Wees bekleed met zachtaardigheid!
„Bekleedt u . . . als Gods uitverkorenen, heilig en bemind, met de tedere genegenheden van mededogen, goedheid, ootmoedigheid des geestes, zachtaardigheid en lankmoedigheid.” — KOLOSSENZEN 3:12.
1-3. Wat zei de apostel Paulus in Kolossenzen 3:12-14 over zachtaardigheid en andere goddelijke hoedanigheden?
JEHOVAH geeft zijn volk de allerbeste figuurlijke kleding. In feite moeten allen die zijn gunst wensen te bezitten, gekleed zijn in een gewaad waarin sterke draden van zachtaardigheid verweven zijn. Deze hoedanigheid is prettig omdat ze zorgt voor een minimum aan spanning in situaties die daar aanleiding toe zouden geven. Ook beschermt ze door twistafstotend te werken.
2 De apostel Paulus spoorde gezalfde medechristenen aan: „Bekleedt u . . . als Gods uitverkorenen, heilig en bemind, met de tedere genegenheden van mededogen, goedheid, ootmoedigheid des geestes, zachtaardigheid en lankmoedigheid” (Kolossenzen 3:12). De werkwoordsvorm van het met „bekleedt u” vertaalde Griekse woord duidt op actie ondernemen met een besef van dringendheid. Gezalfden, die uitverkoren waren, heilig en bemind door God, mochten niet talmen in het zich bekleden met hoedanigheden als zachtaardigheid.
3 Paulus voegde eraan toe: „Blijft elkaar verdragen en elkaar vrijelijk vergeven als de een tegen de ander een reden tot klagen heeft. Zoals Jehovah u vrijelijk vergeven heeft, doet ook gij evenzo. Bekleedt u bij al deze dingen echter met liefde, want ze is een volmaakte band van eenheid” (Kolossenzen 3:13, 14). Liefde, zachtaardigheid en andere goddelijke hoedanigheden maken het voor Jehovah’s Getuigen mogelijk ’in eenheid te zamen te wonen’. — Psalm 133:1-3.
Zachtaardige herders nodig
4. Uit welke hoedanigheden bestaat het weefsel van het figuurlijke kleed dat ware christenen dragen?
4 Ware christenen streven ernaar ’hun lichaamsleden te doden ten aanzien van hoererij, onreinheid, seksuele begeerte, schadelijke verlangens en begerigheid’, en zij werken eraan elk oud gewaad weg te doen dat een weefsel bevat van gramschap, toorn, slechtheid, schimpend gepraat en ontuchtige taal (Kolossenzen 3:5-11). Zij leggen „de oude persoonlijkheid” (letterlijk „de oude mens”) af en doen „de nieuwe persoonlijkheid” (of „de nieuwe mens”) aan die wel passende kledij vormt (Efeziërs 4:22-24, Kingdom Interlinear). Hun nieuwe gewaad, vervaardigd uit het weefsel van mededogen, goedheid, ootmoedigheid des geestes, zachtaardigheid en lankmoedigheid, helpt hen problemen op te lossen en een godvruchtig leven te leiden. — Mattheüs 5:9; 18:33; Lukas 6:36; Filippenzen 4:2, 3.
5. Welk aspect van het functioneren van de christelijke gemeente maakt het zo plezierig er een deel van te zijn?
5 Mensen die men in deze wereld als succesvol beschouwt, zijn vaak hard, zelfs wreed (Spreuken 29:22). Hoe verkwikkend anders is de situatie onder Jehovah’s volk! De christelijke gemeente functioneert niet zoals sommige mannen een bedrijf ’runnen’ — op een efficiënte maar harde manier die mensen ongelukkig maakt. In plaats daarvan is het een vreugde om deel uit te maken van de gemeente. Eén oorzaak daarvan is dat zachtaardigheid een facet is van de wijsheid die aan de dag wordt gelegd door christenen in het algemeen en speciaal door mannen die ervoor in aanmerking komen hun medegelovigen te onderwijzen. Ja, vreugde spruit voort uit onderwijs en raad, gegeven door aangestelde ouderlingen die onderwijzen „met een zachtmoedigheid die bij wijsheid behoort”. — Jakobus 3:13.
6. Waarom moeten christelijke ouderlingen zachtaardig zijn?
6 De geest, of overheersende instelling, van Gods volk vereist dat mannen aan wie opzicht in de gemeente is toevertrouwd, zachtaardig, redelijk en begrijpend zijn (1 Timotheüs 3:1-3). Jehovah’s dienstknechten zijn als makke schapen, niet als weerspannige bokken, koppige muildieren of verslindende wolven (Psalm 32:9; Lukas 10:3). Omdat zij met schapen te vergelijken zijn, moeten zij met zachtaardigheid en tederheid behandeld worden (Handelingen 20:28, 29). Ja, God verwacht van ouderlingen dat zij zachtaardig, vriendelijk, liefdevol en geduldig zijn jegens zijn schapen. — Ezechiël 34:17-24.
7. Hoe dienen ouderlingen anderen te onderwijzen of de geestelijk zieken te helpen?
7 Als „een slaaf van de Heer” moet een ouderling „vriendelijk zijn jegens allen, bekwaam om te onderwijzen, iemand die zich onder het kwade in bedwang houdt en met zachtaardigheid degenen onderricht die niet gunstig gezind zijn, daar God hun misschien berouw geeft, hetwelk tot een nauwkeurige kennis van de waarheid leidt” (2 Timotheüs 2:24, 25). Christelijke herders dienen tedere consideratie te betonen wanneer zij de geestelijk zieken proberen te helpen, want de schapen behoren God toe. Ouderlingen moeten hen niet behandelen zoals een loonarbeider zou doen, maar moeten zachtaardig zijn, zoals de Voortreffelijke Herder, Jezus Christus. — Johannes 10:11-13.
8. Wat overkwam de zachtaardige Mozes, en waardoor?
8 Een ouderling kan het soms moeilijk vinden een zachtaardige geest te bewaren. „Mozes was verreweg de zachtmoedigste van alle mensen die op de oppervlakte van de aardbodem waren” (Numeri 12:3). Toen de Israëlieten echter bij Kades met een tekort aan water werden geconfronteerd, maakten zij ruzie met Mozes en verweten hem hen uit Egypte naar een barre wildernis gebracht te hebben. Ondanks alles wat Mozes zachtmoedig had verduurd, sprak hij onbezonnen en hard. Hij en Aäron stonden voor het volk en richtten de aandacht op zichzelf, waarbij Mozes zei: „Hoort nu, gij weerspannigen! Zullen wij uit deze steile rots water voor u te voorschijn doen komen?” Mozes sloeg toen tweemaal met zijn staf op de steile rots, en God deed er voor het volk en hun dieren „veel water” uit komen. Jehovah was misnoegd, want Mozes en Aäron hadden Hem niet geheiligd, en daarom ontving Mozes niet het voorrecht de Israëlieten het Beloofde Land binnen te leiden. — Numeri 20:1-13; Deuteronomium 32:50-52; Psalm 106:32, 33.
9. Hoe kan de zachtaardigheid van een ouderling op de proef gesteld worden?
9 De zachtaardigheid van een christelijke ouderling kan ook op verscheidene manieren beproefd worden. Paulus waarschuwde Timotheüs er bijvoorbeeld voor dat hij te maken kon krijgen met iemand die „opgeblazen van trots” was en „geestelijk ziek in verband met twistvragen en debatten over woorden”. Paulus voegde eraan toe: „Uit die dingen komen voort: afgunst, twist, schimpend gepraat, boze vermoedens, heftige twistgesprekken over kleinigheden van de zijde van mensen die verdorven van geest zijn en beroofd van de waarheid.” De opziener Timotheüs moest niet met hardheid optreden maar ’deze dingen ontvlieden’ en hij moest ’streven naar rechtvaardigheid, godvruchtige toewijding, geloof, liefde, volharding, zachtaardigheid’. — 1 Timotheüs 6:4, 5, 11.
10. Waaraan moest Titus de gemeenten herinneren?
10 Hoewel ouderlingen zachtaardig moeten zijn, moeten zij wel pal staan voor wat juist is. Titus was zo, aangezien hij degenen die met gemeenten op Kreta verbonden waren, eraan herinnerde „over niemand nadelig te spreken, niet strijdlustig te zijn, redelijk te zijn en alle zachtaardigheid jegens alle mensen aan de dag te leggen” (Titus 3:1, 2). Om aan te tonen waarom christenen zachtaardig jegens allen dienden te zijn, moest Titus erop wijzen hoe goed en liefdevol Jehovah was geweest. God had gelovigen niet gered vanwege rechtvaardige daden die zij hadden verricht maar overeenkomstig zijn barmhartigheid door bemiddeling van Jezus Christus. Jehovah’s zachtaardigheid en geduld betekenen ook voor ons redding. Net als Titus dienen daarom ook ouderlingen in deze tijd gemeenten eraan te herinneren aan God onderworpen te zijn, Hem nabootsend door anderen zachtaardig te behandelen. — Titus 3:3-7; 2 Petrus 3:9, 15.
Zachtaardigheid leidt de verstandige raadgever
11. Hoe dient volgens Galaten 6:1, 2 raad gegeven te worden?
11 En als een figuurlijk schaap nu een fout heeft begaan? Paulus zei: „Broeders, zelfs al doet iemand een misstap voordat hij zich ervan bewust is, tracht gij, die geestelijke hoedanigheden hebt, zo iemand in een geest van zachtaardigheid weer terecht te brengen, terwijl gij uzelf in het oog houdt, opdat ook gij niet verzocht wordt. Blijft elkaars lasten dragen en vervult aldus de wet van de Christus” (Galaten 6:1, 2). Raad is effectiever als deze gegeven wordt in een geest van zachtaardigheid. Zelfs als ouderlingen iemand raad proberen te geven die boos is, moeten zij zelfbeheersing aan de dag leggen, in het besef dat ’een zachte tong het gebeente kan breken’ (Spreuken 25:15). Iemand die zo hard is als been, kan door iets wat met mildheid gezegd wordt, zacht gemaakt worden en zijn hardheid kan wellicht wegsmelten.
12. Hoe wordt een raadgever door een zachtaardige geest geholpen?
12 Jehovah is een zachtaardige Onderwijzer, en zijn zachtaardige manier van onderwijzen is effectief in de gemeente. Dit is vooral zo wanneer ouderlingen zich genoodzaakt zien raad te geven aan hen die geestelijke hulp nodig hebben. De discipel Jakobus schreef: „Wie is wijs en verstandig onder u? Hij tone uit zijn voortreffelijke gedrag zijn werken met een zachtmoedigheid die bij wijsheid behoort.” Zachtaardigheid komt voort uit respect en dankbaarheid voor „wijsheid van boven”, gepaard aan een bescheiden erkennen van de eigen beperkingen. Een zachtaardige en nederige geest beschermt de raadgever ertegen schadelijke opmerkingen en fouten te maken en maakt zijn raad gemakkelijker te aanvaarden. — Jakobus 3:13, 17.
13. Hoe is „een zachtmoedigheid die bij wijsheid behoort” van invloed op de manier waarop raad wordt gegeven?
13 „Een zachtmoedigheid die bij wijsheid behoort” verhindert dat een raadgever gedachteloos onbehouwen of hard is. Anderzijds mag niet bezorgdheid ten aanzien van een vriendschap of over iemands gunst, een ouderling ertoe brengen dingen te zeggen die bedoeld zijn om iemand te behagen in plaats van zachtaardig maar wel duidelijk raad te geven die gebaseerd is op Gods Woord (Spreuken 24:24-26; 28:23). De raad die Amnon van zijn neef ontving, kwam aan zijn wens tegemoet, maar kostte hem zijn leven (2 Samuël 13:1-19, 28, 29). Ouderlingen in deze tijd moeten derhalve geen bijbelse beginselen afzwakken om iemands geweten te sussen, want zoiets kan zijn leven in gevaar brengen. Net als Paulus mogen ouderlingen zich er niet van weerhouden anderen „al de raad Gods” te vertellen (Handelingen 20:26, 27; 2 Timotheüs 4:1-4). Een rijpe christelijke raadgever legt godvruchtige vrees aan de dag en geeft rechtvaardige raad met een zachtaardigheid die bij wijsheid behoort.
14. Waarom dient een ouderling ervoor op te passen geen beslissingen te nemen die anderen zelf moeten nemen?
14 Zachtaardigheid gepaard aan hemelse wijsheid zal een ouderling ervan terughouden harde eisen te stellen. Hij dient ook te beseffen dat het onverstandig en onjuist is als hij een beslissing neemt die iemand anders zelf moet nemen. Als een ouderling beslissingen nam voor anderen, zou hij verantwoordelijk zijn voor wat eruit voortvloeit, en hij zou medeschuldig zijn aan een eventuele slechte uitkomst. Een ouderling kan de aandacht vestigen op wat de bijbel zegt, maar als er ten aanzien van een kwestie geen schriftuurlijke wet bestaat, moeten iemands eigen oordeel en geweten bepalen wat hij wel of niet gaat doen. Paulus zei erover: „Een ieder zal zijn eigen vracht dragen” (Galaten 6:5; Romeinen 14:12). Degene die inlichtingen inwint, kan echter geholpen worden om tot een goede beslissing te komen als de ouderling vragen stelt die hem helpen te redeneren over de teksten die verband houden met de keuzemogelijkheden die hij heeft.
15. Wat moet er gedaan worden als een ouderling een vraag niet weet te beantwoorden?
15 Als een ouderling een vraag niet weet te beantwoorden, moet hij niet toch maar wat zeggen om zijn gezicht niet te verliezen. Zachtmoedigheid die bij wijsheid behoort, moet hem ervan weerhouden te gissen en misschien een verkeerd antwoord te geven dat later moeilijkheden kan veroorzaken. Er is „een tijd om zich stil te houden en een tijd om te spreken” (Prediker 3:7; vergelijk Spreuken 21:23). Een ouderling zou alleen moeten „spreken” wanneer hij het antwoord op een vraag kent of voldoende nazoekwerk heeft gedaan om een nauwkeurig antwoord te geven. Het is verstandig om speculatieve vragen onbeantwoord te laten. — Spreuken 12:8; 17:27; 1 Timotheüs 1:3-7; 2 Timotheüs 2:14.
De waarde van een veelheid van raadgevers
16, 17. Waarom is het passend als ouderlingen elkaar raadplegen?
16 Gebed en studie zullen ouderlingen helpen vragen te beantwoorden en moeilijke problemen te behandelen, maar er mag niet vergeten worden dat ’in de veelheid van raadgevers iets tot stand komt’ (Spreuken 15:22). Andere ouderlingen raadplegen leidt tot een waardevolle samenvoeging van wijsheid (Spreuken 13:20). Niet alle ouderlingen hebben een gelijke mate van ervaring of bijbelkennis. Zachtmoedigheid die bij wijsheid behoort, zou een minder ervaren ouderling er dus toe moeten brengen ouderlingen te raadplegen die grotere kennis en meer ervaring hebben, vooral wanneer het om het behandelen van een ernstige kwestie gaat.
17 Wanneer ouderlingen worden uitgekozen om een ernstige zaak te behandelen, kunnen zij nog steeds vertrouwelijk hulp zoeken. Om hem bij het rechtspreken over de Israëlieten te helpen koos Mozes assistenten uit, ’bekwame mannen, die God vreesden, betrouwbare mannen, die onrechtvaardige winst haatten’. Hoewel zij ouderlingen waren, hadden zij niet zoveel kennis en ervaring als Mozes. Vandaar dat zij ’een moeilijke zaak telkens voor Mozes brachten, maar elke kleine zaak behandelden zij dan zelf als rechters’ (Exodus 18:13-27). Zo nodig kunnen ouderlingen die nu een moeilijke zaak te behandelen hebben, dus zonder dat dat onjuist is, de hulp inroepen van ervaren opzieners, ofschoon zij zelf de uiteindelijke beslissing nemen.
18. Wat zijn bij de behandeling van rechterlijke aangelegenheden de bepalende factoren die ervoor zorgen dat er juiste beslissingen worden genomen?
18 De joodse misjna zegt dat het in Israël van de ernst van de zaak afhing hoeveel leden een plaatselijke rechtbank telde. Er schuilt werkelijk waarde in de veelheid van raadgevers, hoewel aantallen op zich nog geen garantie vormen voor een juiste beslissing, want een meerderheid kan ongelijk hebben (Exodus 23:2). De beslissende factoren die ervoor zullen zorgen dat er juiste beslissingen worden genomen, zijn de Schrift en Gods geest. Wijsheid en zachtaardigheid zullen christenen ertoe bewegen zich daaraan te onderwerpen.
