Hef loyale handen op in gebed
„Ik [wens] dat in elke plaats de mannen zich aan gebed wijden, waarbij zij loyale handen opheffen, zonder gramschap en woordenstrijd.” — 1 TIMOTHEÜS 2:8.
1, 2. (a) Hoe is 1 Timotheüs 2:8 van toepassing op gebeden in verband met Jehovah’s volk? (b) Wat zullen wij nu beschouwen?
JEHOVAH verwacht dat zijn dienstknechten loyaal aan hem en aan elkaar zijn. De apostel Paulus bracht loyaliteit in verband met gebed toen hij schreef: „Ik [wens] dat in elke plaats de mannen zich aan gebed wijden, waarbij zij loyale handen opheffen, zonder gramschap en woordenstrijd” (1 Timotheüs 2:8). Blijkbaar had Paulus het over openbare gebeden „in elke plaats” waar christenen bijeenkwamen. Wie zouden Gods volk op gemeentevergaderingen in gebed voorgaan? Alleen heilige, rechtvaardige, eerbiedige mannen die alle schriftuurlijke verplichtingen jegens God nauwgezet nakwamen (Prediker 12:13, 14). Zij moesten geestelijk en moreel rein zijn en Jehovah God ontwijfelbaar toegewijd.
2 Vooral gemeenteouderlingen dienen ’loyale handen op te heffen in gebed’. Hun innige gebeden door bemiddeling van Jezus Christus geven blijk van loyaliteit jegens God en helpen hen woordenstrijd en uitbarstingen van gramschap te vermijden. In feite dient elke man die het voorrecht heeft de christelijke gemeente in openbare gebeden voor te gaan, vrij te zijn van gramschap, wrok en deloyaliteit jegens Jehovah en zijn organisatie (Jakobus 1:19, 20). Welke verdere bijbelse richtlijnen zijn er voor degenen die het voorrecht hebben anderen in openbare gebeden voor te gaan? En wat zijn enkele schriftuurlijke beginselen die wij in onze persoonlijke en gezinsgebeden dienen toe te passen?
Denk van tevoren over gebeden na
3, 4. (a) Waarom is het nuttig om openbare gebeden van tevoren te overdenken? (b) Wat geeft de Schrift te kennen omtrent de lengte van gebeden?
3 Als ons wordt gevraagd in het openbaar te bidden, zullen wij waarschijnlijk ten minste enige tijd van tevoren ons gebed kunnen overdenken. Door dit te doen, zijn wij wellicht in staat passende belangrijke aangelegenheden te noemen zonder een lang, onsamenhangend gebed op te zenden. Natuurlijk kunnen onze persoonlijke gebeden ook worden uitgesproken. Ze mogen elke lengte hebben. Jezus bracht voordat hij zijn twaalf apostelen uitkoos een hele nacht in gebed door. Maar toen hij de Gedachtenisviering aan zijn dood instelde, waren zijn gebeden die hij over het brood en de wijn uitsprak klaarblijkelijk tamelijk kort (Markus 14:22-24; Lukas 6:12-16). En wij weten dat zelfs Jezus’ korte gebeden volledig aanvaardbaar voor God waren.
4 Veronderstel dat wij het voorrecht hebben een gezin aan het begin van een maaltijd in gebed voor te gaan. Zo’n gebed zou tamelijk kort kunnen zijn — maar wat er ook gezegd wordt, het dient een uiting van dankbaarheid voor het voedsel te bevatten. Als wij voor of na een christelijke vergadering in het openbaar bidden, hoeven wij niet een lang gebed op te zenden waarin veel punten worden besproken. Jezus kritiseerde de schriftgeleerden die ’voor de schijn lange gebeden uitspraken’ (Lukas 20:46, 47). Nooit zou een godvruchtig persoon dat willen doen. Maar soms kan een wat langer in het openbaar uitgesproken gebed passend zijn. Een ouderling die bijvoorbeeld wordt uitgekozen om op een grote vergadering het slotgebed uit te spreken, dient het van tevoren te overdenken en wil misschien verscheidene punten aanhalen. Toch dient zelfs zo’n gebed niet buitensporig lang te zijn.
Nader God eerbiedig
5. (a) Wat dienen wij in gedachte te houden wanneer wij in het openbaar bidden? (b) Waarom dienen wij op een waardige en eerbiedige manier te bidden?
