De zegeningen van het goede nieuws
’Jehovah heeft mij gezalfd om de zachtmoedigen goed nieuws te vertellen. Hij heeft mij gezonden om de gebrokenen van hart te verbinden, om alle treurenden te troosten.’ — JESAJA 61:1, 2.
1, 2. (a) Wie onthulde Jezus dat hij was, en hoe? (b) Welke zegeningen heeft het door Jezus bekendgemaakte goede nieuws afgeworpen?
OP EEN sabbatdag vroeg in zijn bediening bevond Jezus zich in de synagoge in Nazareth. Volgens het verslag „werd hem de boekrol van de profeet Jesaja aangereikt, en hij opende de boekrol en vond de plaats waar geschreven stond: ’Jehovah’s geest is op mij, omdat hij mij heeft gezalfd om . . . goed nieuws bekend te maken.’” Jezus las vervolgens nog meer van de profetische passage. Toen ging hij zitten en zei: „Heden is deze schriftplaats die gij zojuist hebt gehoord, vervuld.” — Lukas 4:16-21.
2 Aldus identificeerde Jezus zichzelf als de voorzegde evangelieprediker, de bekendmaker van goed nieuws en de brenger van vertroosting (Mattheüs 4:23). En wat een goed nieuws had Jezus te vertellen! Hij verwittigde zijn toehoorders: „Ik ben het licht der wereld. Wie mij volgt, zal geenszins in duisternis wandelen, maar zal het licht des levens bezitten” (Johannes 8:12). Hij zei ook: „Indien gij in mijn woord blijft, zijt gij werkelijk mijn discipelen, en gij zult de waarheid kennen en de waarheid zal u vrijmaken” (Johannes 8:31, 32). Ja, Jezus had „woorden van eeuwig leven” (Johannes 6:68, 69). Licht, leven, vrijheid — dit zijn beslist zegeningen die kostbaar geacht moeten worden!
3. Welk goede nieuws predikten Jezus’ discipelen?
3 Na Pinksteren 33 G.T. zetten de discipelen Jezus’ evangelisatiewerk voort. Zij predikten het „goede nieuws van het koninkrijk” zowel tot de Israëlieten als tot mensen der natiën (Mattheüs 24:14; Handelingen 15:7; Romeinen 1:16). Degenen die gunstig reageerden, leerden Jehovah God kennen. Zij werden uit religieuze slavernij bevrijd en gingen deel uitmaken van de nieuwe geestelijke natie, „het Israël Gods”, waarvan de leden het vooruitzicht hebben om voor eeuwig in de hemel met hun Heer, Jezus Christus, te regeren (Galaten 5:1; 6:16; Efeziërs 3:5-7; Kolossenzen 1:4, 5; Openbaring 22:5). Dat waren werkelijk rijke zegeningen!
Evangelisatie in deze tijd
4. Op welke manier wordt de opdracht om het goede nieuws te prediken in deze tijd ten uitvoer gebracht?
4 In deze tijd blijven gezalfde christenen, gesteund door een in aantal toenemende „grote schare” „andere schapen”, de profetische opdracht vervullen die aanvankelijk aan Jezus werd gegeven (Openbaring 7:9; Johannes 10:16). Dientengevolge wordt het goede nieuws op ongekende schaal gepredikt. In 235 landen en gebieden zijn Jehovah’s Getuigen er op uit getrokken „om de zachtmoedigen goed nieuws te vertellen . . ., om de gebrokenen van hart te verbinden, om vrijheid uit te roepen tot de gevangengenomenen en het wijde openen van de ogen zelfs tot de gevangenen; om uit te roepen het jaar van goede wil van de zijde van Jehovah en de dag der wraak van de zijde van onze God; om alle treurenden te troosten” (Jesaja 61:1, 2). Derhalve blijft het christelijke evangelisatiewerk voor velen zegeningen afwerpen en echte vertroosting bieden aan „hen die in enigerlei verdrukking zijn”. — 2 Korinthiërs 1:3, 4.
5. Hoe verschillen Jehovah’s Getuigen van de kerken van de christenheid met betrekking tot de prediking van het goede nieuws?
5 Het is waar dat de kerken van de christenheid verscheidene evangelisatiemethoden bevorderen. Vele zenden zendelingen uit om proselieten in andere landen te maken. Zo brengt The Orthodox Christian Mission Center Magazine verslag uit over de activiteit die orthodoxe zendelingen op Madagaskar, in zuidelijk Afrika, Tanzania en Zimbabwe ontplooien. Maar in de Orthodoxe Kerk, alsook in andere kerken van de christenheid, hebben de meeste leden geen aandeel aan dit werk. In tegenstelling daarmee doen alle opgedragen Getuigen van Jehovah moeite om aan het evangelisatiewerk deel te nemen. Zij beseffen dat de verkondiging van het goede nieuws een bewijs is van de echtheid van hun geloof. Paulus zei: „Met het hart oefent men geloof tot rechtvaardigheid, maar met de mond doet men een openbare bekendmaking tot redding.” Geloof dat iemand niet tot actie beweegt, is in feite dood. — Romeinen 10:10; Jakobus 2:17.
Goed nieuws dat eeuwige zegeningen afwerpt
6. Welk goede nieuws wordt in deze tijd gepredikt?
6 Jehovah’s Getuigen prediken het allerbeste goede nieuws. Zij slaan hun bijbels open en laten ontvankelijke mensen zien dat Jezus zijn leven heeft geofferd om de mensheid een manier te verschaffen waarop zij tot God kunnen naderen, vergeving van zonden kunnen ontvangen en de hoop op eeuwig leven kunnen verkrijgen (Johannes 3:16; 2 Korinthiërs 5:18, 19). Zij maken bekend dat Gods koninkrijk onder de gezalfde Koning, Jezus Christus, in de hemel is opgericht en dat het binnenkort goddeloosheid van de aarde zal verwijderen en toezicht zal houden op het herstel van het paradijs (Openbaring 11:15; 21:3, 4). Als een vervulling van Jesaja’s profetie stellen zij hun naasten ervan in kennis dat het thans „het jaar van goede wil van de zijde van Jehovah” is, nu de mensheid nog steeds gunstig op het goede nieuws kan reageren. Ook waarschuwen zij dat „de dag der wraak van de zijde van onze God” binnenkort zal komen wanneer Jehovah een eind zal maken aan onberouwvolle kwaaddoeners. — Psalm 37:9-11.
7. Uit welke ervaring blijkt de eenheid van Jehovah’s Getuigen, en waarom verheugen zij zich in die eenheid?
7 In een door tragedies en rampen getroffen wereld is dit het enige goede nieuws met eeuwige zegeningen. Degenen die het aanvaarden, gaan deel uitmaken van een verenigde, wereldwijde broederschap van christenen die zich niet door nationale, tribale of economische verschillen laten verdelen. Zij hebben ’zich bekleed met liefde, want ze is een volmaakte band van eenheid’ (Kolossenzen 3:14; Johannes 15:12). Dit bleek vorig jaar in een zeker Afrikaans land. Op een morgen werd de hoofdstad door geweervuur uit de slaap opgeschrikt. Er werd een poging tot een staatsgreep ondernomen. Toen de gebeurtenissen een etnische wending namen, werd een Getuige-gezin bekritiseerd omdat zij mede-Getuigen van een andere etnische groep onderdak verleenden. Het gezin antwoordde: „Wij hebben alleen Getuigen van Jehovah in ons huis.” Voor hen waren etnische verschillen niet belangrijk; christelijke liefde — troost schenken aan degenen in nood — was dat wel. Een familielid dat geen Getuige is, zei: „Leden van alle religies hebben hun medegelovigen verraden. Alleen Jehovah’s Getuigen niet.” Uit veel soortgelijke incidenten in door burgerlijke ongeregeldheden verscheurde landen blijkt dat Jehovah’s Getuigen werkelijk „liefde voor de gehele gemeenschap van broeders [hebben]”. — 1 Petrus 2:17.
Het goede nieuws verandert mensen
8, 9. (a) Welke veranderingen brengen degenen die het goede nieuws aanvaarden aan? (b) Welke ervaringen illustreren de kracht van het goede nieuws?
8 Het goede nieuws houdt verband met wat Paulus „het tegenwoordige en het toekomende leven” noemde (1 Timotheüs 4:8). Het biedt niet alleen een schitterende, zekere hoop voor de toekomst, maar brengt ook veranderingen ten goede in ’het tegenwoordige leven’ teweeg. Als afzonderlijke personen worden Jehovah’s Getuigen door Gods Woord, de bijbel, geleid om hun leven in overeenstemming met Gods wil te brengen (Psalm 119:101). Hun eigen persoonlijkheid wordt nieuw gemaakt naarmate zij hoedanigheden als rechtvaardigheid en loyaliteit aankweken. — Efeziërs 4:24.
9 Beschouw eens het voorbeeld van Franco. Hij had er moeite mee zijn toorn in bedwang te houden. Wanneer er iets verkeerd ging, kreeg hij een gewelddadige woedeaanval en smeet hij dingen kapot. Zijn vrouw bestudeerde de bijbel met Jehovah’s Getuigen, en door hun christelijke voorbeeld werd Franco geleidelijk geholpen in te zien dat hij moest veranderen. Hij bestudeerde de bijbel met hen en was uiteindelijk in staat de vruchten van de heilige geest vrede en zelfbeheersing aan den dag te leggen (Galaten 5:22, 23). Hij was een van de 492 personen die in het dienstjaar 2001 in België werden gedoopt. Beschouw ook eens Alejandro. Die jonge man raakte zo aan drugs verslaafd dat hij zich ertoe verlaagde op een vuilnisbelt te wonen en bijeen te scharrelen wat hij maar kon vinden om zijn drugsverslaving te bekostigen. Toen hij 22 jaar was, nodigden Jehovah’s Getuigen Alejandro uit de bijbel te bestuderen, en hij stemde daarin toe. Hij las de bijbel elke dag en bezocht christelijke vergaderingen. Hij bracht zijn leven zo vlug in het reine dat hij in nog geen zes maanden in staat was deel te nemen aan het evangelisatiewerk — een van de 10.115 personen die er vorig jaar in Panama een aandeel aan hadden.
Het goede nieuws — Een zegen voor de zachtmoedigen
10. Wie reageren gunstig op het goede nieuws, en hoe verandert hun kijk?
10 Jesaja profeteerde dat het goede nieuws tot de zachtmoedigen gepredikt zou worden. Wie zijn deze zachtmoedigen? Het zijn degenen die in het boek Handelingen worden beschreven als personen ’die de juiste gezindheid voor het eeuwige leven bezitten’ (Handelingen 13:48). Het zijn nederige mensen in alle klassen van de samenleving die hun hart openstellen voor de waarheidsboodschap. Zulke personen komen te weten dat het doen van Gods wil veel rijkere zegeningen zal afwerpen dan alles wat de ongodsdienstige wereld te bieden heeft (1 Johannes 2:15-17). Maar hoe bereiken Jehovah’s Getuigen harten in hun evangelisatiewerk?
11. Hoe dient volgens Paulus het goede nieuws gepredikt te worden?
11 Welnu, beschouw eens het voorbeeld van de apostel Paulus, die aan de Korinthiërs schreef: ’Broeders, ik ben, toen ik tot u kwam, niet met een overdaad van woorden of van wijsheid gekomen om het heilige geheim van God aan u bekend te maken. Want ik had besloten niets anders onder u te weten dan Jezus Christus, en wel de aan een paal gehangene’ (1 Korinthiërs 2:1, 2). Paulus probeerde niet met zijn geleerdheid indruk op zijn toehoorders te maken. Hij onderwees niets dan door God gestaafde feiten, feiten die thans in de bijbel opgetekend staan. Merk ook de aanmoediging op die Paulus aan zijn mede-evangelieprediker Timotheüs gaf: „Predik het woord, houd u er als met een dringende zaak mee bezig” (2 Timotheüs 4:2). Timotheüs moest „het woord”, Gods boodschap, prediken. Ook schreef Paulus aan Timotheüs: „Doe uw uiterste best om u goedgekeurd aan God aan te bieden, als een werkman die zich nergens over behoeft te schamen, die het woord der waarheid juist hanteert.” — 2 Timotheüs 2:15.
12. Hoe slaan Jehovah’s Getuigen in deze tijd acht op Paulus’ woorden en voorbeeld?
12 Jehovah’s Getuigen slaan acht op Paulus’ voorbeeld, alsook op zijn woorden aan Timotheüs. Zij erkennen de kracht van Gods Woord en maken er een goed gebruik van als zij hun naasten gepaste woorden van hoop en troost willen laten lezen (Psalm 119:52; 2 Timotheüs 3:16, 17; Hebreeën 4:12). Zeker, zij maken een goed gebruik van bijbelse lectuur, zodat geïnteresseerden in alle rust meer bijbelkennis in zich kunnen opnemen. Maar zij proberen altijd mensen schriftplaatsen te laten lezen. Zij weten dat Gods geïnspireerde Woord het hart van nederigen zal motiveren. En wanneer zij het op deze manier gebruiken, zal ook hun eigen geloof worden gesterkt.
’Troost alle treurenden’
13. Welke gebeurtenissen in het jaar 2001 gaven aanleiding tot een wijdverbreide behoefte om treurenden te troosten?
13 Het jaar 2001 heeft zijn portie rampspoeden gehad en als gevolg daarvan hadden veel mensen behoefte aan troost. Afgelopen september beleefden de Verenigde Staten een in het oog springend voorbeeld daarvan met terroristische aanslagen op het World Trade Center in New York en het Pentagon bij Washington D.C. Wat een schok vormden die aanslagen voor het hele land! In weerwil van zulke gebeurtenissen streven Jehovah’s Getuigen ernaar hun opdracht te vervullen om ’alle treurenden troost te bieden’. Een paar ervaringen zullen illustreren hoe zij dit doen.
14, 15. Hoe waren Getuigen bij twee verschillende gelegenheden in staat schriftplaatsen doeltreffend te gebruiken om treurenden te troosten?
14 Een Getuige, een volletijdevangeliste, benaderde een dame op het trottoir en vroeg wat zij over de recente terroristische aanslagen dacht. De dame begon te huilen. Zij vertelde dat zij zich ongelukkig voelde en wenste dat zij op de een of andere wijze hulp kon bieden. De Getuige vertelde haar dat God heel veel belangstelling voor ons allen heeft, en zij las Jesaja 61:1, 2 voor. Deze door God geïnspireerde woorden klonken de dame, die zei dat iedereen treurde, redelijk in de oren. Zij nam een traktaat aan en vroeg de Getuige haar thuis op te zoeken.
15 Twee Getuigen die aan het evangelisatiewerk deelnamen, ontmoetten een man die in zijn schuur aan het werk was. Met het oog op de tragedie bij het World Trade Center boden zij hem aan een paar woorden van troost uit de Schrift voor te lezen. Toen hij daarin toestemde, lazen zij 2 Korinthiërs 1:3-7 voor, waar onder andere staat: „Vertroosting [is] . . . overvloedig door bemiddeling van de Christus.” De man was dankbaar dat de Getuigen iets vertroostends met hun medemensen deelden en zei: „Moge God het schitterende werk dat u doet, zegenen.”
