Kunt u zich dit herinneren?

Hebt u de laatste uitgaven van De Wachttoren zorgvuldig gelezen? Indien ja, dan zult u de volgende belangrijke punten stellig herkennen. Ga dit bij uzelf na.

● Wie draagt de grootste verantwoordelijkheid voor het nemen van beslissingen als het erom gaat of minderjarige personen wel of niet aan bepaalde activiteiten mogen deelnemen?

God heeft de vader die verantwoordelijkheid geschonken; als er geen vader in huis is, dan berust die verantwoordelijkheid bij de moeder. Natuurlijk dient dat wat Gods Woord over een juist gedrag vermeldt, altijd te worden opgevolgd. — Blz. 6.a

● Wat heeft Gods koninkrijk gedaan sinds 1914?

Het is handelend opgetreden tegen zijn hemelse vijanden, als gevolg waarvan Satan uit de hemel is geworpen; het heeft ervoor gezorgd dat er een wereldomvattende bekendmaking van de oprichting ervan werd gedaan en het heeft de gezalfde ambassadeurs die deze aankondiging doen, beschermd; het heeft gewillige onderdanen bijeengebracht die eveneens hebben deelgenomen aan het prediken van het goede nieuws van het Koninkrijk. — Blz. 15-20.

● Waarom dient iemand een rijpe christen om hulp te vragen als hij een ernstige zonde begaan heeft?

In de eerste plaats omdat de bijbel hem de wijze raad geeft dit te doen. Bovendien kan het, als hij het niet zou doen, gebeuren dat hij onverbeterlijk wordt of, uit angst ontdekt te worden, zich van Jehovah’s organisatie terugtrekt. — Blz. 38, 39.

● Wat voor soort van zonden dient beslist onder de aandacht van het gemeentecomité te worden gebracht, hoewel er door een andere rijpe christelijke broeder zelfs al raad gegeven is?

Elke zonde van het soort dat in 1 Korinthiërs 5:11 genoemd wordt, indien die zonde herhaaldelijk begaan is. Seksuele immoraliteit waarbij anderen betrokken zijn, of het nu volwassenen of gedoopte minderjarige personen betreft, ook al is deze zonde slechts eenmaal begaan. Elke ernstige zonde die openbaar bekend geworden is. — Blz. 39, 40.

● Van wie was de patriarch Job uit de oudheid een voorafschaduwing?

Zoals zijn naam dit aantoont, was Job een „voorwerp van vijandschap”. Jezus Christus, de Grotere Job, werd in zijn dagen het voorwerp van vijandschap van de zijde van religieuze groepen. Het tegenwoordige overblijfsel van het geestelijke Israël heeft vanwege zijn onkreukbaarheid jegens God dezelfde smaad van de zijde van religieuze vijanden te verduren gekregen. — Blz. 41, 42.

● Wie worden in de hedendaagse vervulling door Jobs drie valse vertroosters afgebeeld?

De religieuze geestelijkheid en leiders van de christenheid die Gods dienstknechten verkeerd hebben afgeschilderd en hebben tegengestaan. — Blz. 46.

● Wat wordt gesymboliseerd door de vier levende schepselen uit Openbaring 4:6, 7?

Zij symboliseren Jehovah’s organisatie die bestaat uit schepselen die Gods voornaamste eigenschappen bezitten, namelijk gerechtigheid, macht, liefde en wijsheid. — Blz. 61.

● Wat zijn de kostbare materialen die tegen vuur bestand zijn waarmee Jehovah’s getuigen ware christenen trachten te bouwen?

Het zijn goddelijke hoedanigheden zoals geestelijk onderscheidingsvermogen, toewijding aan bijbelse beginselen, respect voor Jehovah’s wetten, en onbevreesde bereidwilligheid om getuigenis af te leggen van het Messiaanse koninkrijk. — Blz. 85.

● Waar informeerde Jesaja naar toen hij vroeg: „Hoe lang, o Jehovah?”

Hij vroeg dit niet om te weten te komen hoe lang hij zou moeten prediken, maar veeleer hoe lang Jehovah zou toestaan dat de slechte geestelijke toestand van Israël voortduurde. Het antwoord was: „Totdat de steden werkelijk als puinhopen instorten.” — Blz. 138, 139.

● Wat is de betekenis van Jesaja’s profetie waar staat: „Maak het hart van dit volk onontvankelijk, en maak zelfs hun oren ongevoelig, en strijk zelfs hun ogen dicht, opdat zij niet zien met hun ogen en met hun oren niet horen”?

Evenals de prediking van Jesaja „dit volk” bewees dat zij niet genezen wilden worden en geen begrip wilden verkrijgen, dat zij te zelfzuchtig waren om zelfs van een goede onderwijzer iets aan te nemen en te leren, zo laat de prediking van het Koninkrijk thans zien dat de mensen hun ogen en hun oren hebben gesloten en dat zij op zelfzuchtige wijze zullen blijven weigeren begrip te verkrijgen totdat de rampspoed komt. — Blz. 177-179.

[Voetnoten]