„Juist zo” deden zij
„Dit betekent de liefde tot God, dat wij zijn geboden onderhouden.” — 1 JOHANNES 5:3.
1. Wat kan er over de mate van Gods liefde worden gezegd?
„GOD IS LIEFDE.” Allen die God leren kennen en zijn geboden gehoorzamen, gaan de diepte van die liefde intens waarderen. „De liefde bestaat in dit opzicht niet hierin dat wij God hebben liefgehad, maar dat hij ons heeft liefgehad en zijn Zoon heeft uitgezonden als zoenoffer voor onze zonden.” Als wij geloof oefenen in Jezus’ kostbare loskoopoffer ’blijven wij in Gods liefde’ (1 Johannes 4:8-10, 16). Aldus kunnen wij ons nu reeds in een overvloed aan geestelijke zegeningen verheugen en in het komende samenstel van dingen eeuwig leven deelachtig worden. — Johannes 17:3; 1 Johannes 2:15, 17.
2. Hoe heeft het onderhouden van Gods geboden zijn dienstknechten tot voordeel gestrekt?
2 Het bijbelse verslag bevat talloze voorbeelden van personen die Gods geboden hebben onderhouden en als gevolg daarvan rijk gezegend werden. Tot hen behoren voorchristelijke getuigen. Over enkelen van hen schreef de apostel Paulus: „In geloof zijn al dezen gestorven, ofschoon zij de vervulling van de beloften niet verkregen hebben, maar zij hebben ze van verre gezien en begroet en hebben in het openbaar bekendgemaakt dat zij vreemden en tijdelijke inwoners in het land waren” (Hebreeën 11:13). Later trokken toegewijde christelijke dienstknechten van God voordeel van „de onverdiende goedheid en de waarheid [die] . . . door bemiddeling van Jezus Christus gekomen” zijn (Johannes 1:17). Gedurende zo’n 6000 jaar menselijke geschiedenis heeft Jehovah getrouwe getuigen die zijn geboden hebben gehoorzaamd — die werkelijk „geen drukkende last” zijn — beloond. — 1 Johannes 5:2, 3.
In de dagen van Noach
3. In welke opzichten deed Noach „juist zo”?
3 In het bijbelse verslag staat: „Door geloof heeft Noach, nadat hem een goddelijke waarschuwing was gegeven aangaande dingen die nog niet werden gezien, godvruchtige vrees aan de dag gelegd en een ark gebouwd tot redding van zijn huisgezin; en door dit geloof heeft hij de wereld veroordeeld, en hij is een erfgenaam geworden van de rechtvaardigheid die overeenkomstig geloof is.” Als „een prediker van rechtvaardigheid” gehoorzaamde Noach God onvoorwaardelijk, terwijl hij de gewelddadige wereld van voor de Vloed waarschuwde voor het ophanden zijnde goddelijke oordeel (Hebreeën 11:7; 2 Petrus 2:5). Bij de bouw van de ark ging hij nauwgezet te werk naar het door God verschafte ontwerp. Vervolgens bracht hij de aangeduide dieren en voedselvoorraden in de ark. „Noach [deed] naar alles wat God hem geboden had. Juist zo deed hij.” — Genesis 6:22.
4, 5. (a) Hoe heeft de mensheid tot op de huidige dag een sinistere invloed ondervonden? (b) Waarom dienen wij bij het gehoorzamen van goddelijke richtlijnen „juist zo” te doen?
4 Noach en zijn gezin hadden te kampen met de sinistere invloed van ongehoorzame engelen. Deze zonen van God materialiseerden zich en hadden betrekkingen met vrouwen, waardoor een bovenmenselijk bastaardgeslacht werd voortgebracht dat de mensheid tiranniseerde. „De aarde werd verdorven voor de ogen van de ware God en de aarde werd met geweldpleging vervuld.” Jehovah liet de Vloed komen om dat goddeloze geslacht weg te vagen (Genesis 6:4, 11-17; 7:1). Sinds Noachs tijd is het demonische engelen niet toegestaan zich in menselijke gedaante te materialiseren. Niettemin ’blijft de gehele wereld in de macht liggen van de goddeloze’, Satan de Duivel (1 Johannes 5:19; Openbaring 12:9). In zijn profetie vergeleek Jezus dat opstandige geslacht uit Noachs tijd met het mensengeslacht dat hem heeft verworpen sinds het teken van zijn „tegenwoordigheid” in 1914 zichtbaar werd. — Mattheüs 24:3, 34, 37-39; Lukas 17:26, 27.
