„Uw woord is waarheid”
Waarom wordt de Drieëenheid geleerd?
VOLGENS de Drieëenheidsleer welke door de meeste kerken der christenheid wordt aangehangen, zijn de Vader, de Zoon en de Heilige Geest ’één goddelijk wezen, maar toch drie afzonderlijke personen’. Alle drie de personen worden beschouwd als ’even gelijk en even eeuwig’. Men ziet de leerstelling als een mysterie dat nooit volledig begrepen kan worden. Wat is echter de oorsprong van dit mysterie?
De New Catholic Encyclopedia erkent: „Bijbelse theologen, met inbegrip van een groeiend aantal rooms-katholieken, komen steeds meer tot het inzicht dat men niet zonder grote reserve dient te spreken over een belijden van de Drieëenheid in het Nieuwe Testament. Ook in de dogmageschiedenis en de apologetiek bestaat een sterk parallel lopende erkenning van het feit dat als men wil spreken over een werkelijk belijden van de Drieëenheid, men van de periode van het christelijke begin naar, laten we zeggen, het laatste kwart van de 4e eeuw moet gaan. Pas toen werd wat men de definitieve Drieëenheidsleer ’één God in drie personen’ zou kunnen noemen, helemaal in het christelijke leven en denken opgenomen.” Men erkent dus dat de Drieëenheidsleer zoals die door de meerderheid van de kerkleden der christenheid thans wordt aanvaard, niet als zodanig in de bijbel voorkomt.
Wat het formuleren van de Drieëenheidsleer betreft, merkt de New Catholic Encyclopedia verder op: „Het was de taak van de kerkvaders en van de vroege concilies om het mysterie van Christus, waarachtig God en waarachtig mens, op nauwkeurige en formele wijze onder woorden te brengen.”
Dit geeft reden tot het stellen van een aantal vragen: Waarom wordt de Drieëenheidsleer niet duidelijk in de Heilige Schrift uiteengezet? Vindt de formulering van dit „mysterie” wel enige ondersteuning in de bijbel? Zou het kunnen zijn dat degenen die tot de ontwikkeling van de Drieëenheidsleer hebben bijgedragen in werkelijkheid de leer van het ware christendom niet meer navolgen?
Reeds in de eerste eeuw G.T. waren er valse leraren de christelijke kerk of gemeente binnengeslopen. De apostel Paulus schreef aan christenen in Galatië: „Alleen zijn er zekere mensen die u moeilijkheden veroorzaken en het goede nieuws over de Christus willen verdraaien. Maar ook al zouden wij of een engel uit de hemel u iets als goed nieuws bekendmaken buiten hetgeen wij u als goed nieuws hebben bekendgemaakt, hij zij vervloekt” (Gal. 1:7, 8). Om de christenen voor komende ontwikkelingen te waarschuwen, merkte dezelfde apostel op: „De geïnspireerde uitspraak zegt echter uitdrukkelijk dat in latere tijdsperioden sommigen zullen afvallen van het geloof, aandacht schenkend aan misleidende geïnspireerde uitspraken en leringen van demonen.” — 1 Tim. 4:1.
Aangezien de Drieëenheidsleer pas volledig tot ontwikkeling is gekomen in het laatste deel van de vierde eeuw G.T., is het zeer wel mogelijk dat degenen die voor deze ontwikkeling verantwoordelijk zijn geweest, van het eerste-eeuwse christendom waren afgevallen. Wij zouden daarom tot onze eigen tevredenheid bewezen willen zien of de Drieëenheidsleer zijn oorsprong werkelijk in de bijbel heeft of niet. Iemand die Gods goedkeuring wenst te verkrijgen, zal beslist geen ’lering van demonen’, dat wil zeggen een leerstelling die in strijd is met Gods waarheid, willen volgen.
Sommigen zullen wellicht heel verbaasd zijn te horen dat de drieëenheid van het Chinese boeddhisme op bijna dezelfde manier wordt omschreven als de drieëenheid van de christenheid. Over deze boeddhistische drieëenheid lezen wij: „De Drie liggen allen besloten in één wezenlijke essentie. De drie zijn gelijk aan één, niet één en toch niet verschillend; zonder delen of samenstelling. Wanneer zij als één worden beschouwd, spreekt men van de drie personen als van de Volmaakte (Tathagata). Er bestaat geen werkelijk verschil [tussen de drie personen van de drieëenheid]; zij zijn manifestaties, verschillende aspecten van hetzelfde onveranderlijke wezen.” Het is duidelijk dat de formulering van de Chinees-boeddhistische drieëenheidsgedachte in geen enkel verband heeft gestaan met de bijbel.
