-
SlaanInzicht in de Schrift, Deel 2
-
-
Een Hebreeuwse slavenhouder mocht zijn slaaf, of slavin, met een stok slaan indien de slaaf ongehoorzaam of opstandig was. Maar als de slaaf onder het toedienen van de slagen stierf, moest de slavenhouder gestraft worden. Bleef de slaaf echter nog een dag of twee in leven, dan zou dit een aanwijzing zijn dat de slavenhouder er niet op uit was geweest hem te doden. Hij had het recht hem te tuchtigen, want de slaaf was „zijn geld”. Het was erg onwaarschijnlijk dat iemand zijn eigen kostbare bezit volledig zou willen vernietigen, waardoor hij zichzelf schade zou berokkenen. Ook zou het, indien de slaaf stierf nadat er één of meer dagen verstreken waren, moeilijk zijn met zekerheid te weten of de dood het gevolg was van het toedienen van de slagen of een andere oorzaak had. Bleef de slaaf dus nog een dag of twee in leven, dan zou de meester niet gestraft worden. — Ex 21:20, 21.
-
-
SlaafInzicht in de Schrift, Deel 2
-
-
Een slavenhouder kon zijn slaaf weliswaar slaan, maar wanneer deze onder de hand van zijn meester stierf, moest hij overeenkomstig het vonnis van de rechters gewroken worden. Zou de slaaf echter pas na een of twee dagen sterven — waaruit zou blijken dat de meester hem niet had willen doden maar slechts had willen tuchtigen — dan mocht hij niet gewroken worden (Ex 21:20, 21, 26, 27; Le 24:17). Het schijnt ook zo te zijn dat de meester niet vrijuit ging als hij de slaaf had geslagen met een werktuig waarmee dodelijk letsel toegebracht kon worden, want daaruit zou kunnen blijken dat hij de slaaf had willen doden. (Vgl. Nu 35:16-18.) Bleef de slaaf derhalve een of twee dagen in leven, dan zou er redelijke twijfel bestaan of de tuchtiging de doodsoorzaak was. Werd men bijvoorbeeld met een roede geslagen, dan stierf men gewoonlijk niet, zoals blijkt uit de verklaring in Spreuken 23:13: „Onthoud geen streng onderricht aan wie nog maar een knaap is. Ingeval gij hem met de roede slaat, zal hij niet sterven.”
-