Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w86 15/8 blz. 8-13
  • Gelukkig zijn zij die macht juist aanwenden!

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Gelukkig zijn zij die macht juist aanwenden!
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1986
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • Jehovah — machtig maar ook wijs en rechtvaardig
  • Het voorbeeld van Jezus Christus
  • Anderen die geen misbruik van macht maakten
  • ‘Jehovah is groot in kracht’
    Nader dicht tot Jehovah
  • Hoed u voor misbruik van macht
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1986
  • Jehovah — Degene die sterk is in kracht
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2000
  • Kracht gebruiken in de vrees voor Jehovah
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1963
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1986
w86 15/8 blz. 8-13

Gelukkig zijn zij die macht juist aanwenden!

„Jehovah is langzaam tot toorn en groot in kracht [of macht], en Jehovah zal geenszins ongestraft laten.” — NAHUM 1:3.

1. Waarom heeft iemand die macht bezit of over bepaalde vermogens beschikt, geen reden tot roemen?

ER ZIJN heel wat vormen van macht die intelligente wezens op een juiste wijze kunnen aanwenden. Vanwege natuurlijke begaafdheid of wegens omstandigheden beschikken wij misschien over een of andere bijzondere vorm van macht of over bepaalde vermogens. Maar vormt dit een reden tot roemen? In het geheel niet. Wat lezen wij in Jeremia 9:23? „De wijze beroeme zich niet op zijn wijsheid, en de sterke beroeme zich niet op zijn sterkte. De rijke beroeme zich niet op zijn rijkdom.” Waarom niet? In 1 Korinthiërs 4:7 geeft de apostel Paulus een goed antwoord: „Wie doet u van een ander verschillen? Ja, wat hebt gij dat gij niet hebt ontvangen? Indien gij het nu inderdaad hebt ontvangen, waarom roemt gij dan alsof gij het niet hadt ontvangen?”

2. Waarom moeten wij op onze hoede zijn wanneer het op het aanwenden van macht aankomt?

2 Waarom moeten wij oppassen dat wij geen misbruik maken van de eventuele macht die wij bezitten of de vermogens waarover wij misschien beschikken? Omdat „de neiging van ’s mensen hart . . . slecht [is] van zijn jeugd af” (Genesis 8:21). Aangezien wij allen deze overgeërfde neiging tot zelfzucht bezitten, moeten wij er altijd angstvallig op toezien dat wij onze macht of onze vermogens op een juiste wijze aanwenden. Een dichter heeft eens deze gedachte tot uitdrukking gebracht: „Geen schat of hij werpt een schaduw van bange zorgen. Geen macht of er is een valstrik subtiel in verborgen.” Ja, vanwege overgeërfde onvolmaaktheid bestaat altijd de neiging macht zelfzuchtig aan te wenden.

Jehovah — machtig maar ook wijs en rechtvaardig

3. Beschrijf de macht waarover Jehovah beschikt.

3 Niemand anders dan de Schepper, Jehovah God, geeft ons een voortreffelijk, ja, volmaakt voorbeeld in het aanwenden van macht. Hij is niet haastig maar langzaam tot toorn, zelfs wanneer het nodig is dat hij zijn macht tegen iemand of iets aanwendt (Nahum 1:3). Niemand heeft grotere macht dan God en daarom noemen wij hem de Almachtige. Terecht past hij de titel „Almachtige” op zichzelf toe (Genesis 17:1). Hij beschikt niet alleen over volledige macht in de zin dat hij onbeperkte kracht bezit maar ook omdat hij in zijn positie als Soevereine Heer van het door hem geschapen universum alle autoriteit bezit. Daarom kan niemand zich vermeten ’zijn hand tegen te houden of tot hem te zeggen: „Wat doet gij?”’ — Daniël 4:35.

4. Waarom getuigt het van wijsheid Jehovah te vrezen?

4 Omdat Jehovah God almachtig is, getuigt het van wijsheid dat wij vrezen hem te mishagen. Ja, „de vrees voor Jehovah is het begin van wijsheid, en de kennis van de Allerheiligste, dát is verstand” (Spreuken 9:10). Paulus waarschuwt ons Jehovah God niet tot jaloezie te prikkelen door aan de een of andere vorm van afgoderij deel te nemen, want „zijn wij soms sterker dan hij?” Absoluut niet! (1 Korinthiërs 10:22) Toch doen allen die Gods rechtvaardige geboden opzettelijk overtreden alsof zij sterker zijn dan Jehovah! Paulus’ verdere woorden onderstrepen dit punt: „Onze God is ook een verterend vuur.” — Hebreeën 12:29.