Zou dit misschien ook het geval kunnen zijn wat de Drieëenheidsleer van de kerken der christenheid betreft? In The Catholic Encyclopedia for School and Home wordt openlijk toegegeven: „De Drieëenheid was voor de tijd van Onze Heer bij de mensen niet bekend.” In een poging om te verklaren waarom de Drieëenheidsleer in de christelijke Griekse Geschriften niet duidelijk wordt weergegeven, wordt in de New Catholic Encyclopedia beweerd: „In het Nieuwe Testament werd Christus’ goddelijkheid geleidelijk, voorzichtig en hoofdzakelijk indirect geopenbaard. Nergens vindt men ronduit verklaard: Christus is God. Dit moest wel zo zijn, wilde men dit geloof bij de joden ingang doen vinden.” Zou het echter niet evengoed kunnen wezen dat Jezus Christus nooit heeft beweerd even gelijk en even eeuwig als de Vader te zijn omdat dit eenvoudigweg niet zo was?
In de voltooide Heilige Schrift wordt over de identiteit van Jezus Christus niet in bedekte termen gesproken, niet in woorden die verduidelijkt moesten worden en jaren later door geestelijken moesten worden geformuleerd tot een mysterie dat niemand kan begrijpen. Jezus Christus wordt aangeduid als de „Zoon van God” en niet als ’God de Zoon’. Alleen al het feit dat hij „Zoon” wordt genoemd, toont aan dat hij een begin heeft gehad. Daarom spreekt de bijbel ook over hem als over „de eerstgeborene van heel de schepping” en het „begin van de schepping door God”. — Kol. 1:15; Openb. 3:14.
Zelfs na zijn opstanding en hemelvaart verkreeg Jezus geen positie van gelijkheid met zijn Vader. De geïnspireerde apostel Paulus schreef: „Ik wil echter dat gij weet dat het hoofd van iedere man de Christus is; de man is op zijn beurt het hoofd van de vrouw en God het hoofd van de Christus” (1 Kor. 11:3). „Ook de Zoon zelf [zal] zich onderwerpen aan Degene die alle dingen aan hem onderwierp, opdat God alles zij voor iedereen” (1 Kor. 15:28). In het boek Openbaring spreekt de verheerlijkte Heer Jezus Christus herhaaldelijk over zijn Vader als over „mijn God”. In Openbaring 3:12 lezen wij bijvoorbeeld: „Wie overwint — ik zal hem maken tot een pilaar in de tempel van mijn God, en hij zal er geenszins meer uitgaan, en ik zal op hem schrijven de naam van mijn God en de naam van de stad van mijn God, het nieuwe Jeruzalem, dat van mijn God uit de hemel neerdaalt, en de nieuwe naam die ik draag.” Dit is volkomen in overeenstemming met Jezus, vroeger gedane bewering tot Maria Magdalena: „Ik stijg op naar mijn Vader en uw Vader en naar mijn God en uw God.” — Joh. 20:17.a
Gezien het duidelijke getuigenis van de Schrift is de Drieëenheidsleer precies zoals de New Catholic Encyclopedia het zegt — een mysterie, onder woorden gebracht door mensen die leefden jaren nadat de Heilige Schrift was neergeschreven. De formulering van dit mysterie op veronderstelde „nauwkeurige en formele wijze” heeft in werkelijkheid zo verwarrend gewerkt dat door de eeuwen heen miljoenen mensen niet in staat zijn geweest het onderscheid te zien tussen de uitdrukkingen „Zoon van God” en „God de Zoon”. In plaats van ’de knie te buigen in de naam van Jezus en openlijk te erkennen dat hij Heer is, tot de heerlijkheid van God, de Vader’, hebben zij iets aanbeden wat zij zelf zeggen niet te begrijpen — een mysterieuze drieënige God (Fil. 2:10, 11). Aldus heeft de Drieëenheidsleer het miljoenen mensen onmogelijk gemaakt God „met geest en waarheid” te aanbidden en heeft ze God onteerd door te loochenen dat hij alleen de Allerhoogste Soeverein van het universum is. — Joh. 4:24.
[Voetnoten]
a Zie voor een gedetailleerde bespreking de brochure „Het Woord” — Wie is Hij? Volgens Johannes en het boek Aid to Bible Understanding, blz. 918-920.