Is gehoorzaamheid altijd juist?
„HEB je me gehoord?” roept Moeder naar kleine Johnnie als hij de deur uitloopt. Nee, zij controleert niet of Johnnie’s gehoor wel in orde is, maar zij wil er zeker van zijn dat hij haar zal gehoorzamen en op tijd thuis zal zijn.
Ja, horen en gehoorzamen staan nauw met elkaar in verband. Het wekt dan ook geen verbazing dat de woorden voor gehoorzaamheid in de oorspronkelijke talen van de bijbel met horen in verband staan. Maar aan wie dienen wij het oor te lenen? Zijn wij gehoorzaamheid verschuldigd aan iedereen die dit van ons eist? En is gehoorzaamheid altijd juist?
Wanneer gehoorzaamheid juist is
Het is altijd juist onze Schepper, Jehovah God, gehoorzaam te zijn. Als onze Maker en de Bron van het leven komt hem in de allereerste plaats de gehoorzaamheid van zijn schepselen toe (Psalm 95:6, 7). Als de Opperste Soeverein delegeert Jehovah zijn autoriteit ook aan anderen die aan zijn maatstaven voldoen, en daarom betaamt het ons hun gehoorzaam te zijn. Jezus Christus neemt onder hen de belangrijkste plaats in. Sinds 1914 is hij de door God aangestelde Koning van het hemelse koninkrijk geworden, „opdat de volken, nationale groepen en talen alle hèm zouden dienen” (Daniël 7:13, 14). Voorts heeft Jezus, als Hoofd van de christelijke gemeente, autoriteit verleend aan andere leden van de gemeente, hetgeen onze gehoorzaamheid aan zulke onderherders passend maakt. — Hebreeën 13:17.
Jehovah heeft ook richtlijnen vastgesteld met betrekking tot de kwestie van gehoorzaamheid binnen de gezinskring. Kinderen worden vermaand ’gehoorzaam te zijn aan hun ouders in eendracht met de Heer’ en vrouwen wordt gezegd „onderworpen [te] zijn aan hun man als aan de Heer” (Efeziërs 5:21–6:3). Christenen worden er zelfs aan herinnerd „onderworpen en gehoorzaam te zijn aan regeringen en autoriteiten als regeerders” (Titus 3:1). Moeten wij op al deze terreinen echter absolute gehoorzaamheid betrachten? Is gehoorzaamheid altijd juist?
Wanneer gehoorzaamheid niet juist is
Vanzelfsprekend kan het luisteren naar degenen aan wie Jehovah geen autoriteit heeft toevertrouwd op rampspoed uitlopen. De eerste man, Adam, ’luisterde’ naar de stem van Eva en sloot zich bij haar aan in het eten van de boom der kennis van goed en kwaad (Genesis 3:17). Waar liep het op uit? „Door de ongehoorzaamheid van de ene mens [werden] velen tot zondaars . . . gesteld” (Romeinen 5:19). Wat een rampspoedig resultaat van het luisteren naar de verkeerde persoon.
Is het echter altijd juist te luisteren naar degenen aan wie een positie van autoriteit is toevertrouwd? Niet indien zij hun autoriteit op goddeloze wijze proberen te gebruiken. In overeenstemming met het beginsel van gehoorzaamheid aan „meesters . . . in vleselijk opzicht” zullen wij bijvoorbeeld gehoorzaam zijn aan onze werkgever. Maar als zo iemand ons nu opdraagt iets te doen wat onverenigbaar is met de wetten van de almachtige God? Wat Paulus vervolgens zegt, geeft de juiste weg aan. „Niet met ogendienst als mensenbehagers, maar als Christus’ slaven, die met geheel hun ziel de wil van God doen” (Efeziërs 6:5, 6). Bij een andere gelegenheid zeiden Petrus en de andere apostelen: „Wij moeten God als regeerder meer gehoorzamen dan mensen.” — Handelingen 5:29.
Hetzelfde beginsel geldt binnen de gezinskring. Als een echtgenoot geen waardering heeft voor Gods vereisten, kan het zijn dat hij het verlangen van zijn vrouw om christelijke vergaderingen geregeld bij te wonen, afkeurt. Stel eens dat hij haar onder druk zet en, zoals soms wel gebeurd is, zelfs zijn toevlucht neemt tot geweld, om haar ervan te weerhouden naar de christelijke vergaderingen te gaan. Wat moet zij dan doen? Indien zij zich erbij zou neerleggen, zou zij zowel haar eigen geestelijke gezindheid als die van haar gezin in gevaar kunnen brengen en de hoop op eeuwig leven kunnen verspelen. Zou het niet beter zijn Jehovah te gehoorzamen, in het besef dat geen enkel mens, zelfs niet haar echtgenoot, met de autoriteit is bekleed het gebod om ’het onderling vergaderen niet na te laten’, terzijde te schuiven? — Hebreeën 10:25.