Getuigenis geven met zachtaardigheid
19. Hoe helpt zachtaardigheid Jehovah’s volk als zij anderen getuigenis geven?
19 Zachtaardigheid helpt Jehovah’s dienstknechten ook getuigenis te geven aan mensen van allerlei geaardheid (1 Korinthiërs 9:22, 23). Omdat Jezus met zachtaardigheid onderwees, koesterden nederige mensen geen vrees voor hem, zoals zij de hardvochtige religieuze leiders vreesden (Mattheüs 9:36). Natuurlijk trok zijn zachtaardige manier van doen „schapen” aan, geen goddeloze „bokken” (Mattheüs 25:31-46; Johannes 3:16-21). Hoewel Jezus krachtige taal gebruikte als hij het over de schijnheiligheid van met bokken te vergelijken personen had, moeten Jehovah’s Getuigen zachtaardig zijn wanneer zij in deze tijd Gods oordeelsboodschappen aankondigen omdat zij niet over een zelfde inzicht en autoriteit beschikken als Jezus had (Mattheüs 23:13-36). Terwijl zij de Koninkrijksboodschap met zachtaardigheid horen prediken, ’worden zij die de juiste gezindheid voor het eeuwige leven bezitten, gelovigen’, net als de met schapen te vergelijken personen die Jezus hoorden. — Handelingen 13:48.
20. Hoe heeft een bijbelstudent er voordeel van als hij met zachtaardigheid wordt onderwezen?
20 Er worden goede resultaten behaald door met zachtaardigheid getuigenis te geven en anderen te onderrichten en door een beroep op hen te doen op basis van logica, bijbelse beginselen en waarheid. „Heiligt de Christus als Heer in uw hart,” schreef Petrus, „altijd gereed u te verdedigen voor een ieder die van u een reden verlangt voor de hoop die in u is, maar doet dit met zachtaardigheid en diepe achting” (1 Petrus 3:15). Een leerling die op een zachtaardige wijze wordt onderwezen, kan zich concentreren op het materiaal zonder afgeleid of misschien zelfs tot struikelen gebracht te worden door een harde, bijna ruzieachtige manier van argumenteren. Net als Paulus kunnen bedienaren die met zachtaardigheid onderwijzen, zeggen: „In geen enkel opzicht geven wij enige aanleiding tot struikelen, opdat er geen aanmerkingen op onze bediening gemaakt kunnen worden” (2 Korinthiërs 6:3). Zelfs tegenstanders reageren soms gunstig op degenen die met zachtaardigheid onderwijzen.
Zachtaardigheid een vereiste voor allen
21, 22. Hoe hebben alle leden van Jehovah’s volk baat bij zachtaardigheid?
21 Christelijke zachtaardigheid moet niet alleen maar voorgewend worden om degenen buiten Jehovah’s organisatie te imponeren. Deze hoedanigheid is ook van groot belang in de relaties onder Gods volk (Kolossenzen 3:12-14; 1 Petrus 4:8). Gemeenten worden geestelijk opgebouwd wanneer zachtaardige ouderlingen en dienaren in de bediening harmonieus samenwerken. Zachtaardigheid en andere goddelijke hoedanigheden aan de dag leggen is belangrijk voor iedereen onder Jehovah’s volk omdat er „één wet” is voor allen. — Exodus 12:49; Leviticus 24:22.
22 Zachtaardigheid draagt bij tot de vrede en het geluk van Gods volk. Ze moet derhalve deel uitmaken van het weefsel van hoedanigheden waaruit het gewaad is gevormd dat alle christenen thuis, in de gemeente en elders dragen. Ja, alle dienstknechten van Jehovah dienen bekleed te zijn met zachtaardigheid.
Wat zou u antwoorden?
◻ Waarom moeten christelijke ouderlingen zachtaardig zijn?
◻ Hoe laat de verstandige raadgever zich leiden door zachtaardigheid?
◻ Wat is de waarde van een veelheid van raadgevers?
◻ Waarom is het heilzaam om met zachtaardigheid getuigenis te geven?
[Illustratie op blz. 17]
Jehovah’s volk bestaat uit met schapen te vergelijken personen en moet derhalve met zachtaardigheid behandeld worden
[Verantwoording]
Garo Nalbandian
[Illustratie op blz. 19]
Zachtaardigheid stelt Jehovah’s volk in staat mensen van allerlei geaardheid getuigenis te geven