5. Waarom behoeft het feit dat Jehovah almachtig is ons niet met ziekelijke angst te vervullen?

5 Deze feiten zouden ons met een ziekelijke angst of vrees kunnen vervullen, ware het niet dat Jehovah God zijn almachtige kracht volkomen in evenwicht houdt met zijn drie andere voornaamste eigenschappen: wijsheid, gerechtigheid en liefde. Wanneer hij zijn macht tegen iets of iemand aanwendt, doet hij dit altijd op een wijze die verenigbaar of in overeenstemming is met deze hoedanigheden. De vloed in Noachs tijd was bijvoorbeeld werkelijk een grote manifestatie van Jehovah’s macht. Doch was de wijze waarop God zijn macht aanwendde onrechtvaardig of liefdeloos? Beslist niet! De mensheid had haar weg zo verdorven dat God zich in zijn hart gekrenkt voelde door wat hij zag (Genesis 6:5-11). Aangezien die goddeloze mensen van voor de Vloed Gods zegeningen misbruikten, trad hij terecht op toen hij de aarde van hen reinigde, vooral omdat zij de waarschuwingen van de „prediker van rechtvaardigheid”, Noach, in de wind sloegen. — 2 Petrus 2:5.

6. Wat blijkt uit de wijze waarop Jehovah ten aanzien van Sodom en Gomorra handelde?

6 Toen de inwoners van Sodom en Gomorra er blijk van gaven intens ontaarde zondaars te zijn, doordat zij misbruik maakten van de zegeningen die zij, als leden van de mensheid, van Jehovah hadden ontvangen, verordende hij dat de inwoners vernietigd moesten worden. Uit consideratie met zijn vriend Abraham lichtte Jehovah die man des geloofs in omtrent Zijn voornemen met betrekking tot Sodom en Gomorra. Abraham scheen te denken dat dit een ernstig misbruik van macht zou zijn en vroeg Jehovah daarom: „Zal de Rechter van de gehele aarde geen recht doen?” Abraham zag dit echter verkeerd. Uiteindelijk moest hij toegeven dat Jehovah’s besluit inderdaad rechtvaardig was want er waren nog geen tien rechtvaardige zielen in de twee steden te vinden. Stellig blijkt hieruit hoe zorgvuldig Jehovah God erop toeziet dat hij zijn macht op rechtvaardige wijze aanwendt. — Genesis 18:17-33; Jesaja 41:8.

7. Waarom verdiende Farao het dat Jehovah zijn macht tegen hem aanwendde?

7 Later, toen de tijd kwam om de Israëlieten uit de onrechtvaardige slavernij in Egypte te bevrijden, gaf Jehovah Farao de gelegenheid om met hem samen te werken. Dit zou geen nadelige gevolgen voor Farao en zijn volk hebben. Doch die heerser weigerde hooghartig en halsstarrig Jehovah’s verzoek in te willigen. Daarom liet God de tien plagen over Egypte komen waarin hij Farao de ene demonstratie van zijn macht na de andere gaf (Exodus 9:16). Nadat Farao de Israëlieten had laten gaan, bleef hij Jehovah halsstarrig uitdagen door de Israëlieten te achtervolgen. Derhalve wendde Jehovah terecht zijn grote kracht aan om Farao en zijn krijgsmacht in de Rode Zee te verdelgen (Psalm 136:15). Er zij opgemerkt dat in ieder afzonderlijk geval Jehovah zijn grote macht ook aanwendde ter bescherming van zijn getrouwe dienstknechten: Noach en zijn gezin, Lot en zijn twee dochters, en de natie Israël. — Genesis 19:16.

8. Om welke goede reden trad Jehovah op de in de bijbel beschreven wijze tegen Sanherib op?

8 Eeuwen later, in de tijd van koning Hizkía, manifesteerde Jehovah God zijn grote macht op een uiterst treffende en rechtvaardige wijze toen de Assyrische monarch Sanherib dreigementen uitte tegen Jeruzalem. Jehovah’s volk, onder leiding van de godvrezende en loyale koning Hizkía, smeekte Hem om hulp. Zij dienden hem getrouw en daarom trad God ten behoeve van hen op. De gezant van koning Sanherib had daarentegen pochend gezegd: ’Luister niet naar Hizkía, laat u niet door hem verlokken met zijn belofte dat Jehovah u zal bevrijden. Hebben de goden van de andere natiën ieder hun volk uit Sanheribs hand kunnen redden? Als geen van deze goden hiertoe in staat was, waarom denkt u dan dat Jehovah u zal kunnen bevrijden?’ (Jesaja 36:13-20) Vanwege deze grootspraak moest God eenvoudig zijn grote macht aanwenden, met als gevolg dat 185.000 soldaten in één nacht vielen als bewijs dat er inderdaad verschil was tussen de goden van de natiën en Jehovah.

