GIFTIGE PLANT
Hoewel sommigen menen dat het Hebreeuwse woord roʼsj (of: rōsj) gelijkgesteld moet worden met de scheerling, de kolokwint of de klaproos, kan niet met zekerheid gezegd worden welke plant precies bedoeld wordt. De Hebreeuwse uitdrukking heeft soms betrekking op (1) een bittere en giftige plant (Klg 3:5, 19), (2) gif (De 32:33; Job 20:16) en (3) — wanneer gebruikt in verband met water — gifwater (Jer 8:14; 9:15; 23:15). In illustratieve zin wordt het woord gebruikt met betrekking tot het verdraaien van het recht (Ho 10:4; Am 6:12) en in verband met personen die afvallig worden. — De 29:18; vgl. Han 8:23; Heb 12:15.
Betreffende de Messias werd voorzegd dat men hem „een giftige plant” tot voedsel zou geven (Ps 69:21). Dit gebeurde toen men Jezus Christus voordat hij aan de paal werd genageld wijn vermengd met gal aanbood, maar toen hij ervan had geproefd, weigerde hij de bedwelmende drank, die waarschijnlijk werd gegeven om zijn lijden te verlichten, te drinken. Mattheüs (27:34) gebruikte in zijn verslag over de vervulling van deze profetie het Griekse woord choʹle (gal), dezelfde uitdrukking die in de Griekse Septuaginta in Psalm 69:21 te vinden is. In het evangelieverslag van Markus (15:23) wordt echter melding gemaakt van mirre, en dit heeft tot de zienswijze geleid dat het in dit geval bij de „giftige plant” of „gal” om „mirre” gaat. Nog een mogelijkheid is dat de bedwelmende drank zowel gal als mirre bevatte.