DIMON

(Di̱mon).

Een plaats die in Jesaja’s formele uitspraak over de ondergang van Moab genoemd wordt; het bloedbad dat onder de Moabieten wordt aangericht, bewerkt dat de wateren van Dimon „vol bloed” worden. — Jes 15:9.

Volgens sommige commentators is Dimon een andere vorm van Dibon (genoemd in vers 2 van de profetie), waarbij Dimon wordt gebruikt om een alliteratie of klankspeling met het Hebreeuwse woord voor „bloed” (dam) tot stand te brengen, dus „Dimon . . . vol dam”. Deze zienswijze wordt ondersteund door het feit dat in de Dode-Zeerollen hier in vers 9 „Dibon” in plaats van „Dimon” staat, alsook door Hiëronymus’ verklaring dat in zijn tijd (ca. 347–420 G.T.) beide namen door elkaar werden gebruikt.

Anderen vinden het echter onwaarschijnlijk dat de naam Dibon in de korte formele uitspraak op twee verschillende manieren zou worden weergegeven, en zij merken ook op dat geen enkele andere plaats in de formele uitspraak tweemaal vermeld wordt. Verder wijzen zij erop dat Dibon niet bij grote „wateren” lag en dat de plaats zich op een behoorlijke afstand van de dichtstbijzijnde wadi, de Arnon, bevond. Zij opperen daarom dat Dimon misschien een door afschrijvers aangebrachte verandering is van Madmen, dat door Jeremia in zijn oordeelsboodschap tegen Moab wordt genoemd (Jer 48:2) en gewoonlijk geïdentificeerd wordt met Dimna, dat ongeveer 4 km ten WNW van Rabbath-Moab is gelegen op een hoogte van waar uit men de wateren van de ʽAin el-Megheisil in het ZO kan overzien.

Beide zienswijzen berusten op gissingen, maar voor de laatste identificatie pleit dat de plaats in de omgeving van wateren ligt, hetgeen in het licht van de context noodzakelijk schijnt te zijn.