5 In deze tijd tracht Satan, net als in Noachs dagen, de mensheid en onze planeet te ruïneren (Openbaring 11:15-18). Het is derhalve gebiedend noodzakelijk dat wij acht slaan op het geïnspireerde gebod: „Doet de volledige wapenrusting van God aan, opdat gij pal kunt staan tegen de listige daden van de Duivel” (Efeziërs 6:11, voetnoot). Wij worden hierin gesterkt door Gods Woord te bestuderen en het in ons leven toe te passen. Bovendien hebben wij Jehovah’s zorgzame organisatie, met haar gezalfde „getrouwe en beleidvolle slaaf” en haar liefdevolle ouderlingen, om ons geduldig te leiden op de weg die wij dienen te bewandelen. Wij hebben een wereldomvattend predikingswerk te verrichten (Mattheüs 24:14, 45-47). Mogen wij naar het voorbeeld van Noach, die zo nauwgezet goddelijke instructies gehoorzaamde, altijd „juist zo” handelen.
Mozes — De zachtmoedigste van alle mensen
6, 7. (a) Welke lonende keus deed Mozes? (b) Welk moedige voorbeeld heeft Mozes ons nagelaten?
6 Beschouw nog een man des geloofs — Mozes. Hij had een genotzuchtig leven te midden van de luxe van Egypte kunnen leiden. Maar hij verkoos liever „met het volk van God slecht behandeld te worden dan de tijdelijke genieting der zonde te hebben”. Als Jehovah’s gevolmachtigde dienstknecht „hield [hij] het oog oplettend gericht op de beloning” en „bleef standvastig als zag hij de Onzichtbare”. — Hebreeën 11:23-28.
7 In Numeri 12:3 lezen wij: „De man Mozes was verreweg de zachtmoedigste van alle mensen die op de oppervlakte van de aardbodem waren.” Farao van Egypte daarentegen handelde als de hoogmoedigste van alle mensen. Hoe reageerden Mozes en Aäron toen Jehovah hun gebood Farao Zijn oordeel aan te zeggen? Ons wordt verteld: „Mozes en Aäron [deden] zoals Jehovah hun geboden had. Juist zo deden zij” (Exodus 7:4-7). Wat een moedig voorbeeld voor ons die in deze tijd Gods oordelen bekendmaken!
8. Hoe moesten de Israëlieten „juist zo” handelen, en hoe zal de vreugde die daaruit voortvloeide in de nabije toekomst worden geëvenaard?
8 Ondersteunden de Israëlieten Mozes loyaal? Nadat Jehovah Egypte met negen van de tien plagen had geteisterd, gaf hij Israël gedetailleerde instructies over het vieren van het Pascha. „Toen boog het volk diep en wierp zich neer. Nadien gingen de zonen van Israël heen en deden juist zoals Jehovah Mozes en Aäron geboden had. Juist zo deden zij” (Exodus 12:27, 28). Te middernacht van die veelbewogen dag, 14 Nisan 1513 v.G.T., ging Gods engel ertoe over alle eerstgeborenen van Egypte te slaan maar passeerde hij de huizen van de Israëlieten. Waarom werden de eerstgeborenen van Israël gespaard? Omdat zij zich onder de bescherming hadden gesteld van het bloed van het paschalam, dat zij op hun deurposten hadden gespat. Zij hadden precies zo gedaan als Jehovah Mozes en Aäron geboden had. Ja, „juist zo deden zij” (Exodus 12:50, 51). Bij de Rode Zee verrichtte Jehovah nog een wonder door zijn gehoorzame volk te redden terwijl hij Farao en zijn machtige militaire apparaat vernietigde. Wat een uitbundige vreugde hadden de Israëlieten! Zo zullen ook in deze tijd velen die Jehovah’s geboden hebben gehoorzaamd, vol vreugde ooggetuigen zijn van zijn rechtvaardiging te Armageddon. — Exodus 15:1, 2; Openbaring 15:3, 4.