5 Wanneer wij in het openbaar bidden, dienen wij te bedenken dat wij ons niet tot mensen richten. In plaats daarvan zijn wij zondige schepselen die smeekbeden tot de Soevereine Heer Jehovah opzenden (Psalm 8:3-5, 9; 73:28). Wij dienen daarom blijk te geven van een eerbiedige vrees om hem te mishagen door wat wij zeggen en hoe wij het onder woorden brengen (Spreuken 1:7). De psalmist David zong: „Wat mij aangaat, in de overvloed van uw liefderijke goedheid zal ik uw huis binnengaan, ik zal mij neerbuigen in de richting van uw heilige tempel in de vrees voor u” (Psalm 5:7). Als wij die houding hebben, hoe zullen wij ons dan uiten wanneer ons wordt gevraagd op een vergadering van Jehovah’s Getuigen in het openbaar te bidden? Welnu, als wij tot een menselijke koning zouden spreken, zouden wij dat eerbiedig en met waardigheid doen. Dienen onze gebeden dan niet waardiger en eerbiediger te zijn, aangezien wij tot Jehovah, de „Koning der eeuwigheid” bidden? (Openbaring 15:3) Wanneer wij dus bidden, zullen wij uitdrukkingen als „Goedemorgen Jehovah”, „Wij zenden u onze liefde” of „Een prettige dag verder” vermijden. De Schrift toont aan dat Gods eniggeboren Zoon, Jezus Christus, zich nooit op die manier tot zijn hemelse Vader richtte.
6. Wat dienen wij in gedachte te houden wanneer wij „de troon van onverdiende goedheid naderen”?
6 Paulus zei: „Laten wij . . . met vrijmoedigheid van spreken de troon van onverdiende goedheid naderen” (Hebreeën 4:16). Wij kunnen ondanks onze zondige toestand met „vrijmoedigheid van spreken” tot Jehovah naderen vanwege ons geloof in het loskoopoffer van Jezus Christus (Handelingen 10:42, 43; 20:20, 21). Toch houdt deze „vrijmoedigheid van spreken” niet in dat wij met God babbelen; ook dienen wij geen oneerbiedige dingen tegen hem te zeggen. Willen onze openbare gebeden Jehovah behagen, dan moeten ze met gepaste eerbied en waardigheid worden opgezonden, en het zou ongepast zijn ze te gebruiken om mededelingen te doen, afzonderlijke personen raad te geven of de toehoorders de les te lezen.
Bid met een nederige geest
7. Hoe gaf Salomo blijk van nederigheid toen hij bij de inwijding van Jehovah’s tempel bad?
7 Of wij nu in het openbaar of voor onszelf bidden, een belangrijk schriftuurlijk beginsel om in gedachte te houden is dat wij in onze gebeden een nederige houding aan de dag dienen te leggen (2 Kronieken 7:13, 14). Koning Salomo gaf blijk van nederigheid in zijn openbare gebed bij de inwijding van Jehovah’s tempel in Jeruzalem. Salomo had juist de bouw voltooid van een van de schitterendste bouwwerken die ooit op aarde zijn gebouwd. Toch bad hij nederig: „Zal God waarlijk op aarde wonen? Zie! De hemel, ja, zelfs de hemel der hemelen, kan u niet bevatten; hoeveel minder dan dit huis dat ik gebouwd heb!” — 1 Koningen 8:27.
8. Wat zijn enkele manieren waarop nederigheid in openbare gebeden wordt getoond?
8 Net als Salomo dienen wij nederig te zijn wanneer wij uit naam van anderen bidden. Hoewel wij het dienen te vermijden overdreven vroom te klinken, kan nederigheid blijken uit de toon waarop wij spreken. Nederige gebeden zijn niet bombastisch of theatraal. Ze vestigen de aandacht niet op de persoon die bidt, maar op Degene die wordt toegesproken (Mattheüs 6:5). Nederigheid blijkt ook uit wat wij in onze gebeden zeggen. Indien wij nederig bidden, zullen wij niet klinken alsof wij eisen dat God bepaalde dingen op onze manier doet. Wij zullen Jehovah daarentegen smeken om te handelen op een wijze die in overeenstemming is met zijn heilige wil. De psalmist illustreerde de juiste houding toen hij smeekte: „Ach Jehovah, red toch alstublieft! Ach Jehovah, schenk toch alstublieft succes!” — Psalm 118:25; Lukas 18:9-14.
