Een uitnodiging die aan u is gericht
1. In welke geest en op welke wijze wordt er een uitnodiging aan u verstrekt?
ER WORDT u vriendelijk een gratis uitnodiging verstrekt. Ze wordt niet aangeboden in de geest van „graag of niet”, maar ze gaat vergezeld van een hartelijk, persoonlijk verzoek. U hebt de uitnodiging waarschijnlijk reeds schriftelijk ontvangen, hoewel er misschien nog niet een persoonlijk beroep op u is gedaan. Wij zullen nu bespreken wat de uitnodiging inhoudt en hoe deze zowel persoonlijk als schriftelijk aan u wordt verstrekt.
2. Waarover handelt de uitnodiging, en wat dient iemand te doen voordat hij ze verwerpt?
2 Door de uitnodiging wordt u in de gelegenheid gesteld iets te nuttigen dat u leven zal geven. Natuurlijk bent u levend, anders zou u dit niet lezen, maar zou u niet graag eindeloos willen doorleven? Indien dit zo is, zult u belangstelling hebben voor de uitnodiging. Indien u echter geneigd bent dit aanbod af te slaan, wees dan alstublieft eerst zo welwillend om na te gaan wat voor soort van leven er wordt aangeboden en op welke voorwaarden. Pas dan kan deze uitnodiging, evenals dit met elke andere uitnodiging het geval is, gemakkelijk worden aanvaard of verworpen.
3. Waartoe zal de uitnodiging degenen die haar accepteren, leiden?
3 Naar alle waarschijnlijkheid hebt u thuis een bijbel. U bent dus in het bezit van de schriftelijke uitnodiging. U hebt echter het volste recht een persoonlijke uitnodiging te ontvangen, de soort van uitnodiging waarvoor alleen een vriend de moeite zou nemen om u die te doen toekomen. Ze kan in alle opzichten gratis worden genoemd. Ze handelt over een leven waarin u zich voortdurend kunt verheugen, niet in een onwezenlijke, twijfelachtige wereld, maar hier op aarde in het vlees, zonder de ziekten en pijnen waardoor de mensheid nu wordt gekweld en in het gezelschap van degenen die u liefhebt en hebt liefgehad, in volmaakte gezondheid. De mensen zullen dan onder een vredige regeling leven, waardoor zowel voor personen als eigendommen zekerheid wordt gewaarborgd, terwijl de menselijke rechten volledig worden erkend en beschermd. Het is een leven dat niet gekenmerkt zal worden door vooroordelen, maar waarin allen opbouwende gedachten en werkzaamheden zullen hebben.
4. Wie is de bron van de uitnodiging, en hoe legt hij een hartelijke, persoonlijke liefde aan de dag door de wijze waarop hij deze uitnodiging verstrekt?
4 De Bron van deze uitnodiging is God de Schepper. Hij is een God die nabij is, niet ver weg. In deze tijd hebben meer dan een miljoen personen de uitnodiging aanvaard, waarna zij, op hun beurt, door God zijn uitgezonden om de uitnodiging aan nog anderen te doen toekomen. Zij zijn Jehovah’s getuigen. God bezit een hartelijke, persoonlijke liefde voor de mensen. Jehovah’s getuigen hebben van deze liefde ontvangen, en nu willen zij naar hun beste vermogen deze liefde aan u doorgeven door u thuis op te zoeken en er tijd aan te besteden om u gratis hulp te bieden.
5. Waar wordt de geschreven uitnodiging aangetroffen, en hoe luidt deze?
5 Neem nu alstublieft uw bijbel ter hand en kijk dan naar de uitnodiging. Het zal waarschijnlijk niet de eerste keer zijn dat u deze ziet. Slaat u het allerlaatste boek van de bijbel, Openbaring of Apokalypse, eens op en lees dan 22 vers zeventien van het laatste hoofdstuk. Houd in gedachten dat het een uiterst belangrijke, oprechte en ernstige uitnodiging is. Ze luidt: „En de geest en de bruid blijven zeggen: ’Kom!’ En laat een ieder die het hoort, zeggen: ’Kom!’ En een ieder die dorst heeft, kome; een ieder die wil, neme het water des levens om niet.”
DE GEEST EN DE BRUID
6. (a) In welk opzicht zegt de geest „Kom!”? (b) In welk opzicht zegt de „bruid” „Kom!”?
6 De bijbel werd onder inspiratie van Gods geest door menselijke dienstknechten van God geschreven. Hierin wordt de uitnodiging aangetroffen, en meer dan 90 percent van de wereldbevolking kan de bijbel in de landstaal lezen. In dat opzicht zegt de geest dus „Kom!” Dat is echter niet genoeg. Evenals Jezus, toen hij in het vlees op aarde was, persoonlijk en uit het hart met de mensen sprak, gebruikt hij in deze tijd de velen op aarde die hem lief zijn om de uitnodiging ten leven aan anderen door te geven. Hij weet dat wij de persoonlijke omgang met mensen die God dienen, nodig hebben. Daarom zeggen de leden van de christelijke gemeente, de „bruid”, eveneens hartelijk „Kom!”
VOOR DIT GESLACHT BESTEMD
7. Hoe helpen Petrus’ woorden in 2 Petrus 1:19 ons inzien dat nu de tijd is aangebroken dat de uitnodiging ter aanvaarding wordt aangeboden?
7 Maar is de uitnodiging, aangezien ze in de bijbel staat opgetekend, nu niet bijna 1900 jaar oud? Inderdaad, deze uitnodiging werd omstreeks 96 G.T. geschreven, maar ze is thans van toepassing. In het voorgaande 22 vers (zestien) zult u opmerken dat Jezus Christus aan het woord is en zich de „heldere morgenster” noemt. Dit helpt ons inzien dat de uitnodiging in werkelijkheid in deze tijd ter aanvaarding wordt aangeboden. Hoe dan wel? U zult u herinneren dat de apostel Petrus aan christenen zei: „Dientengevolge is het profetische woord voor ons des te vaster gemaakt en gij doet goed er acht op te geven als op een lamp die schijnt in een duistere plaats, totdat de dag aanbreekt en er een dagster opgaat, in uw hart” (2 Petr. 1:19). De mensen hebben eeuwen achtereen over het profetische woord beschikt, maar tot de tijd dat het volledig vervuld zou worden, zouden zij het als een gids en een bron van hoop voor hen moeten beschouwen, terwijl zij het in hun hart moesten bewaren „totdat de dag aanbreekt en er een dagster opgaat”. Welnu, die dagster zou eens opgaan en de profetieën van al deze goede dingen die God heeft beloofd, zouden dan in vervulling gaan. Jezus zegt ons dat hij die Ster is.a Hoe is de „ster” opgegaan?
8. Welk argument toont aan dat deze uitnodiging in Openbaring 22:17 op het thans levende geslacht van toepassing is?
8 Door de bijbelse bewijzen en de toestanden die op aarde heersen, wordt te kennen gegeven dat dit oude samenstel van dingen, met zijn wetteloosheid en ongerechtigheid, zijn laatste stuiptrekkingen maakt. Jezus heeft gezegd dat dit er een bewijs van zou vormen dat hij was ’opgestaan’ om Koninkrijksmacht uit te oefenen (Matth. 24:7, 14, 29-31; Dan. 7:13, 14; 12:1). Jezus zou een tijd lang „temidden van [zijn] vijanden” regeren, maar voordat dit geslacht van het toneel zou zijn verdwenen, zou hij deze periode afronden door dit samenstel van dingen te vernietigen. Hieruit kan worden opgemaakt dat sommigen van deze mensen het einde van dit samenstel zouden overleven en in leven zouden blijven in plaats van te sterven (Ps. 110:1, 2; Luk. 21:25-33). De uitnodiging zou dus van toepassing zijn op het geslacht dat in de „tijd van het einde” zou leven. Dit verklaart waarom ze thans onder uw aandacht wordt gebracht.