Mijoko’s echtgenoot maakte er bezwaar tegen dat het door hem verdiende geld „verspild” werd doordat zij vergaderingen bezocht die hij niet goedkeurde. Ten slotte gaf hij Mijoko geen huishoudgeld meer en moest zij te voet naar de Koninkrijkszaal gaan, een reis die een uur in beslag nam.
Gaf zij het op? Nee. Zij ging tot Jehovah in gebed en analyseerde haar situatie. Aangezien Mijoko besefte waarom haar echtgenoot zo’n tegenstand bood, besloot zij een baantje als krantenbezorgster te nemen. Haar echtgenoot stemde hierin toe mits zij hem de helft van haar loon zou geven.
Opnieuw bad zij of zij, indien het Jehovah’s wil zou zijn, een wijk vlak bij huis zou krijgen. Gewoonlijk duurt het een jaar voordat iemand krijgt wat hij graag wil. Maar tot Mijoko’s grote verrassing kreeg zij binnen zes weken een krantenwijk vlak bij huis aangeboden. Aangemoedigd door de gedachte dat Jehovah haar gebeden had verhoord, werkte zij elke ochtend van 4.30 tot 6.00 uur. Toen haar echtgenoot dit zag, veranderde zijn houding geleidelijk en ging hij medewerking verlenen. Net als Mijoko — die geregeld als hulppionierster dient — haar situatie overdacht en analyseerde, in verband daarmee bad en vervolgens positief handelde, zult ook u merken dat dit Jehovah’s zegen tot gevolg zal hebben.
Natuurlijk kunnen er speciale redenen zijn waarom een ongelovige echtgenoot zijn vrouw kan vragen een christelijke vergadering over te slaan. Hij doet dit misschien zonder enige intentie haar aanbidding van en dienst voor Jehovah God te ondermijnen. Wanneer een christelijke vrouw de betrokken beginselen begrijpt, zal dit haar helpen in haar speciale omstandigheden tot een juiste beslissing te komen.
Maar, om de kwestie nu een stap verder te voeren, wat te doen indien haar echtgenoot haar zegt dat zij hun kinderen niet naar de christelijke vergaderingen mag meenemen? Vanzelfsprekend weet zij dat haar echtgenoot, ook al aanvaardt hij Christus’ gezag als hoofd niet, nochtans het hoofd van het gezin is (1 Korinthiërs 11:3). En toch gaat het geestelijke welzijn van de kinderen, en ook haar eigen verlangen om Jehovah gehoorzaam te zijn, haar aan het hart. Het is beslist een beproeving op haar geloof om op al deze terreinen haar verplichtingen na te komen. Tot Jehovah om wijsheid en onderscheidingsvermogen bidden, zal beslist een hulp vormen (Jakobus 1:5; Filippenzen 4:6, 7). Tactvol met haar echtgenoot redeneren en in een stille en zachtaardige geest minzaam spreken, kan er ook toe bijdragen dat het dilemma opgelost wordt. — Kolossenzen 4:6; 1 Petrus 3:1-5.
Een christelijke echtgenote in Jamato (Japan) moest zo’n situatie onder de ogen zien toen haar echtgenoot haar verbood hun drie kinderen mee te nemen naar de vergaderingen. Wat kon zij doen? Zij legde zich er ijverig op toe haar kinderen thuis onderricht te geven en toen zij oud genoeg waren om zelf te beslissen, nam elk van hen zijn standpunt voor Jehovah in en begon vergaderingen te bezoeken. Woedend wees de echtgenoot hen allen de deur.
De vrouw vond een baan en nam tijdelijk haar intrek bij een zuster die in een flatje woonde. Maar zij liet het daar niet bij. Zij ging steeds terug om het huis van haar man schoon te maken en zijn maaltijden te bereiden. Ten slotte nam de echtgenoot hen na een maand of zo weer terug en hield ermee op hen tegen te staan. Wat een beloning voor haar getrouwe handelwijze!
’Beproef de geïnspireerde uitingen’
Hoe staat het met de autoriteit in de christelijke gemeente? Aangezien degenen die verantwoordelijke posities bekleden, door de werkzaamheid van de heilige geest zijn aangesteld en zij hun raad en vermaningen op het Woord van God baseren, kunnen wij er zeker van zijn dat het gehoorzamen van officieel aangestelde autoriteit in de christelijke gemeente juist is (Handelingen 20:28; Hebreeën 13:17). Maar het betekent niet dat wij gehoorzaam zijn aan deze autoriteit zonder goed te overdenken wat er gezegd wordt. Waarom is dit zo?
