Ons kostbare erfgoed — Wat betekent het voor u?
„Komt, gij op wie de zegen van mijn Vader rust, beërft het koninkrijk dat sedert de grondlegging der wereld voor u is bereid.” — MATTHEÜS 25:34.
1. Wat voor dingen hebben mensen als erfenis ontvangen?
ALLE mensen bezitten dingen die zij hebben geërfd. Voor sommigen kan de nalatenschap een materieel comfortabele levenswijze inhouden. Voor anderen is het een leven van armoede. In sommige gevallen hebben vroegere generaties, wegens datgene wat zij ondervonden of gehoord hadden, een erfenis van intense haat jegens een andere etnische groep doorgegeven. Wij allen hebben echter één ding gemeen. Wij hebben allen van de eerste mens, Adam, zonde geërfd. Die erfenis leidt uiteindelijk tot de dood. — Prediker 9:2, 10; Romeinen 5:12.
2, 3. Welk erfgoed maakte Jehovah aanvankelijk mogelijk voor de nakomelingen van Adam en Eva, en waarom hebben zij het niet gekregen?
2 Als een liefdevolle hemelse Vader heeft Jehovah de mensheid aanvankelijk een heel ander erfgoed aangeboden — eeuwig leven in volmaaktheid in het paradijs. Onze eerste ouders, Adam en Eva, werd een volmaakt, zondeloos begin gegeven. Jehovah God schonk de planeet Aarde aan de mensheid als een gave (Psalm 115:16). Hij verschafte de tuin van Eden als een staaltje van hoe de gehele aarde zou kunnen worden en stelde onze eerste ouders een schitterende taak, die een uitdaging vormde, in het vooruitzicht. Zij moesten kinderen voortbrengen, voor de aarde en al haar gevarieerde planten- en dierenleven zorgen en de grenzen van het paradijs over de hele aarde uitbreiden (Genesis 1:28; 2:8, 9, 15). Hun nakomelingen zouden daar een aandeel aan hebben. Wat een schitterende erfenis konden zij aan hen doorgeven!
3 Maar wilden Adam en Eva en hun nakomelingen zich in dit alles verheugen, dan zouden zij een goede band met God moeten hebben. Zij waren Jehovah liefde en gehoorzaamheid verschuldigd, maar Adam en Eva bleven in gebreke waardering te hebben voor wat God hun had gegeven en waren zijn gebod ongehoorzaam. Zij verloren hun paradijstehuis en de glorierijke vooruitzichten die God hun voor ogen had gesteld. Daarom konden zij deze niet aan hun nakomelingen doorgeven. — Genesis 2:16, 17; 3:1-24.
4. Hoe kunnen wij het erfgoed verkrijgen dat Adam verbeurde?
4 Barmhartig trof Jehovah voorzieningen opdat de nakomelingen van Adam en Eva in de gelegenheid konden worden gesteld het erfdeel te ontvangen dat Adam verbeurd had. Hoe? Op Gods bestemde tijd legde zijn eigen Zoon, Jezus Christus, zijn volmaakte menselijke leven ten behoeve van de nakomelingen van Adam af. Hierdoor kocht Christus hen allen. Maar het erfgoed valt hun niet automatisch toe. Zij hebben een goedgekeurde positie voor het aangezicht van God nodig en zij kunnen die krijgen door geloof te oefenen in de zondenverzoenende waarde van Jezus’ slachtoffer en door dat geloof door gehoorzaamheid te tonen (Johannes 3:16, 36; 1 Timotheüs 2:5, 6; Hebreeën 2:9; 5:9). Blijkt uit uw levenswijze dat u waardering hebt voor die voorziening?
Een erfenis via Abraham doorgegeven
5. Hoe toonde Abraham waardering voor zijn verhouding met Jehovah?
5 Toen Jehovah zijn voornemen met de aarde volvoerde, handelde hij op een speciale wijze met Abraham. Hij gebood die getrouwe man om zijn land te verlaten en te trekken naar een land dat God zelf hem zou tonen. Abraham gehoorzaamde bereidwillig. Nadat Abraham daar was aangekomen, zei Jehovah dat Abrahams nakomelingen, niet Abraham zelf, het land als een erfenis zouden ontvangen (Genesis 12:1, 2, 7). Hoe reageerde Abraham? Hij was bereid Jehovah op elke plaats en op elke wijze die God aangaf, te dienen, zodat zijn nakomelingen hun erfenis konden ontvangen. Abraham diende Jehovah honderd jaar, tot aan zijn dood, in een land dat niet het zijne was (Genesis 12:4; 25:8-10). Zou u dat hebben gedaan? Jehovah zei dat Abraham zijn „vriend” was. — Jesaja 41:8.
6. (a) Waarvan gaf Abraham door zijn bereidheid om zijn zoon te offeren blijk? (b) Welke kostbare erfenis kon Abraham aan zijn nakomelingen doorgeven?
6 Abraham had vele jaren gewacht op een zoon, Isaäk, die hij erg liefhad. Toen de jongen kennelijk tot een jonge man was opgegroeid, gebood Jehovah Abraham de jongen te nemen en hem te offeren. Abraham wist niet dat hij op het punt stond te laten zien wat God zelf zou doen door zijn Zoon als een losprijs te geven; toch gehoorzaamde hij en stond op het punt Isaäk te offeren toen Jehovah’s engel hem tegenhield (Genesis 22:9-14). Jehovah had reeds gezegd dat zijn beloften aan Abraham door bemiddeling van Isaäk vervuld zouden worden. Bijgevolg had Abraham duidelijk het geloof dat God, indien nodig, Isaäk uit de dood kon terugbrengen, ook al was zoiets nooit eerder gebeurd (Genesis 17:15-18; Hebreeën 11:17-19). Omdat Abraham zelfs zijn zoon niet spaarde, verklaarde Jehovah: „Door bemiddeling van uw zaad zullen alle natiën der aarde zich stellig zegenen” (Genesis 22:15-18). Hierdoor werd te kennen gegeven dat het in Genesis 3:15 genoemde Zaad, de Messiaanse bevrijder, via Abrahams geslachtslijn zou komen. Wat een kostbare erfenis om door te geven!
7. Hoe toonden Abraham, Isaäk en Jakob waardering voor hun erfenis?
7 Abraham begreep niet de betekenis van wat Jehovah destijds deed; en evenmin zijn zoon Isaäk of zijn kleinzoon Jakob, die „met hem erfgenamen . . . van precies dezelfde belofte” werden. Maar zij hadden allen vertrouwen in Jehovah. Zij verbonden zich niet met een van de stadkoninkrijken in het land, want zij zagen uit naar iets beters — „de stad die werkelijke fundamenten heeft, van welke stad God de bouwer en maker is” (Hebreeën 11:8-10, 13-16). Toch hadden niet al Abrahams nakomelingen waardering voor de kostbaarheid van de erfenis die door bemiddeling van Abraham beschikbaar was.
Sommigen die de erfenis verachtten
8. Hoe betoonde Esau zich ongevoelig voor de kostbaarheid van zijn erfenis?
8 Esau, de oudste zoon van Isaäk, stelde zijn geboorterecht als eerstgeborene niet op prijs. Hij had geen waardering voor heilige dingen. Toen Esau dus op zekere dag honger had, verkocht hij zijn eerstgeboorterecht aan zijn broer, Jakob. Waarvoor? In ruil voor wat brood en een linzengerecht! (Genesis 25:29-34; Hebreeën 12:14-17) De natie door middel waarvan Gods beloften aan Abraham vervuld zouden worden, stamde af van Jakob, wiens naam door God werd veranderd in Israël. Welke gelegenheden zouden hun door die specifieke erfenis worden geboden?
9. Welke bevrijding ervoeren de nakomelingen van Jakob, of Israël, wegens hun geestelijke erfenis?
9 Tijdens een periode van hongersnood trokken Jakob en zijn familie naar Egypte. Daar vermenigvuldigden zij zich en werden zeer talrijk, maar zij geraakten ook in slavernij. Jehovah vergat zijn verbond met Abraham echter niet. Op Gods bestemde tijd bevrijdde hij de zonen van Israël uit slavernij en stelde hen ervan in kennis dat hij hen zou brengen in „een land vloeiende van melk en honing”, het land dat hij aan Abraham beloofd had. — Exodus 3:7, 8; Genesis 15:18-21.
10. Welke verdere buitengewone ontwikkelingen vonden er in verband met de erfenis van de zonen van Israël bij de berg Sinaï plaats?