DEGENEN DIE WORDEN UITGENODIGD
9. Toon aan wie degenen zijn aan wie de uitnodiging wordt verstrekt.
9 De „ster” is derhalve een Koning, evenals David dit was — een Herder-Koning. Toen Jezus Christus op aarde was, zei hij dat hij als herder eerst een „kleine kudde” zou bijeenbrengen, bestaande uit personen die Koninkrijkserfgenamen met hem zouden zijn (Luk. 12:32). Vervolgens zei hij: „Ik heb nog andere schapen, die niet van deze kooi zijn; ook die moet ik brengen, en zij zullen naar mijn stem luisteren, en zij zullen één kudde, één herder worden” (Joh. 10:16). Aan deze personen wordt de uitnodiging thans verstrekt. Als u bereid bent te leren en net als een ’schaap’ een zachtmoedige houding aan de dag legt, zult u graag willen luisteren. In Openbaring 7:9-17 worden degenen van de „andere schapen” die thans op aarde zijn, een „grote schare” genoemd (in tegenstelling tot de „kleine kudde” Koninkrijkserfgenamen) en wordt gezegd: „Het Lam, dat in het midden van de troon is, zal hen weiden en hen naar bronnen van wateren des levens leiden. En God zal elke traan uit hun ogen wegwissen.”
10. Sinds wanneer in het bijzonder is de uitnodiging verstrekt? Geef redenen.
10 Misschien hebt u nu al enige tijd waargenomen dat Jehovah’s getuigen deze uitnodiging persoonlijk verstrekken. Welnu, sinds 1931 — het jaar waarin degenen op aarde die God dienen met de hoop in zijn hemelse koninkrijk opgenomen te worden, de schriftuurlijke naam „Jehovah’s getuigen” aannamen — hebben zij zich hier voortdurend mee beziggehouden. Doordat hoofdstuk negen van het bijbelboek Ezechiël hun destijds duidelijk werd, zagen zij toen in dat de tijd was aangebroken om een „teken op de voorhoofden” van de „andere schapen” te zetten, met andere woorden, dat zij oprechte personen, die God zochten, de uitnodiging moesten doen toekomen, om hen tot de ene, verenigde „kudde” bijeen te brengen. Dit betekende een wereldomvattend onderwijzingswerk, hetgeen voor de onderwezenen in het geheel geen kosten met zich zou brengen.
11. Wat werd er in 1918 als een voorspel op het werkelijke uitnodigingswerk gedaan, maar welke ontwikkelingen deden zich in 1931 en 1934 voor?
11 Het is waar dat vóór deze tijd, op 24 februari 1918, de openbare lezing getiteld „Miljoenen nu levende mensen zullen nimmer sterven” was uitgesproken en dat er zowel door gunstige als door ongunstige commentaren een grote bekendheid aan was gegeven. In deze lezing werd de bijbelse waarheid uiteengezet dat sommigen de „oorlog van de grote dag van God de Almachtige” hier op aarde zouden overleven, waarna zij onder Gods Messiaanse koninkrijk op een aards paradijs eeuwig leven zouden kunnen verwerven. In deze boodschap werd echter niet definitief aangetoond op welke wijze men dit voorrecht om in leven te blijven, deelachtig kon worden, behalve door in het algemeen rechtvaardigheid te beoefenen. Pas in 1931 werd er een geconcentreerde krachtsinspanning in het werk gesteld om iedereen over de uitnodiging in te lichten. Vervolgens hebben de leden van de „bruids”-klasse, die een hemelse hoop hebben en die het „gezalfde overblijfsel” van Christus’ broeders worden genoemd, vanaf 1934 duidelijk aangetoond dat deze „andere schapen” zich volledig aan God moeten opdragen en deze opdracht door de waterdoop moeten symboliseren en dat zij zich met Jehovah’s overblijfsel moeten verbinden en medegetuigen van Jehovah moeten worden.b
12. Wat kunnen wij iemand antwoorden die vindt dat zevenendertig jaar tot nu toe een lange tijd is om de uitnodiging te blijven verstrekken?