9. Welke hedendaagse voorrechten worden afgeschaduwd door het feit dat de Israëlieten in verband met de tabernakel „juist zo” deden?
9 Toen Jehovah Israël gebood een bijdrage in te zamelen en een tabernakel in de wildernis te bouwen, verleende het volk edelmoedig hun volledige steun. Vervolgens gingen Mozes en zijn gewillige medewerkers tot in de kleinste bijzonderheden te werk naar het bouwkundige ontwerp dat Jehovah had verschaft. „Zo kwam heel het werk met betrekking tot de tabernakel van de tent der samenkomst tot voltooiing, doordat de zonen van Israël bleven doen naar alles wat Jehovah Mozes geboden had. Juist zo deden zij.” Hetzelfde gebeurde bij de inwijding van de priesterschap. „Mozes deed nu overeenkomstig alles wat Jehovah hem geboden had. Juist zo deed hij” (Exodus 39:32; 40:16). In de huidige tijd hebben wij de gelegenheid het predikingswerk en de programma’s voor Koninkrijksexpansie van ganser harte te ondersteunen. Wij hebben aldus het voorrecht het met vereende krachten „juist zo” te doen.
Jozua — Moedig en zeer sterk
10, 11. (a) Waardoor werd Jozua toegerust om succesvol te zijn? (b) Hoe kunnen wij gesterkt worden om het hoofd te bieden aan hedendaagse beproevingen?
10 Toen Mozes Jozua de opdracht gaf Israël het land der belofte binnen te leiden, waren er van Jehovah’s geïnspireerde geschreven Woord waarschijnlijk slechts de vijf boeken van Mozes, een of twee psalmen en het boek Job beschikbaar. Mozes had Jozua geboden het volk bijeen te roepen wanneer zij het Beloofde Land hadden bereikt en „deze wet in het bijzijn van heel Israël en ten aanhoren van hen” voor te lezen (Deuteronomium 31:10-12). Bovendien gebood Jehovah zelf Jozua het volgende: „Dit wetboek dient niet uit uw mond te wijken, en gij moet er dag en nacht met gedempte stem in lezen, opdat gij zorgvuldig moogt handelen overeenkomstig alles wat erin geschreven staat; want dan zult gij uw weg succesvol maken en dan zult gij wijs handelen.” — Jozua 1:8.
11 Het dagelijks lezen van Jehovah’s „boek” rustte Jozua toe om opgewassen te zijn tegen de beproevingen die in het verschiet lagen, net zoals het dagelijks lezen van Jehovah’s Woord, de bijbel, Zijn hedendaagse Getuigen sterkt om het hoofd te bieden aan de beproevingen van deze kritieke „laatste dagen” (2 Timotheüs 3:1). Laten ook wij, daar wij ons te midden van een gewelddadige wereld bevinden, Gods tot Jozua gerichte vermaning ter harte nemen: „Wees moedig en sterk. Krimp niet van angst ineen en wees niet verschrikt, want Jehovah, uw God, is met u, overal waar gij gaat” (Jozua 1:9). Nadat de stammen van Israël Kanaän hadden veroverd, werden ze rijk beloond toen ze zich in hun erfdeel vestigden. „Juist zoals Jehovah Mozes geboden had, zo deden de zonen van Israël” (Jozua 14:5). Een soortgelijke beloning is weggelegd voor ons allen die in deze tijd Gods Woord lezen en het in ons leven toepassen, terwijl wij gehoorzaam „juist zo” doen.
Getrouwe en ongehoorzame koningen
12. (a) Welk gebod werd de koningen in Israël gegeven? (b) Waartoe leidde het dat de koningen in gebreke bleven gehoorzaam te zijn?
12 Wat is er over de koningen in Israël te zeggen? Jehovah had de koning de volgende verplichting opgelegd: „Wanneer hij zijn plaats inneemt op de troon van zijn koninkrijk, [moet] hij voor zich in een boek een afschrift . . . maken van deze wet, van die welke aan de zorg van de priesters, de levieten, is toevertrouwd. En hij moet het voortdurend bij zich hebben, en hij moet er alle dagen van zijn leven in lezen, opdat hij moge leren Jehovah, zijn God, te vrezen, om alle woorden van deze wet en deze voorschriften te onderhouden door ze te volbrengen” (Deuteronomium 17:18, 19). Gehoorzaamden de koningen van Israël dat gebod? Het merendeel van hen bleef wat dit betreft erbarmelijk in gebreke, zodat zij zich de in Deuteronomium 28:15-68 voorzegde vervloekingen op de hals haalden. Ten slotte werd Israël „van het ene einde der aarde tot het andere einde der aarde” verstrooid.
13. Hoe kan het ons tot voordeel strekken wanneer wij, net als David, liefde tonen voor Jehovah’s Woord?
13 David echter — de eerste getrouwe menselijke koning in Israël — gaf van uitzonderlijke toewijding jegens Jehovah blijk. Hij betoonde zich ’een leeuwewelp in Juda’, een voorafschaduwing van Christus Jezus, de overwinnende ’leeuw uit de stam Juda, de wortel van David’ (Genesis 49:8, 9; Openbaring 5:5). Waarin lag Davids kracht? Hij had diepe waardering voor Jehovah’s geschreven Woord en leefde ernaar. In Psalm 19, „een melodie van David”, lezen wij: „De wet van Jehovah is volmaakt.” Nadat David gewag heeft gemaakt van de vermaning, de bevelen, het gebod en de rechterlijke beslissingen van Jehovah, zegt hij verder: „Ze zijn begeerlijker dan goud, ja, dan veel gelouterd goud, en zoeter dan honing en de vloeiende honing der raten. Ook is uw eigen knecht erdoor gewaarschuwd; in het houden ervan ligt een rijke beloning” (Psalm 19:7-11). Als het dagelijks lezen van en mediteren over Jehovah’s Woord 3000 jaar geleden lonend was, hoeveel te meer is het dit dan nu! — Psalm 1:1-3; 13:6; 119:72, 97, 111.
14. Hoe blijkt uit Salomo’s handelwijze dat er meer nodig is dan kennis?
14 Toch is het niet voldoende alleen maar kennis te verwerven. Het is ook noodzakelijk dat Gods dienstknechten naar die kennis handelen, ze in overeenstemming met de goddelijke wil toepassen — ja, „juist zo” doen. Dit kan worden geïllustreerd in het geval van Davids zoon Salomo, die door Jehovah werd gekozen „om op de troon van het koningschap van Jehovah over Israël te zitten”. Salomo kreeg de toewijzing om de tempel te bouwen, waarbij hij gebruik maakte van de bouwplannen die David „door inspiratie” had ontvangen (1 Kronieken 28:5, 11-13). Hoe kon Salomo deze enorme taak volbrengen? Als verhoring van een gebed gaf Jehovah hem wijsheid en kennis. Met behulp hiervan en door vast te houden aan het door God verschafte ontwerp, was Salomo in staat dat luisterrijke huis te bouwen, dat met Jehovah’s heerlijkheid vervuld werd (2 Kronieken 7:2, 3). Later liep het echter mis met Salomo. In welk opzicht? Jehovah’s wet had betreffende de koning in Israël gezegd: „Ook dient hij zich geen menigte vrouwen te nemen, opdat zijn hart niet afwijkt” (Deuteronomium 17:17). Toch kreeg Salomo „zevenhonderd vrouwen, vorstinnen, en driehonderd bijvrouwen; en zijn vrouwen neigden geleidelijk . . . zijn hart tot het volgen van andere goden”. In zijn latere jaren week Salomo ervan af „juist zo” te doen. — 1 Koningen 11:3, 4; Nehemia 13:26.