10 Toen de zonen van Israël op weg naar het Beloofde Land waren, verzamelde Jehovah hen bij de berg Sinaï. Daar zei hij tot hen: „Indien gij mijn stem strikt zult gehoorzamen en mijn verbond inderdaad zult onderhouden, dan zult gij stellig uit alle andere volken mijn speciale bezit worden, want de gehele aarde behoort mij toe. En gíj zult mij een koninkrijk van priesters en een heilige natie worden” (Exodus 19:5, 6). Nadat het volk hier vrijwillig en unaniem mee had ingestemd, gaf Jehovah hun vervolgens zijn Wet — iets wat hij voor geen enkel ander volk had gedaan. — Psalm 147:19, 20.
11. Wat waren enkele van de kostbare dingen die tot het geestelijke erfgoed van de zonen van Israël behoorden?
11 Wat een geestelijk erfgoed had die nieuwe natie! Zij aanbaden de enige ware God. Zij waren door hem uit Egypte bevrijd en waren ooggetuigen van vrees inboezemende gebeurtenissen toen de Wet op de berg Sinaï werd gegeven. Hun erfgoed werd verder verrijkt toen zij door bemiddeling van de profeten aanvullende „heilige uitspraken Gods” ontvingen (Romeinen 3:1, 2). Zij werden door Jehovah aangewezen om zijn getuigen te zijn (Jesaja 43:10-12). Het Messiaanse Zaad zou in hun natie verschijnen. De Wet wees naar hem vooruit, zou hem identificeren en diende hen te helpen inzien dat zij hem nodig hadden (Galaten 3:19, 24). Bovendien zouden zij de gelegenheid krijgen om samen met dat Messiaanse Zaad als een koninkrijk van priesters en een heilige natie te dienen. — Romeinen 9:4, 5.
12. Wat hebben de Israëlieten niet ervaren, hoewel zij het Beloofde Land binnengingen? Waarom niet?
12 In overeenstemming met zijn belofte leidde Jehovah de Israëlieten naar het Beloofde Land. Maar zoals de apostel Paulus later uiteenzette, bleek dat land wegens hun gebrek aan geloof niet echt „een plaats van rust” te zijn. Als volk gingen zij „Gods rust” niet binnen omdat zij in gebreke bleven inzicht te hebben in en te handelen in overeenstemming met het doel van Gods eigen rustdag, die na de schepping van Adam en Eva begon. — Hebreeën 4:3-10.
13. Wat verbeurde Israël als natie, aangezien zij geen waardering voor hun geestelijke erfgoed hadden?
13 Het natuurlijke Israël zou het volledige aantal hebben kunnen verschaffen van degenen die met de Messias in zijn hemelse koninkrijk als een koninkrijk van priesters en een heilige natie zouden delen. Maar zij hadden geen waardering voor hun kostbare erfgoed. Slechts een overblijfsel van natuurlijke Israëlieten aanvaardde de Messias toen hij kwam. Als gevolg hiervan werd er slechts een klein aantal opgenomen in het voorzegde koninkrijk van priesters. Het Koninkrijk werd van het natuurlijke Israël weggenomen en „aan een natie . . . gegeven die de vruchten daarvan voortbrengt” (Mattheüs 21:43). Welke natie is dat?
Een erfenis in de hemel
14, 15. (a) Hoe begonnen de natiën zich na Jezus’ dood te zegenen door bemiddeling van het „zaad” van Abraham? (b) Wat ontvangen leden van „het Israël Gods” als erfenis?
14 De natie waaraan het Koninkrijk werd gegeven, is „het Israël Gods”, het geestelijke Israël, samengesteld uit 144.000 door de geest verwekte volgelingen van Jezus Christus (Galaten 6:16; Openbaring 5:9, 10; 14:1-3). Sommigen van die 144.000 waren natuurlijke joden, maar de meesten kwamen uit de heidense natiën. Aldus begon Jehovah’s belofte aan Abraham, dat via zijn „zaad” alle natiën gezegend zouden worden, in vervulling te gaan (Handelingen 3:25, 26; Galaten 3:8, 9). In die eerste vervulling werden mensen uit de natiën met heilige geest gezalfd en door Jehovah God als geestelijke zonen, broeders van Jezus Christus, aangenomen. Aldus gingen ook zij tot het secundaire deel van dat „zaad” behoren. — Galaten 3:28, 29.