12 Sommigen zijn misschien van mening dat het vanaf 1931 — zevenendertig jaar geleden — al lang heeft geduurd om te „blijven zeggen: ’Kom!’” Maar het uitnodigingswerk zou niet zo snel gedaan worden dat de mensen geen tijd zouden hebben om de uitnodiging te overwegen en er in overeenstemming mee te handelen. Het zou grondig worden gedaan, over de gehele wereld, zonder partijdigheid met betrekking tot iemands ras, religie of levensomstandigheden en met een zo groot mogelijk persoonlijk contact. Deze boodschap moest algemeen bekend worden, de juistheid ervan moest volledig worden aangetoond, de strijdpunten moesten worden besproken en overwogen en degenen die haar zouden accepteren, moesten worden onderwezen. Jehovah’s getuigen hebben hun uiterste best gedaan om dit tot stand te brengen.
13. In welk opzicht is de uitnodiging om „water des levens om niet” te nemen, passend voor deze tijd?
13 De uitnodiging wordt ook van een ander standpunt uit bezien, op de juiste tijd verstrekt. De bijbel toont aan dat de Vader van Jezus Christus in deze tijd voor het huwelijk van zijn Zoon zou zorgen (Openb. 19:7). Hij zou de gestorven volgelingen van Christus Jezus, die getrouw in zijn voetstappen hebben getreden, opwekken, opdat zij zich in de hemelen bij hem kunnen voegen, zoals een bruid zich bij haar echtgenoot voegt (1 Thess. 4:15, 16). Sommigen van hen zouden zich nog op aarde bevinden, namelijk de leden van het overblijfsel, die het vooruitzicht hebben het huwelijksfeest in de hemel mee te maken (Openb. 19:9). Waarom zouden zij hier nog een tijd lang worden achtergelaten? Een van de redenen was opdat zij aan de „grote schare” de uitnodiging konden doen toekomen zich over het huwelijk te verheugen. Gedurende de tijd van het huwelijk zouden de „bruid” en de „bruidegom” aandacht gaan schenken aan hun aardse gezin van „andere schapen”, over wie zij als koningen en priesters zouden regeren. — Openb. 20:6.
DE UITNODIGING WORDT NIET DOOR DE RELIGIES VAN DE WERELD VERSTREKT
14. (a) Wat kan men zich afvragen, waardoor men wordt geholpen vast te stellen wanneer en door wie de uitnodiging wordt gegeven? (b) Waarom zouden de religieuze organisaties van Babylon de Grote onmogelijk als de brengers van de uitnodiging gebruikt kunnen worden?
14 Nog een manier waarop u kunt onderscheiden wanneer en door bemiddeling van wie de uitnodiging wordt verstrekt, is door uzelf de volgende vragen te stellen: Heb ik de uitnodiging in het verleden ooit ergens anders ontvangen? Wanneer en uit welke andere bron is ze mij ooit verstrekt en uitgelegd? Welke religieuze organisatie heeft mij ooit uitgenodigd om nu een handelwijze te gaan volgen waardoor de mogelijkheid wordt geschapen de vernietiging van een samenstel van dingen te overleven ten einde hier op aarde de voordelen te ontvangen van een nieuwe regeling onder Gods koninkrijk, als werkelijk leven een voldongen feit zal zijn? De uitnodiging zou onmogelijk door een van de religies van Babylon de Grote verstrekt kunnen worden, want zij geloven niet dat het Koninkrijk nu in de hemelen is opgericht om binnenkort het huidige samenstel van dingen te verdelgen. Zij geloven niet dat Christus en zijn Bruid een gezin zullen hebben dat uit de aardse „andere schapen” zal bestaan (Openb. 21:1-4). En de leden van deze organisaties zijn er niet voor opgeleid om naar de huizen van de mensen te gaan ten einde de bijbel met hen te bestuderen en te bewijzen dat deze hoop deugdelijk is. Het tegendeel is veeleer waar. Babylon de Grote heeft een systeem van geestelijken en leken opgebouwd en heeft zich er een voorstandster van betoond dat men zich in de aangelegenheden, de politiek en de oorlogen van de natiën zou mengen, hierbij bewerend dat deze het koninkrijk Gods vertegenwoordigen. Ze heeft alle bewoners van de aarde met de wijn van haar hoererij dronken gevoerd.c (Openb. 17:1-5; vergelijk dit met Jakobus 1:27; 4:4.) De uitnodiging is dus niet in vroegere geslachten verstrekt, maar alleen nu, door Jehovah’s getuigen.
