoorzaam reageren op de leiding van Gods koninkrijk in handen van Christus en zijn mederegeerders. Wanneer personen zich gedurende Christus’ duizendjarige regering gehoorzaam aan zijn Koninkrijksheerschappij onderwerpen en toelaten dat de verzoenende voordelen van zijn slachtoffer ten behoeve van hen worden toegepast, zullen zij naar volmaaktheid groeien.

Dat de opheffing van de mensheid tot volmaaktheid een geleidelijk proces zal zijn, wordt te kennen gegeven in de symbolische beschrijving van Gods voorziening voor leven. De bomen aan weerszijden van de „rivier van water des levens” brengen elke maand vruchten voort. Zou men slechts één keer van Gods voorziening voor leven gebruik hoeven te maken, dan bestond er klaarblijkelijk geen noodzaak voor dat de leven-onderhoudende vruchten op zulk een geregelde en betrouwbare wijze werden verschaft.

Ten einde de mensheid te helpen, zullen Jezus Christus en zijn mederegeerders bovendien van aardse vertegenwoordigers gebruik maken. Dit zullen mannen zijn die op uitzonderlijke wijze aan het goede toegewijd zullen zijn en een oprechte liefde voor anderen hebben. Onder hen zullen zich getrouwe mannen bevinden die aardse voorvaders van Jezus waren. Doordat Jezus Christus hen tot leven opwekt, zullen zij zijn kinderen worden. — Ps. 45:16.

Het is derhalve duidelijk dat het Messiaanse koninkrijk met het oog op Gods voornemen alleen maar noodzakelijk werd omdat het mensdom in zonde en de dood was vervallen. Wanneer alle sporen van de zonde verwijderd zullen zijn, zal het voor het Messiaanse koninkrijk niet langer noodzakelijk zijn in dit opzicht te regeren. Het zal echter niet op een gewelddadige wijze eindigen; dat koninkrijk zal niet ’te gronde worden gericht’, aangezien de vruchten van de voortreffelijke werken ervan eeuwig zullen blijven bestaan (Dan. 7:14). Het schijnt in deze betekenis te zijn dat de Schrift zegt dat er „geen einde” komt aan Christus’ heerschappij. — Jes. 9:7; Luk. 1:33; Openb. 11:15.

Aan het eind van zijn duizendjarige regering zal Jezus Christus zijn toegewezen taak om de mensheid tot volmaaktheid te brengen, hebben voltooid. In ware nederigheid zal hij dan de autoriteit die hij in de hoedanigheid van „Koning der koningen en Heer der heren” ten opzichte van de mensheid heeft uitgeoefend, aan zijn Vader overhandigen. Aldus zullen de woorden in 1 Korinthiërs 15:28 in vervulling gaan: „Wanneer . . . alle dingen aan hem [de Zoon] onderworpen zullen zijn, zal ook de Zoon zelf zich onderwerpen aan Degene die alle dingen aan hem onderwierp, opdat God alles zij voor iedereen.” In overeenstemming met zijn voorbeeld zullen zijn mederegeerders en de aardse vertegenwoordigers van het Koninkrijk gaarne en nederig afstand doen van hun positie. Alle mensen zullen dan als gelijken voor het aangezicht van God staan, vrij van zwakheden en onvolmaaktheden.

Welke uitwerking dient deze kennis zelfs thans reeds op ons te hebben? Ze dient ons ervan te doordringen dat posities in de christelijke gemeente niet het allerbelangrijkste zijn. Niet de verantwoordelijkheid of autoriteit die aan de persoon is toevertrouwd, maar wat hij als persoon is en zijn goedgekeurde verhouding tot God zijn de werkelijk belangrijke dingen. Er zijn in de christelijke gemeente geen „groten”; zelfs ouderlingen of opzieners zijn slechts dienstknechten of slaven van hun broeders (Matth. 20:25-27). Bovendien schijnt de regeling van ouderlingen of opzieners in deze tijd en gedurende Christus’ duizendjarige regering slechts een tijdelijke regeling te zijn, terwijl ze waarschijnlijk slechts zolang voortduurt totdat de mensheid voor het aangezicht van Jehovah tot volmaaktheid is gekomen. Dit begrip van de kwestie legt de nadruk werkelijk daar waar ze gelegd dient te worden — op de Hoogste Soeverein, Jehovah God.

Laten wij derhalve Jezus Christus navolgen door onze nederigheid voor het aangezicht van onze Maker te bewaren en bovenal in gedachten te houden dat een goedgekeurde verhouding tot hem een duurzaam bezit is (Spr. 22:4). Als wij dit doen, kan het ons voorrecht zijn tot degenen te behoren die getuige zijn van Jezus’ koninklijke daad van nederigheid — de overdracht van zijn koninkrijk aan zijn God en Vader.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen