BESTIALITEIT
Tegennatuurlijke seksuele gemeenschap van een man of een vrouw met een dier. De Mozaïsche wet veroordeelde deze perversiteit nadrukkelijk en bepaalde dat zowel de schuldige mens als het dier ter dood gebracht moesten worden. „Wanneer een man zijn zaaduitstorting aan een dier geeft, dient hij zonder mankeren ter dood gebracht te worden, en gij dient het dier te doden. En wanneer een vrouw tot enig dier nadert om daarmee vleselijke gemeenschap te hebben, moet gij de vrouw en het dier doden.” — Le 20:15, 16; 18:23; Ex 22:19; De 27:21.
Door dit verbod, alsook door al Gods overige wetten inzake seksuele betrekkingen, werden de Israëlieten tot een veel hoger moreel peil verheven dan de naburige natiën. In Egypte maakte bestialiteit deel uit van afgodische dierenaanbidding; volgens geschiedkundigen hadden vrouwen bijvoorbeeld gemeenschap met bokken. De Kanaänieten hielden er soortgelijke praktijken op na (Le 18:23-30), en hetzelfde wordt over Rome bericht.
Bestialiteit is een van de verdorven praktijken die onder het begrip por·neiʹa vallen, het Griekse woord dat met „hoererij” weergegeven is. (Zie HOERERIJ.) Een ieder die zich met zulke obscene praktijken inlaat, is moreel onrein, en indien een lid van de christelijke gemeente zich met zoiets zou inlaten, zou hij of zij uitgesloten kunnen worden. — Ef 5:3; Kol 3:5, 6.