WAT HET „WATER DES LEVENS” IS
15. (a) Wat is het „water des levens”? (b) Welk voorproefje schenkt het drinken van het „water des levens” in deze tijd aan de thans levende „andere schapen” waarbij het overeenkomt met het voorproefje dat de gezalfden hebben ontvangen?
15 Wat is het „water des levens”? Er wordt hier figuurlijke taal gebezigd, waarbij in gedachten gehouden moet worden dat water tot de voedingsstoffen behoort die onontbeerlijk zijn voor het leven. Water is verfrissend; voor iemand die versmacht van dorst, geeft het onmiddellijke verlichting en nieuwe kracht. Het heeft betrekking op de gehele voorziening die God voor de gehoorzame, gelovige mensheid treft om door bemiddeling van Jezus Christus eeuwig leven te ontvangen. Op het ogenblik worden nog niet de fysieke vermogens vernieuwd van degenen die de uitnodiging om te drinken horen en accepteren, maar zij worden er wel geestelijk klaarwakker door, terwijl zij er nieuw leven en nieuwe kracht uit putten. Zij kunnen zich de goede dingen die op het aardse paradijs komen, levendig voorstellen en kunnen ze bijna proeven. Sinds de dag van het pinksterfeest in 33 G.T. hebben degenen die een hemelse hoop hebben, een „onderpand [ontvangen] van wat komen zal . . ., namelijk de geest” (2 Kor. 5:5). De geest heeft hen gesterkt met het besef dat de hoop op hemels leven voor hen openstaat en heeft hun als het ware een „voorproefje” gegeven van de goede dingen die God overeenkomstig zijn voornemens voor hen heeft weggelegd (Hebr. 6:4, 5). Op een overeenkomstige wijze geeft Gods geest de „andere schapen” een wonderbaarlijk voorproefje van volmaakt leven op een vredige, verfraaide aarde.
16. Welke verantwoordelijkheid komt er op degenen te rusten die de uitnodiging aanvaarden, en hoe hebben zij gereageerd?
16 Hoewel de wateren des levens gratis zijn, brengt het aanvaarden van deze wateren wel verantwoordelijkheden met zich mee voor de ontvanger, want in de Schrift wordt gezegd: „Laat een ieder die het hoort, zeggen: ’Kom!’” Dit bevel wordt door tienduizenden personen die de uitnodiging elk jaar aanvaarden, gehoorzaamd. Zij nemen de verantwoordelijkheid op zich er een grotere bekendheid aan te geven en zij hebben dit tot op heden tot de einden der aarde gedaan, in 197 landen. Velen spreken tot hun vrienden, familieleden en buren; sommigen besteden er al hun tijd aan, anderen bestuderen een vreemde taal en offeren een leven van gemak op om de persoonlijke uitnodiging aan mensen te verstrekken in landen die duizenden kilometers van hun woonplaats verwijderd zijn, want dit moet met absolute onpartijdigheid gebeuren ten opzichte van alle soorten van mensen die op de bewoonde aarde leven.
IN GEEN ENKEL OPZICHT COMMERCIEEL
17. Wordt de uitnodiging soms uit commerciële beweegredenen verstrekt? Leg dit uit.
17 Deze boodschap wordt niet tot handelswaar gemaakt. De winst die Jehovah’s getuigen behalen, is de vreugde die men ontvangt wanneer men een uitnodiging verstrekt die voor de ontvanger de verrukkelijkste dingen inhoudt. Het wordt zelfs in Gods Woord verboden de boodschap te commercialiseren, en iedereen die het Woord van God tot handelswaar maakt, is als de huurling die geen belangstelling heeft voor de schapen (Joh. 10:12; 2 Kor. 2:17). Jehovah’s getuigen nodigen u uit om gratis gebruik te maken van het „water des levens” dat op het ogenblik beschikbaar is!