15 Vóór zijn dood introduceerde Jezus bij toekomstige joodse leden van die nieuwe natie het nieuwe verbond, dat door zijn eigen bloed zou worden bekrachtigd. Op basis van hun geloof in dat bekrachtigende slachtoffer zouden degenen die in dat verbond waren opgenomen „voor altijd tot volmaaktheid” worden gebracht (Hebreeën 10:14-18). Zij konden „rechtvaardig verklaard” worden en vergeving van zonden krijgen (1 Korinthiërs 6:11). In die zin zijn zij dus als Adam voordat hij zondigde. Maar dezen zullen niet in een aards paradijs leven. Jezus zei dat hij een plaats voor hen in de hemel zou bereiden (Johannes 14:2, 3). Zij geven hun aardse vooruitzichten op teneinde een ’erfenis te hebben die voor hen in de hemel is weggelegd’(1 Petrus 1:4). Wat doen zij daar? Jezus legde uit: „Ik sluit een verbond met u . . . voor een koninkrijk.” — Lukas 22:29.
16. Welke schitterende diensttoewijzing staat gezalfde christenen te wachten?
16 Vanuit de hemel zullen degenen die met Christus gaan regeren, onder andere hulp bieden om alle sporen van opstand tegen Jehovah’s soevereiniteit van de aarde te verwijderen (Openbaring 2:26, 27). Als het secundaire deel van het geestelijke zaad van Abraham zullen zij er een aandeel aan hebben de zegening van leven in volmaaktheid te doen toekomen aan mensen uit alle natiën (Romeinen 8:17-21). Wat hebben zij een kostbare erfenis! — Efeziërs 1:16-18.
17. In welke aspecten van hun erfgoed verheugen gezalfde christenen zich terwijl zij op aarde zijn?
17 Maar het erfgoed van Jezus’ gezalfde volgelingen is niet alleen voor de toekomstige tijd. Zoals geen ander dat had kunnen doen, heeft Jezus hen geholpen Jehovah, de enige ware God, te leren kennen (Mattheüs 11:27; Johannes 17:3, 26). Door woord en voorbeeld heeft hij hun geleerd wat het wil zeggen ’vertrouwen in Jehovah te stellen’ en wat gehoorzaamheid aan Jehovah omvat (Hebreeën 2:13; 5:7-9). Jezus heeft hun kennis van de waarheid omtrent Gods voornemen toevertrouwd en hen ervan verzekerd dat de heilige geest hen tot een vollediger begrip ervan zou leiden (Johannes 14:24-26). Hij heeft de belangrijkheid van het koninkrijk Gods in hun geest en hart geprent (Mattheüs 6:10, 33). Jezus heeft hun ook de toewijzing toevertrouwd om getuigenis af te leggen en discipelen te maken van mensen in Jeruzalem, Judea, Samaria en de verst verwijderde streken der aarde. — Mattheüs 24:14; 28:19, 20; Handelingen 1:8.
Een kostbaar erfgoed voor een grote schare
18. Op welke manier gaat Jehovah’s belofte dat alle natiën zich door bemiddeling van Abrahams „zaad” zullen zegenen thans in vervulling?
18 Waarschijnlijk is het volledige aantal van het geestelijke Israël, die „kleine kudde” van Koninkrijkserfgenamen, reeds uitgekozen (Lukas 12:32). Al tientallen jaren heeft Jehovah nu zijn aandacht gericht op de bijeenbrenging van een grote schare anderen uit alle natiën. Aldus gaat Jehovah’s belofte aan Abraham dat via zijn „zaad” alle natiën zich zouden zegenen, op grote schaal in vervulling. Vreugdevol verrichten deze gezegenden op dezelfde wijze heilige dienst voor Jehovah en erkennen dat hun redding afhangt van geloof in het Lam Gods, Jezus Christus (Openbaring 7:9, 10). Hebt u Jehovah’s liefdevolle uitnodiging aanvaard om deel van die gelukkige groep uit te maken?