16, 17. Welke twee ervaringen illustreren de kracht van de bijbel om hulp te bieden aan afzonderlijke personen die door tragedies bedroefd of verontrust zijn?
16 Een Getuige die nabezoeken bracht bij geïnteresseerden, ontmoette de zoon van een vrouw die voordien belangstelling had getoond en zette uiteen dat hij zich er zorgen over maakte hoe zijn medemensen het maakten na de recente tragedie. De man was verbaasd dat de Getuige er in zijn eigen tijd op uit was gegaan om mensen te bezoeken en te zien hoe zij eraan toe waren. Hij zei dat hij tamelijk dicht bij het World Trade Center werkte toen de aanslag plaatsvond, en had gezien hoe de hele gebeurtenis zich had voorgedaan. Toen hij vroeg waarom God lijden toelaat, las de Getuige hem bijbelverzen voor, met inbegrip van Psalm 37:39, waar staat: „De redding der rechtvaardigen is van Jehovah afkomstig; hij is hun vesting in tijd van nood.” De man vroeg de Getuige vriendelijk hoe de Getuige en zijn gezin het maakten, nodigde hem uit terug te komen en bracht zijn oprechte waardering voor het bezoek tot uitdrukking.
17 Nog een van de duizenden treurenden die door Jehovah’s Getuigen in de dagen na de terroristische aanslagen werden vertroost, was een dame die de Getuigen ontmoetten terwijl zij hun medemensen opzochten. Zij was vreselijk van streek door wat er was gebeurd en luisterde toen zij Psalm 72:12-14 voorlazen: „Hij zal de arme die om hulp schreeuwt, bevrijden, ook de ellendige en al wie geen helper heeft. Hij zal deernis hebben met de geringe en de arme, en de zielen van de armen zal hij redden. Van onderdrukking en van geweld zal hij hun ziel verlossen, en hun bloed zal kostbaar zijn in zijn ogen.” Hoe betekenisvol waren die woorden! De dame vroeg de Getuigen de verzen nog eens voor te lezen en nodigde hen binnen om het gesprek voort te zetten. Tegen het einde van het gesprek werd er een bijbelstudie begonnen.
18. Hoe hielp een Getuige zijn naasten toen hij werd uitgenodigd ten behoeve van hen te bidden?
18 Een Getuige werkt in een restaurant in een tamelijk welvarende gemeenschap waar mensen voorheen niet veel belangstelling voor het goede nieuws van het Koninkrijk hadden getoond. Na de terroristische aanslagen scheen de gemeenschap geschokt te zijn. Op de vrijdagavond na de aanslag vroeg de manager van het restaurant iedereen naar buiten te gaan en kaarsen in de hand te houden waardoor een ogenblik van rustige bezinning ter nagedachtenis van de slachtoffers in acht genomen kon worden. Hun gevoelens respecterend, ging de Getuige naar buiten en stond rustig op het trottoir. De manager wist dat hij een prediker van Jehovah’s Getuigen was, dus vroeg zij hem na de periode van bezinning om iedereen voor te gaan in gebed. De Getuige stemde hierin toe. In zijn gebed noemde hij de wijdverbreide rouw maar zei dat de rouwenden niet hoefden te treuren zonder hoop. Hij sprak over de tijd dat zulke verschrikkelijke gebeurtenissen niet meer zouden plaatsvinden en zei dat allen door middel van nauwkeurige kennis van de bijbel tot de God van vertroosting konden naderen. Nadat het „Amen” was gezegd, kwam de manager — gevolgd door de meer dan zestig mensen buiten het restaurant — op de Getuige toe, bedankte hem en omhelsde hem, terwijl ze zei dat het gebed het mooiste was dat zij ooit had gehoord.
Een zegen voor de gemeenschap
19. Welke ervaring toont aan dat sommigen de hoge maatstaven van Jehovah’s Getuigen onderschrijven?
19 Vooral in deze dagen trekken gemeenschappen waar Jehovah’s Getuigen actief werkzaam zijn profijt van hun aanwezigheid — zoals velen hebben opgemerkt. Hoe zou een volk dat vrede, eerlijkheid en een reine moraal voorstaat geen kracht ten goede kunnen zijn? In een Centraal-Aziatisch land ontmoetten Getuigen een gepensioneerde functionaris van de voormalige staatsveiligheidsdienst. Hij zei dat hij ooit was aangesteld om verschillende religieuze organisaties te onderzoeken. Toen hij Jehovah’s Getuigen aan een onderzoek onderwierp, was hij verbaasd over hun eerlijkheid en goede gedrag. Hij bewonderde hun vaste geloof en het feit dat hun leringen op de Schrift gebaseerd zijn. Deze man stemde in met een bijbelstudie.
20. (a) Wat laat de door Jehovah’s Getuigen gerapporteerde activiteit gedurende het afgelopen jaar zien? (b) Waardoor wordt aangetoond dat er nog veel meer werk te doen is, en hoe bezien wij ons voorrecht om te evangeliseren?
20 Uit de enkele ervaringen in dit artikel, uit de duizenden die verhaald zouden kunnen worden, blijkt duidelijk dat Jehovah’s Getuigen in het dienstjaar 2001 heel druk bezig zijn geweest.a Zij spraken met miljoenen mensen, zij troostten velen die treurden, en hun evangelisatiewerk werd gezegend. Er waren 263.431 personen die hun opdracht aan God symboliseerden door zich te laten dopen. Wereldwijd steeg het aantal evangeliepredikers met 1,7 procent. En het feit dat 15.374.986 personen de jaarlijkse Gedachtenisviering van Jezus’ dood bijwoonden, geeft te kennen dat er nog veel meer werk te doen is (1 Korinthiërs 11:23-26). Mogen wij ermee voortgaan te zoeken naar zachtmoedige mensen die gunstig op het goede nieuws reageren. En mogen wij, zolang Jehovah’s jaar van goede wil voortduurt, „de gebrokenen van hart” blijven vertroosten. Wat een gezegend voorrecht hebben wij! Wij allen stemmen beslist in met Jesaja’s woorden: „Zonder mankeren zal ik mij uitbundig verheugen in Jehovah. Mijn ziel zal blij zijn in mijn God” (Jesaja 61:10). Moge God ons blijven gebruiken terwijl hij de volgende profetische woorden in vervulling doet gaan: „De Soevereine Heer Jehovah [zal] rechtvaardigheid en lof doen uitspruiten ten aanschouwen van alle natiën.” — Jesaja 61:11.
[Voetnoot]
a De tabel op bladzijde 19 tot en met 22 bevat het bericht van de activiteit van Jehovah’s Getuigen in het dienstjaar 2001.
Kunt u zich dit herinneren?
• Hoe werden de zachtmoedigen gezegend door het goede nieuws dat Jezus predikte?
• Welke zegeningen wierp het af voor degenen die gunstig reageerden op het evangelisatiewerk dat Jezus’ eerste-eeuwse discipelen verrichtten?
• Hoe zijn personen die in deze tijd gunstig hebben gereageerd door het goede nieuws gezegend?
• Hoe bezien wij het voorrecht dat wij hebben om evangeliepredikers te zijn?
[Tabel op blz. 19-22]
BERICHT OVER HET DIENSTJAAR 2001 VAN JEHOVAH’S GETUIGEN OVER DE HELE WERELD
(Zie ingebonden jaargang)
[Illustraties op blz. 15]
Jehovah’s Getuigen denken altijd aan hun verantwoordelijkheid om te evangeliseren
[Illustraties op blz. 17]
Degenen die gunstig op het goede nieuws reageren, gaan deel uitmaken van een verenigde, wereldwijde broederschap