9. Welke andere voorbeelden kunnen worden aangehaald waaruit blijkt dat Jehovah zorgvuldig toeziet op de wijze waarop hij zijn macht aanwendt?

9 Beschouw nog eens enkele van de vele voorbeelden die gegeven zouden kunnen worden. Toen Jehovah Mirjam met melaatsheid sloeg, was dit een volmaakt gerechtvaardigde en verstandige tentoonspreiding van zijn macht. Mirjam verdiende een dergelijke bestraffing omdat zij zo aanmatigend had gesproken tegen haar broer Mozes, die door God was aangesteld (Numeri 12:1-15). Zo ook toen koning Uzzía onbeschaamd het tempelheiligdom binnendrong, zich aanmatigde reukwerk te offeren op het gouden altaar en hooghartig weigerde zich er door de levitische priesters vanaf te laten brengen. Jehovah toonde zijn macht door de koning terecht met melaatsheid te slaan (2 Kronieken 26:16-21). Niet al hun zonden waren even ernstig en dus bestrafte Jehovah hen niet altijd even zwaar: Mirjams melaatsheid was tijdelijk maar Uzzía stierf als een melaatse. Aldus kunnen wij zien dat Jehovah er te allen tijde zorgvuldig op toeziet dat hij zijn macht op een verstandige en rechtvaardige wijze aanwendt, waardoor hij de getrouwen die hem liefhebben, kan sparen en de goddelozen kan vernietigen. — Psalm 145:20.

Het voorbeeld van Jezus Christus

10, 11. Uit welke voorvallen blijkt dat Jezus zich erom bekommerde macht op de juiste wijze aan te wenden?

10 Met betrekking tot het aanwenden van macht was Gods Zoon werkelijk iemand die zijn Vader op een voortreffelijke wijze nabootste. Een van de vroegste voorvallen waaruit dit bleek, was toen Satan met hem twistte over het lichaam van Mozes. De Logos had Satan gemakkelijk ernstig kunnen berispen. In plaats daarvan deed de Logos als het ware een stap achteruit, ten einde de bestraffing van Jehovah God zelf te laten komen. — Judas 8, 9.

11 De allereerste verzoeking waarmee Satan Jezus in de woestijn confronteerde, stond in verband met deze kwestie van machtsmisbruik. Satan wilde Jezus ertoe verlokken zijn bovennatuurlijke macht met een zelfzuchtig oogmerk aan te wenden door stenen in voedsel te veranderen. Dit was een behoorlijk grote verzoeking want Jezus had veertig dagen niet gegeten, en ’hij kreeg honger’. De wijze waarop Satan deze verzoeking bracht, was erop gericht Jezus ertoe te verstrikken een zelfzuchtige handelwijze te volgen, want hij begon als volgt: „INDIEN gij een zoon van God zijt, zeg dan tot deze stenen dat ze broden worden.” Ongetwijfeld hoopte hij dat Jezus zou antwoorden: ’Maar natuurlijk ben ik een zoon van God, en om het te bewijzen zal ik deze stenen in brood veranderen.’ Doch in plaats van zich ertoe te laten verleiden of verstrikken zelfzuchtig of dwaas te handelen, antwoordde Jezus: „Er staat geschreven: ’De mens moet niet van brood alleen leven, doch van elke uitspraak die uit Jehovah’s mond voortkomt’” (Matthéüs 4:1-4). Hij negeerde de insinuatie die erop neerkwam dat in twijfel werd getrokken of hij wel een zoon van God was, en hij weigerde misbruik te maken van de macht die God hem had gegeven.

12. Hoe gaf Jezus er ook later blijk van dat hij niet op macht belust was?

12 Later, nadat Jezus Christus vijfduizend mannen en ook nog vele vrouwen en kinderen had gevoed, wilden de joden hem koning maken. Zou hij hun aanbod aanvaard hebben, dan zou dit zijn neergekomen op een misbruik van de macht die hij had om mensen door middel van zijn wonderen te beïnvloeden. Hij wist dat hij zijn neutraliteit met betrekking tot wereldse politiek moest handhaven en moest wachten tot Jehovah God hem het koningschap zou geven (Johannes 6:1-15). Nog later, toen het gepeupel kwam om hem gevangen te nemen, had hij de hulp van twaalf legioenen engelen kunnen inroepen en daardoor kunnen voorkomen dat hij gevangengenomen werd. Dat zou echter een misbruik van macht zijn geweest want het was de wil van zijn Vader dat hij zich zou onderwerpen. — Matthéüs 26:39, 53.