18. Wat eist Jehovah van degenen die de uitnodiging verstrekken, zoals in Openbaring 22:18, 19 wordt vermeld?
18 God eist dat de uitnodiging absoluut klaar en duidelijk aan de mensen wordt doorgegeven. Hij zegt tot degenen aan wie de uitnodiging is toevertrouwd, namelijk tot de gemeente van de leden van Christus’ bruid, aan wie de Openbaring voornamelijk werd geschreven: „Ik leg getuigenis af aan een ieder die de woorden van de profetie van deze boekrol hoort: Indien iemand een toevoeging aan deze dingen maakt, zal God hem de plagen toevoegen die in deze boekrol beschreven zijn; en indien iemand iets afneemt van de woorden van de boekrol van deze profetie, zal God zijn deel afnemen van de bomen des levens en van de heilige stad, dingen die in deze boekrol beschreven zijn” (Openb. 22:18, 19; 1:4, 5, 19, 20; 2:1, 8; 3:1, 7, 14). Daarom moeten de „woorden van de profetie van deze boekrol” niet alleen voor alle dorstige, met schapen te vergelijken personen worden ontzegeld, maar er mag niets aan worden toegevoegd, en ook mag er niets van worden achtergehouden, verdraaid of verzacht, om de dingen die erin worden gezegd te neutraliseren of om de duidelijkheid en scherpte ervan te verzachten. Hierdoor zou het „water” worden verontreinigd en de ontvangers geen leven schenken (Ezech. 34:19). De „profetie van deze boekrol” moet net als het gehele boek van Mozes worden behandeld — er mag niets aan worden toegevoegd of uit worden weggenomen, nog geen woord. — Deut. 4:1, 2; 12:32; Spr. 30:5, 6.
19. Wat zou het voor leden van het overblijfsel tot gevolg hebben wanneer zij de boodschap die bekendgemaakt moet worden, vóór zich zouden houden of zouden vervalsen?
19 Als de uitnodiging op enigerlei wijze zou worden veranderd, zou dit niet alleen buitengewoon misleidend en schadelijk zijn voor degenen die de uitnodiging horen, maar voor de „bruids”-klasse zou het betekenen dat hun eigen hemelse hoop verijdeld zou worden, dat hun vurig verwachte deel zou worden afgenomen van de „bomen des levens” die „in het [hemelse] paradijs van God” zijn, uit „de heilige stad”, het hemelse Nieuwe Jeruzalem. De leden van het getrouwe overblijfsel willen dit niet. Zij weten wat de strijdvraag van rechtschapenheid en de rechtvaardiging van Jehovah’s naam inhoudt en zijn zich ervan bewust dat zij hem op aarde vertegenwoordigen; daarom willen zij bovenal dat ’God waarachtig wordt bevonden’ door alles bekend te maken wat hij zegt, opdat hij rechtvaardig verklaard en gerechtvaardigd zal worden, maar mensen leugenaars worden bevonden. — Openb. 22:15; Rom. 3:4.
20. Welke houding moet de „grote schare” aan de dag leggen met betrekking tot het verstrekken van de uitnodiging?
20 Als u nu tot degenen behoort die de uitnodiging aanvaarden, zult u als een lid van de „grote schare” van met schapen te vergelijken metgezellen van Gods gezalfde overblijfsel inzien dat u net zo getrouw moet zijn, dat de uitnodiging — die zo heerlijk, zo verfrissend en levengevend voor u is, met eeuwig leven als een toekomstige hoop — onvervalst aan anderen moet worden doorgegeven. Door zulk een getrouwe houding ten opzichte van Gods gehele heilige Woord, zal het deel dat deze levengevende wateren u aanbieden — leven op een aards paradijs — u niet worden ontnomen en zal uw plaats niet worden weggenomen.