Bid vanuit het hart
9. Welke voortreffelijke door Jezus gegeven raad is in Mattheüs 6:7 te vinden, en hoe kan die worden toegepast?
9 Willen onze openbare of persoonlijke gebeden Jehovah behagen, dan moeten ze vanuit het hart komen. Bijgevolg zullen wij niet keer op keer slechts een gebedsformule herhalen zonder erbij stil te staan wat wij zeggen. In zijn Bergrede gaf Jezus de raad: „Als gij . . . bidt, zegt dan niet steeds weer dezelfde dingen, zoals de mensen der natiën doen, want zij menen [ten onrechte] dat zij door veel woorden te gebruiken, verhoord zullen worden.” Anders geformuleerd luidde Jezus’ raad: „Brabbelt dan niet; uit dan geen lege herhalingen.” — Mattheüs 6:7, voetnoot.
10. Waarom zou het juist zijn meer dan eens om dezelfde aangelegenheid te bidden?
10 Natuurlijk kan het zijn dat wij steeds weer om dezelfde aangelegenheid moeten bidden. Dat zou niet verkeerd zijn, want Jezus gaf de aansporing: „Blijft vragen, en het zal u gegeven worden; blijft zoeken, en gij zult vinden; blijft kloppen, en er zal u opengedaan worden” (Mattheüs 7:7). Misschien bestaat er behoefte aan een nieuwe Koninkrijkszaal omdat Jehovah het plaatselijke predikingswerk met voorspoed zegent (Jesaja 60:22). Het zou juist zijn in persoonlijke gebeden of wanneer er op vergaderingen van Jehovah’s volk openbare gebeden worden opgezonden, melding van deze behoefte te blijven maken. Dit te doen, betekent niet dat wij ’lege herhalingen zouden uiten’.
Vergeet niet God te danken en te loven
11. Hoe is Filippenzen 4:6, 7 van toepassing op persoonlijke en openbare gebeden?
11 Veel mensen bidden alleen wanneer zij om iets willen vragen, maar onze liefde voor Jehovah God dient ons ertoe te bewegen hem zowel in onze persoonlijke gebeden als in openbare gebeden dank en lof te brengen. „Weest over niets bezorgd,” schreef Paulus, „maar laat in alles door gebed en smeking te zamen met dankzegging uw smeekbeden bij God bekend worden; en de vrede van God, die alle gedachte te boven gaat, zal uw hart en uw geestelijke vermogens behoeden door bemiddeling van Christus Jezus” (Filippenzen 4:6, 7). Ja, behalve smekingen en smeekbeden, dienen wij dankbaarheid jegens Jehovah tot uitdrukking te brengen voor geestelijke en materiële zegeningen (Spreuken 10:22). De psalmist zong: „Breng God dankzegging als uw slachtoffer, en betaal de Allerhoogste uw geloften” (Psalm 50:14). En een gebedsvolle melodie van David bevatte de volgende ontroerende woorden: „Ik wil de naam van God loven met een lied, en ik wil hem grootmaken met dankzegging” (Psalm 69:30). Dienen wij niet hetzelfde te doen in onze openbare en persoonlijke gebeden?
12. Hoe gaat Psalm 100:4, 5 in deze tijd in vervulling en waarvoor kunnen wij God derhalve danken en loven?
12 Betreffende God zong de psalmist: „Gaat zijn poorten binnen met dankzegging, zijn voorhoven met lofgezang. Brengt hem dank, zegent zijn naam. Want Jehovah is goed; zijn liefderijke goedheid duurt tot onbepaalde tijd, en zijn getrouwheid van geslacht tot geslacht” (Psalm 100:4, 5). In deze tijd komen mensen uit alle natiën de voorhoven van Jehovah’s heiligdom binnen en hiervoor kunnen wij hem lof en dankzegging brengen. Brengt u dankbaarheid jegens God tot uitdrukking voor de plaatselijke Koninkrijkszaal en geeft u van waardering blijk doordat u daar geregeld samenkomt met degenen die hem liefhebben? Verheft u als u daar bent van ganser harte uw stem in lof- en dankliederen voor onze liefdevolle hemelse Vader?
Schaam u nooit om te bidden
13. Uit welk schriftuurlijk voorbeeld blijkt dat wij, zelfs wanneer wij ons wegens schuldgevoelens onwaardig voelen, smeekbeden tot Jehovah dienen te richten?
13 Zelfs als wij ons door een schuldgevoel onwaardig voelen, dienen wij ernstige smeekbeden tot God te richten. Toen de joden zondigden door zich buitenlandse vrouwen te nemen, knielde Ezra neer, breidde zijn loyale handpalmen uit tot God en bad nederig: „O mijn God, ik voel mij werkelijk beschaamd en verlegen om mijn aangezicht tot u op te heffen, o mijn God, want onze dwalingen zelf zijn vermenigvuldigd tot boven ons hoofd en onze schuld is groot geworden zelfs tot aan de hemel toe. Sinds de dagen van onze voorvaders tot op deze dag zijn wij in grote schuld . . . En na alles wat ons overkomen is wegens onze slechte daden en onze grote schuld — want gijzelf, o onze God, hebt onze dwaling geringer geacht, en gij hebt ons ontkomenen geschonken, zoals deze — zullen wij opnieuw uw geboden gaan verbreken en echtverbintenissen aangaan met de volken van deze verfoeilijkheden? Zult gij niet tot het uiterste vertoornd op ons worden, zodat er geen overgeblevene en geen ontkomene zal zijn? O Jehovah, de God van Israël, gij zijt rechtvaardig, want wij zijn als een ontkomen volk overgebleven, zoals op deze dag. Hier zijn wij voor uw aangezicht in onze schuld, want het is om die reden onmogelijk voor uw aangezicht stand te houden.” — Ezra 9:1-15; Deuteronomium 7:3, 4.
14. Wat wordt, zoals in Ezra’s tijd werd aangetoond, vereist om Gods vergeving te ontvangen?
14 Om Gods vergeving te ontvangen, moet belijdenis aan hem vergezeld gaan van wroeging en „vruchten . . . die bij berouw passen” (Lukas 3:8; Job 42:1-6; Jesaja 66:2). In Ezra’s tijd ging een berouwvolle houding vergezeld van een poging het onrecht te herstellen door de buitenlandse vrouwen weg te zenden (Ezra 10:44; vergelijk 2 Korinthiërs 7:8-13). Indien wij Gods vergeving zoeken wegens ernstig kwaaddoen, laten wij dan in een nederig gebed belijdenis doen en vruchten voortbrengen die bij berouw passen. Een berouwvolle geest en een verlangen om het onrecht te herstellen, zou ons er ook toe bewegen de geestelijke hulp van christelijke ouderlingen in te roepen. — Jakobus 5:13-15.
Put troost uit het gebed
15. Hoe blijkt uit Hanna’s ervaring dat wij in gebed troost kunnen vinden?
15 Wanneer wij om een of andere reden hartzeer hebben, kunnen wij troost vinden in gebed (Psalm 51:17; Spreuken 15:13). De loyale Hanna deed dit. Zij leefde in een tijd dat grote gezinnen een algemeen verschijnsel waren in Israël, maar zij had geen kinderen gebaard. Haar echtgenoot, Elkana, had zonen en dochters bij zijn andere vrouw, Peninna, die Hanna wegens haar kinderloosheid tergde. Hanna bad vurig en beloofde dat als zij met een zoon gezegend zou worden, ’zij hem aan Jehovah zou geven al de dagen van zijn leven’. Vertroost door haar gebed en door de woorden van de hogepriester Eli ’toonde Hanna geen bezorgdheid meer om haar eigen situatie’. Zij baarde een jongen die zij Samuël noemde. Later gaf zij hem over voor dienst in Jehovah’s heiligdom (1 Samuël 1:9-28). Dankbaar voor de goedheid die God haar had betoond, uitte zij een dankgebed, waarin zij Jehovah loofde als Degene die zijns gelijke niet heeft (1 Samuël 2:1-10). Net als Hanna kunnen wij troost putten uit het gebed in het vaste vertrouwen dat God alle verzoeken die in overeenstemming zijn met zijn wil, verhoort. Laten wij, wanneer wij ons hart bij hem uitstorten, ’geen bezorgdheid meer tonen om onze eigen situatie’, want hij zal onze last wegnemen of ons in staat stellen deze te dragen. — Psalm 55:22.
