In de bijbel worden gewassen, zoals bomen, vaak als illustratie gebruikt. Soms is dit gebaseerd op het feit dat wanneer een zaadje ontkiemt en groeit, de wortels zich eerder ontwikkelen dan de takken, de twijgen en de vruchten, die gevoed worden door de wortels. In Jesaja 37:31 staat bijvoorbeeld: „Wie er van het huis van Juda ontkomen, wie er overblijven, zullen stellig wortel schieten naar beneden en vrucht voortbrengen naar boven.” — Job 14:8, 9; Jesaja 14:29.

Het woordgebruik in Jesaja 37:31 en Maleachi 4:1 is gebaseerd op het feit dat de grote takken (en de vruchten aan de kleinere takken) hun leven ontlenen aan de wortel.