Anderen die geen misbruik van macht maakten

13, 14. (a) Welk schitterende voorbeeld heeft Gideon gegeven waaruit blijkt dat hij niet op macht belust was? (b) Hoe heeft Saul aan het begin van zijn koningschap een goed voorbeeld gegeven?

13 Onder de onvolmaakte mensen die weerstand boden aan de verzoeking om macht te misbruiken, moet rechter Gideon vermeld worden. Nadat hij Israël uit de hand van Midian had bevrijd, wilde het volk hem tot hun koning maken. Gideon weigerde en zei terecht: „Ikzelf zal niet over u heersen, noch zal mijn zoon over u heersen. Jehóvah zal over u heersen.” Ja, hij bleek nog even bescheiden te zijn als helemaal aan het begin van zijn rechterlijke loopbaan. En Gideons antwoord weerspiegelde Jehovah’s eigen denkwijze met betrekking tot menselijk koningschap over Israël. Uit het antwoord dat God aan Israël gaf toen zij in de tijd van de profeet Samuël om een koning vroegen, kunnen wij weten hoe hij erover dacht. — Rechters 8:23; 6:12-16; 1 Samuël 8:7.

14 Toen er desondanks een koning werd gekozen, gaf Saul in het begin een voortreffelijk voorbeeld met betrekking tot beteugeling van machtsaanwending. Enkele nietswaardige mannen zeiden: „’Hoe zal deze ons redden?’ Bijgevolg verachtten zij hem . . . Maar hij bleef als iemand die stom geworden was.” Nu hij bekleed was met koninklijke macht zou hij overijld hebben kunnen handelen maar dit deed hij niet. Ook toen Saul de overwinning had behaald op de Ammonieten dachten enkelen van zijn onderdanen dat dit een goed moment zou zijn om zich te wreken op degenen die Saul hadden veracht. Daarom zeiden zij tot hem: „Wie zegt er: ’Saul — zal hij koning over ons zijn?’ Levert die mannen uit, opdat wij hen ter dood kunnen brengen.” Saul dacht echter in het geheel niet zo. Hij gaf ten antwoord: „Op deze dag dient er geen man ter dood gebracht te worden, want heden heeft Jehovah in Israël redding bewerkt.” Wij kunnen zien dat Saul inderdaad goed begon en zich bescheiden opstelde (1 Samuël 9:21; 10:20-23, 27; 11:12, 13). Hoe bedroevend dat hij misbruik begon te maken van zijn koninklijke macht en het daarom slecht met hem afliep! —1 Samuël 28:6; 31:3-6.

15, 16. (a) Welk getuigenis kon rechter Samuël geven met betrekking tot de wijze waarop hij zijn rechterlijke macht had aangewend? (b) Welk soortgelijke voorbeeld verschafte koning David?

15 Samuël, de profeet die ook rechter was in Israël, gaf een voortreffelijk voorbeeld. Vanaf zijn prille jeugd gebruikte God hem heel intensief. Samuël sprak rechtvaardig recht over zijn volk en bewerkte bevrijding voor hen. Heeft hij zijn positie ooit misbruikt voor zelfzuchtig gewin? Absoluut niet! In zijn afscheidstoespraak tot het volk zei hij: „Ziet, ik heb naar uw stem geluisterd in alles wat gij mij gezegd hebt, dat ik een koning over u moest doen regeren. . . . Hier ben ik. Getuigt tegen mij ten overstaan van Jehovah en ten overstaan van zijn gezalfde: Wiens stier heb ik genomen of wiens ezel heb ik genomen of wie heb ik afgezet of wie heb ik onderdrukt of uit wiens hand heb ik zwijggeld aangenomen om daarmee mijn ogen te verbergen?” Zijn volk moest toegeven dat Samuëls handelwijze in al deze aangelegenheden onberispelijk was. Hij had de met zijn rechterlijke positie gepaard gaande macht niet misbruikt. — 1 Samuël 12:1-5.

