AGAGIET
(Agagi̱e̱t) [Van (behorend tot) Agag].
Een uitdrukking die in Esther 3:1, 10; 8:3, 5; 9:24 wordt toegepast op Haman en op zijn vader, Hammedatha. Blijkbaar wordt erdoor aangeduid dat zij nakomelingen van Agag en dus van Amalekitische afkomst waren. De joden hebben de uitdrukking van oudsher op deze wijze opgevat en naar hun mening is Agag de in 1 Samuël 15:8-33 genoemde monarch. Josephus noemt Haman een „Amalekiet” (De joodse oudheden, XI, vi, 5). Mordechai was een nakomeling van Kis uit de stam Benjamin, zodat hij en Haman in zekere zin elkaars erfvijanden waren. — Es 2:5.