De apostel Johannes gaf de volgende raad: „Gelooft niet elke geïnspireerde uiting, maar beproeft de geïnspireerde uitingen om te zien of ze uit God voortspruiten” (1 Johannes 4:1). Dit betekent niet dat wij alles wat anderen ons vertellen, moeten wantrouwen. Wij denken veeleer aan Paulus’ woorden in Galaten 1:8: „Ook al zouden wij of een engel uit de hemel u iets als goed nieuws bekendmaken buiten hetgeen wij u als goed nieuws hebben bekendgemaakt, hij zij vervloekt.”
Zijn de inlichtingen waarmee wij worden geconfronteerd anders dan wat ons via „de getrouwe en beleidvolle slaaf” is geleerd? Spreekt de zegsman van die boodschap tot eer van de naam van Jehovah of tracht hij zichzelf op een voetstuk te plaatsen? Zijn de inlichtingen in overeenstemming met het geheel van de bijbelse leer? Dit zijn vragen die ons zullen helpen alles wat misschien twijfelachtig klinkt, te ’beproeven’. Wij worden vermaand ’ons van alles te vergewissen en vast te houden aan dat wat voortreffelijk is’. — Matthéüs 24:45; 1 Thessalonicenzen 5:21.
Een interessant toepasselijk geval is dat van rechter Gideon. Ten einde er zeker van te zijn dat Jehovah met hem zou zijn, stelde Gideon een test voor: „Zie, ik laat een wollen vacht onbedekt op de dorsvloer liggen”, zei hij tot Jehovah. „Indien er nu alleen op de vacht dauw komt maar er droogte is op de gehele grond, dan moet ik weten dat gij Israël door mijn hand zult redden.” Toen Jehovah het precies zo liet gebeuren als gevraagd was, wilde Gideon nog een verdere garantie: „Laat alstublieft alleen de vacht droog blijven, en laat er op de gehele grond dauw komen.” — Rechters 6:37-39.
Was Gideon overmatig voorzichtig of wantrouwend? Blijkbaar niet want Jehovah ging beide keren op zijn verzoek in en deed precies wat hij had gevraagd. Gideon wilde zich vergewissen van de juistheid van zijn positie. Aangezien Gideon niet zoals wij over Gods geschreven Woord beschikte, was dit voor hem een heel doeltreffende methode om zich daarvan ’te vergewissen’. Maar toen hij eenmaal die verzekering had ontvangen, gehoorzaamde hij de bevelen van Jehovah nauwgezet, ook al scheen het van menselijk standpunt uit beschouwd puur zelfmoord om met 300 man een vijandelijke strijdmacht van 135.000 man tegemoet te treden (Rechters 7:7; 8:10). Geven wij van dezelfde houding blijk door het Woord van God te doorvorsen om te zien wat Jehovah’s wil werkelijk is en er vervolgens aan vast te houden?
De verstandigste keus
Jehovah verwacht van ons geen blinde lichtgelovigheid. Hij wil niet dat wij de soort van gehoorzaamheid betonen die een dresseur van een dier krijgt omdat hij met een bit of een zweep werkt. Daarom zei hij tot David: „Maakt u niet als een paard of muildier zonder verstand, wier vurigheid zelfs door toom of halster bedwongen dient te worden” (Psalm 32:9). Jehovah heeft ons veeleer met een denkvermogen en onderscheidingsvermogen begiftigd, zodat wij kunnen verkiezen hem op grond van begrip te gehoorzamen.
In het Japans houdt het woord kikoe (horen) niet alleen de betekenis in van luisteren en gehoorzamen maar ook van beoordelen of iets goed of kwaad is. Wanneer iemand tot ons spreekt, is het goed om in deze zin te luisteren, zodat wij wanneer wij gehoorzamen, dit niet puur op grond van lichtgelovigheid doen maar omdat wij het verkiezen. Wanneer onze hemelse Vader, Jehovah God, spreekt, hetzij via zijn Woord, de bijbel, of via zijn aardse organisatie, is het nog belangrijker dat wij luisteren en gehoorzamen, waardoor wij er blijk van geven dat wij gehoorzame aanbidders zijn die de liefdevolle herinnering „Heb je me gehoord?” niet negeren.
[Illustratie op blz. 29]
Naar wie moet ik luisteren?
[Illustratie op blz. 31]
Gideon onderzocht wat Jehovah’s wil was en gehoorzaamde Hem