16. Waarom dienen wij, zoals in Jakobs geval wordt aangetoond, te bidden wanneer wij bevreesd of bezorgd zijn?
16 Als een situatie vrees, hartzeer of bezorgdheid veroorzaakt, laten wij dan niet verzuimen ons voor troost in gebed tot God te wenden (Psalm 55:1-4). Jakob was bevreesd toen hij op het punt stond zijn van hem vervreemde broer Esau te ontmoeten. Toch bad Jakob: „O God van mijn vader Abraham en God van mijn vader Isaäk, o Jehovah, gij die tot mij zegt: ’Keer terug naar uw land en naar uw bloedverwanten en ik zal u stellig weldoen’, ik ben al de liefderijke goedheden en al de trouw die gij jegens uw knecht hebt betracht, niet waardig, want slechts met mijn staf trok ik over deze Jordaan, en nu ben ik tot twee kampen geworden. Ik bid u, bevrijd mij uit de hand van mijn broer, uit Esau’s hand, want ik ben bevreesd voor hem, dat hij misschien komt en mij stellig, met moeder en kinderen, aanvalt. En gij, gij hebt gezegd: ’Ik zal u ongetwijfeld weldoen en uw zaad stellig maken als de zandkorrels der zee, die wegens het grote aantal niet geteld kunnen worden’” (Genesis 32:9-12). Esau viel Jakob en zijn gevolg niet aan. Bij die gelegenheid ’deed Jehovah dus wel’ aan Jakob.
17. Hoe kan, in overeenstemming met Psalm 119:52, gebed ons troost schenken wanneer wij zwaar op de proef worden gesteld?
17 Tijdens onze smekingen worden wij misschien vertroost door te denken aan dingen die in Gods Woord staan. In de langste psalm — een schitterend op muziek gezet gebed — kan het de jonge Hizkia geweest zijn die, toen hij nog geen koning was, zong: „Ik heb gedacht aan uw rechterlijke beslissingen die sedert onbepaalde tijd zijn, o Jehovah, en ik voel mij getroost” (Psalm 119:52). Wanneer wij zwaar op de proef worden gesteld, herinneren wij ons in een nederig gebed misschien een bijbels beginsel of een bijbelse wet waardoor wij geholpen kunnen worden een handelwijze te volgen die tot de vertroostende verzekering leidt dat wij onze hemelse Vader behagen.
Loyalen houden aan in het gebed
18. Waarom kan er gezegd worden dat ’iedere loyale persoon tot God zal bidden’?
18 Allen die Jehovah God loyaal zijn, zullen ’aanhouden in het gebed’ (Romeinen 12:12). In de 32ste Psalm, mogelijk geschreven nadat David met Bathseba had gezondigd, beschreef hij de kwelling die hij ervoer omdat hij in gebreke was gebleven vergeving te zoeken, en de verlichting die berouw en belijdenis aan God hem schonken. Vervolgens zong David: „Daarom [omdat Jehovah vergeving schenkt aan personen die oprecht berouw hebben] zal iedere loyale persoon tot u bidden op slechts zulk een tijd dat gij te vinden zijt.” — Psalm 32:6.
19. Waarom dienen wij loyale handen op te heffen in gebed?
19 Als wij onze verhouding met Jehovah God koesteren, zullen wij op basis van Jezus’ loskoopoffer om zijn barmhartigheid bidden. In geloof kunnen wij met vrijmoedigheid van spreken de troon van onverdiende goedheid naderen om barmhartigheid te verkrijgen en hulp te rechter tijd (Hebreeën 4:16). Maar er zijn zoveel redenen om te bidden! Laten wij daarom ’zonder ophouden bidden’ — vaak met woorden van oprechte lof en dankbaarheid jegens God (1 Thessalonicenzen 5:17). Laten wij dag en nacht loyale handen opheffen in gebed.
Wat zou u antwoorden?
◻ Welk nut heeft het om een openbaar gebed van tevoren te overdenken?
◻ Waarom dienen wij op een eerbiedige en waardige wijze te bidden?
◻ Welke geest dienen wij aan de dag te leggen wanneer wij bidden?
◻ Waarom dienen wij bij het bidden aan dankzegging en lof te denken?
◻ Hoe laat de bijbel zien dat wij troost kunnen putten uit het gebed?
[Illustratie op blz. 17]
Koning Salomo gaf in zijn openbare gebed bij de inwijding van Jehovah’s tempel van nederigheid blijk
[Illustraties op blz. 18]
Net als Hanna kunt u troost putten uit het gebed