DE UITNODIGING ZAL SPOEDIG OPHOUDEN
21. Hoe weten wij dat het geven van de uitnodiging spoedig zal ophouden?
21 De apostel Johannes, die het visioen ongeveer negentienhonderd jaar geleden zag, verhaalt vervolgens iets dat in het begin misschien vreemd lijkt. Hij schrijft: „Hij die getuigenis van deze dingen aflegt, zegt: ’Ja, ik kom vlug.’” „Amen! Kom, Heer Jezus” (Openb. 22:20). Dit is de vijfde maal in de Openbaring dat Jezus Christus zegt dat hij vlug komt. Hij zal hierbij Jehovah God vergezellen, die ook heeft gezegd: „Ik kom vlug” (Openb. 2:5, 16; 3:11; 22:7, 20 en 12). Dit betekent niet dat Jezus Christus niet in Koninkrijksmacht aanwezig is ten einde zijn bruid en de „grote schare” bijeen te brengen; de nadruk wordt hier veeleer op het woordje „vlug” gelegd, terwijl de waarschuwing van de Heer Jezus Christus dat hij „als een dief” komt, in verband staat met de „oorlog van de grote dag van God de Almachtige”. — Openb. 16:15.
22. Waarom is het noodzakelijk zonder uitstel gunstig op de uitnodiging te reageren?
22 Jezus Christus had eerder gezegd: „Verzegel de woorden van de profetie van deze boekrol niet, want de bestemde tijd is nabij” (Openb. 22:10). De dingen die in deze boekrol, Openbaring, staan opgetekend, zullen binnenkort in vervulling gaan, zoals blijkt uit het feit dat u de uitnodiging ontvangt. Er moet thans handelend worden opgetreden. Het is voor iemand die beweert God te dienen, of die hem wenst te dienen, niet de tijd voor geestelijk in slaap, soezerig of onverschillig te worden, want welke houding iemand ook aan de dag legt, het staat vast dat Jezus Christus snel komt. Dit betekent dat de religieuze hoer, Babylon de Grote, het wereldrijk van valse religie, binnenkort vernietigd zal worden. Zij die op de uitnodiging ingaan, zullen deze vernietiging kunnen meemaken en getuige kunnen zijn van een nieuw tijdperk van Jehovah’s regering, waarin hij zonder religieuze mededinging regeert en de ware aanbidding de enige religie is die er bestaat. Dan kunnen wij zeggen: „Looft Jah, want Jehovah, onze God, de Almachtige, is als koning gaan regeren.” — Openb. 19:1-6.
ZEGT U „AMEN”?
23. Wat gaf Johannes te kennen door „Amen!” te zeggen op Jezus’ woorden: „Ik kom vlug”?
23 Johannes antwoordt op Jezus’ waarschuwing dat hij snel zal komen: „Amen! Kom, Heer Jezus.” Johannes werd door Jezus Christus bemind en hij zag vurig naar zijn komst uit. Indien wij liefde hebben voor hem en de dingen die hij voorstaat, zullen wij er stellig vurig naar verlangen dat hij wederkomt en de dingen vernietigt die tegen hem zijn, en zullen wij met de apostel Johannes bidden: „Amen! Kom, Heer Jezus.” Door aldus „Amen!” te zeggen, geven wij te kennen dat wij de dingen die in de Openbaring aan Johannes zijn doorgegeven, volledig onderschrijven en ten uitvoer brengen. Wij moeten hier tot zijn komst mee blijven doorgaan.
24. Wie zullen de uitnodiging niet aanvaarden, maar wie kunnen dit thans wel doen?
24 Zij die het samenstel van dingen van deze wereld liefhebben, zullen de uitnodiging niet willen aanvaarden, ook al betekent ze leven voor hen. Zij zijn zo in de aangelegenheden van deze wereld verwikkeld geraakt en zijn zo van haar zelfzuchtige geest doortrokken dat zij òf de uitnodiging niet geloven òf niet eeuwig in een rechtvaardige nieuwe ordening willen leven. Anderen daarentegen haten de corruptie in het huidige samenstel van dingen, zelfs in de wereldse religies. Als zij bovendien zien dat de plagen van Gods toorn op deze wereld worden uitgestort,d dat haar organisaties en ondersteuners ineenkrimpen van pijn en dat ze in werkelijkheid geheel vervallen, zullen zij de uitnodiging stellig verheugd willen aanvaarden.