15. Hoe deed Josia „juist zo”?
15 Er waren enkele gehoorzame koningen in Juda. De laatste van hen was Josia. In 648 v.G.T. begon hij de afgoderij uit het land te verwijderen en Jehovah’s tempel te renoveren. Daar vond de hogepriester „het boek van Jehovah’s wet van de hand van Mozes”. Wat deed Josia in verband daarmee? „Vervolgens ging de koning op naar het huis van Jehovah met alle mannen van Juda en de inwoners van Jeruzalem en de priesters en de levieten en al het volk, zowel groot als klein; en hij las toen ten aanhoren van hen al de woorden van het boek van het verbond, dat in het huis van Jehovah gevonden was. En de koning bleef op zijn plaats staan en sloot toen voor het aangezicht van Jehovah het verbond om voortaan Jehovah te volgen en met geheel zijn hart en met geheel zijn ziel zijn geboden en zijn getuigenissen en zijn voorschriften te onderhouden, om de woorden van het verbond die in dit boek geschreven stonden, te volbrengen” (2 Kronieken 34:14, 30, 31). Ja, Josia deed „juist zo”. Als gevolg van zijn getrouwe handelwijze werd de voltrekking van Jehovah’s oordeel aan het ontrouwe Juda uitgesteld tot de dagen van zijn afvallige zonen.
Naar Gods Woord leven
16, 17. (a) In welke opzichten moeten wij Jezus’ voetstappen drukken? (b) Welke andere getrouwe dienstknechten van God zijn een voorbeeld voor ons?
16 Van alle mensen die ooit hebben geleefd, was de Heer Jezus Christus het voortreffelijkste voorbeeld van iemand die over Gods Woord mediteerde en ernaar leefde. Gods Woord was als voedsel voor hem (Johannes 4:34). Hij zei tot zijn toehoorders: „De Zoon kan niets uit zichzelf doen, maar alleen datgene wat hij de Vader ziet doen. Want al wat Die doet, dat doet ook de Zoon evenzo” (Johannes 5:19, 30; 7:28; 8:28, 42). Jezus ’deed juist zo’ en zei: „Ik ben niet uit de hemel neergedaald om mijn wil te doen, maar de wil van hem die mij heeft gezonden” (Johannes 6:38). Van ons die opgedragen getuigen van Jehovah zijn, wordt gevraagd „juist zo” te doen door Jezus’ voetstappen te drukken. — Lukas 9:23; 14:27; 1 Petrus 2:21.
17 Het doen van Gods wil nam in Jezus’ geest altijd de voornaamste plaats in. Hij was zeer goed bekend met Gods Woord en was aldus toegerust om schriftuurlijke antwoorden te geven (Mattheüs 4:1-11; 12:24-31). Door voortdurend aandacht te schenken aan Gods Woord kunnen ook wij „volkomen bekwaam [worden], volledig toegerust voor ieder goed werk” (2 Timotheüs 3:16, 17). Laten wij het voorbeeld volgen van getrouwe dienstknechten van Jehovah in de oudheid en in latere tijden en bovenal het voorbeeld van onze Meester, Jezus Christus, die zei: „Opdat de wereld moge weten dat ik de Vader liefheb, doe ik zoals de Vader mij geboden heeft” (Johannes 14:31). Mogen ook wij van onze liefde voor God blijk geven door „juist zo” te blijven doen. — Markus 12:29-31.
18. Wat dient ons ertoe aan te zetten „daders van het woord” te worden, en wat zal in het volgende artikel worden besproken?
18 Wanneer wij over de gehoorzame loopbaan van Gods dienstknechten in bijbelse tijden mediteren, worden wij dan niet aangemoedigd getrouwe dienst te verrichten in de laatste dagen van Satans goddeloze samenstel? (Romeinen 15:4-6) Dit dient ons er inderdaad toe aan te zetten in de volledigste zin „daders van het woord” te worden, zoals in het volgende artikel zal worden besproken. — Jakobus 1:22.
Kunt u zich dit herinneren?
◻ Wat dient „de liefde tot God” voor ons te betekenen?
◻ Wat leren wij uit de voorbeelden van Noach, Mozes en Jozua?
◻ Tot in welke mate gehoorzaamden de koningen in Israël Gods „woord”?
◻ Hoe is Jezus ons Voorbeeld in het „juist zo” doen?
[Illustraties op blz. 15]
Noach, Mozes en Jozua deden „juist zo”