19. Naar welk erfgoed zien mensen uit de natiën die thans gezegend worden uit?
19 Welk kostbaar erfgoed biedt Jehovah degenen die niet tot de kleine kudde behoren aan? Nee, het is geen erfgoed in de hemel. Het is het erfgoed dat Adam aan zijn nageslacht had kunnen doorgeven — het vooruitzicht op eeuwig leven in volmaaktheid in een paradijs dat geleidelijk de hele aardbol zal omspannen. Het zal een wereld zijn waarin ’de dood niet meer zal zijn, noch rouw, noch geschreeuw, noch pijn meer zal zijn’ (Openbaring 21:4). Het is dus tot u dat Gods geïnspireerde Woord zegt: „Vertrouw op Jehovah en doe het goede; verblijf op de aarde en handel met getrouwheid. Schep ook heerlijke verrukking in Jehovah, en hij zal u de beden van uw hart geven. En nog maar een korte tijd en de goddeloze zal er niet meer zijn . . . De zachtmoedigen daarentegen zullen de aarde bezitten, en zij zullen inderdaad hun heerlijke verrukking vinden in de overvloed van vrede. De rechtvaardigen, díe zullen de aarde bezitten, en zij zullen er eeuwig op verblijven.” — Psalm 37:3, 4, 10, 11, 29.
20. Hoe verheugen de „andere schapen” zich in veel van het geestelijke erfgoed van gezalfde christenen?
20 Jezus’ „andere schapen” hebben een erfenis in het aardse domein van het hemelse koninkrijk (Johannes 10:16a). Hoewel zij niet in de hemel zullen zijn, wordt veel van het geestelijke erfgoed waarin de gezalfden zich verheugen op hen overgedragen. Door bemiddeling van het collectieve lichaam van gezalfden, „de getrouwe en beleidvolle slaaf”, is aan de andere schapen het begrip onthuld van de kostbare beloften die in Gods Woord vervat zijn (Mattheüs 24:45-47; 25:34). Samen kennen en aanbidden de gezalfden en de andere schapen de enige ware God, Jehovah (Johannes 17:20, 21). Samen danken zij God voor de zondenverzoenende waarde van Jezus’ slachtoffer. Zij dienen samen als één kudde onder één Herder, Jezus Christus (Johannes 10:16b). Zij maken allen deel uit van één liefdevolle, wereldomvattende broederschap. Zij verheugen zich samen in het voorrecht Getuigen van Jehovah en van zijn koninkrijk te zijn. Ja, als u een opgedragen en gedoopte dienstknecht van Jehovah bent, behoort dit allemaal tot uw geestelijke erfgoed.
21, 22. Hoe kunnen wij allen er blijk van geven dat wij ons geestelijke erfgoed dierbaar achten?
21 Hoe kostbaar is dit geestelijke erfgoed voor u? Schat u het voldoende naar waarde om het doen van Gods wil tot het belangrijkste in uw leven te maken? Slaat u als blijk daarvan acht op de raad uit zijn Woord en van zijn organisatie om geregeld alle vergaderingen van de christelijke gemeente te bezoeken? (Hebreeën 10:24, 25) Is dat erfgoed zo belangrijk voor u dat u God in weerwil van ontberingen blijft dienen? Is uw waardering ervoor krachtig genoeg om u te sterken weerstand te bieden aan elke verleiding om een handelwijze te volgen waardoor u het erfgoed zou kunnen verspelen?
22 Mogen wij allen het geestelijke erfgoed koesteren dat God ons heeft gegeven. Laten wij, terwijl wij ons oog niet van het voor ons liggende paradijs afwenden, een volledig aandeel hebben aan de geestelijke voorrechten die Jehovah ons thans schenkt. Door ons leven werkelijk rondom onze verhouding met Jehovah op te bouwen, geven wij er op overtuigende wijze blijk van hoe kostbaar het door God aan ons geschonken erfgoed in werkelijkheid voor ons is. Mogen wij behoren tot degenen die verklaren: „Ik wil u verhogen, o mijn God de Koning, en ik wil uw naam zegenen tot onbepaalde tijd, ja, voor eeuwig.” — Psalm 145:1.
Hoe zou u dit uitleggen?
• Als Adam loyaal aan God was geweest, welk erfgoed zou hij dan aan ons hebben doorgegeven?
• Hoe gingen Abrahams nakomelingen om met de erfenis die hun ter beschikking stond?
• Wat behoort tot het erfgoed van Christus’ gezalfde volgelingen?
• Wat is het erfgoed van de grote schare, en hoe kunnen de leden ervan tonen dat zij er werkelijk waardering voor hebben?
[Illustraties op blz. 20]
Abrahams nakomelingen ontvingen de belofte van een kostbare erfenis
[Illustraties op blz. 23]
Waardeert u uw geestelijke erfgoed?