25. Waarom kunnen wij er zeker van zijn dat het gebed van de apostel Johannes vervuld zal worden, en ten behoeve van wie werden de woorden in Openbaring 22:21 uitgesproken?
25 Wij moeten in gedachten houden dat Johannes een apostel van de Heer Jezus Christus was die vervuld was van zijn geest en deel uitmaakte van het besturende lichaam van de christelijke gemeente. Het gebed dat hij uitspreekt, zal daarom stellig in vervulling gaan (Jak. 5:16-18). Niet alleen ten behoeve van het overblijfsel van de 144.000 „heiligen”, maar stellig ook ten behoeve van de „grote schare” tempeldienstknechten die een aardse hoop hebben en zich bij het overblijfsel van de „heiligen” hebben aangesloten, sprak de apostel Johannes vervolgens in gebed de laatste woorden van de profetische boekrol uit: „Moge de onverdiende goedheid van de Heer Jezus Christus met de heiligen zijn.” — Openb. 22:21.
26. (a) Welke uiting van de onverdiende goedheid van God is thans ons deel, en hoe kunnen oprechte personen in de wereld er voordeel van trekken? (b) Wat zullen Jehovah’s getuigen graag voor zulke personen doen?
26 Het is stellig een wonderbaarlijke uiting van de onverdiende goedheid van Jehovah God en van de Heer Jezus Christus om zoveel van Gods Woord aan ons duidelijk te maken en om aan honderdduizenden met schapen te vergelijken personen de uitnodiging te geven gratis van het „water des levens” te komen drinken. Als u deze onverdiende goedheid waardeert, kunt u meer van deze wateren des levens, waarvan u hebt geproefd, drinken, en het kan u persoonlijk worden aangereikt door de liefdevolle hulp van Jehovah’s getuigen. Zij zijn overgelukkig wanneer zij u kunnen helpen, door u een gratis bijbelstudie te geven en u in contact te brengen met anderen die u de vriendschapshand toereiken. U kunt degenen aan wie God zijn onverdiende goedheid reeds heeft gegeven, tot uw werkelijke vrienden hebben en door middel van de hulp van Jehovah’s geest kunt u steeds dichter tot hem komen en een voortdurend toenemende hoop ontwikkelen eeuwig leven te verwerven, terwijl u ten slotte, in zijn rechtvaardige nieuwe ordening onder Christus’ koninkrijk, volledig van deze wateren des levens voordeel zult kunnen trekken.
(Hiermee eindigt een serie van drieëntachtig artikelen die handelen over het bijbelse verslag van Babylon de Grote, lang een mysterie, maar nu, in het licht van Gods Woord en de feiten die als een vervulling van de profetieën geschieden, onthuld. De gehele aangelegenheid wordt behandeld in het boek „Babylon the Great Has Fallen!” God’s Kingdom Rules!, 704 bladzijden, [zowel in het Engels als in het Duits verkrijgbaar] uitgegeven door de Watchtower Bible and Tract Society, Brooklyn, New York.)
[Voetnoten]
a Zie De Wachttoren van 15 september 1968 voor een vollediger uitleg.
b The Watchtower and Herald of Christ’s Presence, 15 augustus 1934, de bladzijden 249, 250.
c Zie voor meer inlichtingen over de identiteit van Babylon de Grote het boek „Babylon the Great Has Fallen!” God’s Kingdom Rules!
d Zie het boek „Babylon the Great Has Fallen!” God’s Kingdom Rules! uitgegeven door de Watchtower Bible and Tract Society, Brooklyn, New York, en de uitgaven van De Wachttoren van 15 november 1966 tot 15 augustus 1967.