16 Ook moeten wij niet voorbijgaan aan het voortreffelijke voorbeeld dat David heeft gegeven. Tweemaal had hij koning Saul in zijn macht en had hij hem kunnen doden. David had kunnen redeneren: ’Saul wil mij doden dus het gaat om zijn leven of het mijne.’ Of hij zou zelfzuchtig hebben kunnen redeneren: ’Aangezien Samuël mij tot toekomstige koning over Israël gezalfd heeft, moet dat er uiteindelijk toch van komen. Waarom dan niet nu?’ Neen, David wachtte geduldig totdat het Jehovah’s tijd was om hem het koninkrijk te geven (1 Samuël 24:1-22; 26:1-25). Het is echter bedroevend te moeten zeggen dat David, nadat hij koning was geworden, bij twee gelegenheden zijn macht misbruikte: toen hij de dood van Uría bewerkte en toen hij Israëls leger liet tellen. — 2 Samuël 11:15; 24:2-4, 12-14.

17. Hoe gaf Paulus er blijk van dat hij nooit hebzuchtig was en dat hij geen misbruik maakte van zijn macht?

17 Onder de volgelingen van Jezus Christus gaf de apostel Paulus in dit verband een voortreffelijk voorbeeld. Hij zou van de gemeenten die hij diende, ondersteuning hebben kunnen eisen. Doch hij maakte geen misbruik van zijn autoriteit. Tot de ouderlingen van Efeze zei hij: „Ik heb niemands zilver of goud of kleding begeerd. Gij weet zelf dat deze handen voorzien hebben in mijn eigen behoeften en in die van hen die bij mij waren” (Handelingen 20:33, 34). Toen de apostel aan de gemeente te Korinthe schreef, drukte hij zich op dit punt nog krachtiger uit (1 Korinthiërs 9:1-18). Hij had de autoriteit om werelds werk achterwege te laten, want wie dient op eigen kosten als soldaat? Had Mozes niet gezegd een dorsende os niet te muilbanden? „Maar”, zo legde Paulus uit, „ik heb van geen enkele van deze voorzieningen gebruik gemaakt.” Wat was zijn beloning? „Dat ik, terwijl ik het goede nieuws bekendmaak, het goede nieuws kosteloos mag verschaffen, ten einde geen misbruik te maken van mijn autoriteit in het goede nieuws.”

18. (a) Hoe moeten wij denken over de voortreffelijke manier waarop Jehovah zijn macht aanwendt? (b) Waarom kan van degenen die hem in dit opzicht nabootsen, gezegd worden dat zij gelukkig zijn?

18 Er kan werkelijk worden gezegd: ’Gelukkig zijn degenen die hun macht niet misbruiken.’ Wat een uitstekende naam heeft Jehovah God omdat hij zo’n voortreffelijk voorbeeld geeft en zijn almachtige kracht altijd in evenwicht doet zijn met zijn andere hoedanigheden, zijn wijsheid, gerechtigheid en liefde! Met de psalmist David kunnen wij derhalve zeggen: „Zegen Jehovah, o mijn ziel, ja, al wat in mij is, zijn heilige naam” (Psalm 103:1). Allen die Jehovah’s voorbeeld met betrekking tot het juist aanwenden van macht hebben gevolgd, zijn inderdaad gelukkig. De voorbeelden die wij uit de Schrift hebben beschouwd, bewijzen dat ook wij, ofschoon wij onvolmaakte mensen zijn, de macht die wij bezitten op juiste wijze kunnen aanwenden. Wanneer wij dit doen, kunnen wij niet alleen een zuiver geweten hebben maar valt ons ook Gods goedkeuring ten deel en worden wij door onze medemensen gerespecteerd.

Kunt u zich het volgende herinneren?

◻ Waarom is raad met betrekking tot het misbruiken van macht noodzakelijk?

◻ Uit welke voorbeelden blijkt dat Jehovah God zijn macht op juiste wijze aanwendt?

◻ Waarom kan er worden gezegd dat Jezus er zorgvuldig op toezag zijn macht niet te misbruiken?

◻ Welke in de Hebreeuwse Geschriften vermelde personen gaven er blijk van hun macht niet te misbruiken?

◻ Hoe gaf de apostel Paulus er blijk van voorbeeldig te zijn inzake het aanwenden van macht?

[Diagram op blz. 9]

(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)

Jehovah’s voornaamste hoedanigheden zijn volmaakt in evenwicht

Liefde Macht Gerechtigheid Wijsheid

[Illustraties op blz. 10]

God spreidde zijn macht terecht tentoon

door de Vloed

bij Sodom en Gomorra

bij de Rode Zee

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen