SINIM, LAND VAN
(Si̱nim).
Een land waaruit, zoals was voorzegd, de verstrooide Israëlieten zouden komen wanneer de tijd was aangebroken om in hun vaderland te wonen en het te herstellen (Jes 49:12). Dat er in hetzelfde vers over het N en het W wordt gesproken, duidt erop dat Sinim ten Z of ten O van het land Israël lag. In plaats van „Sinim” staat in de Griekse Septuaginta „land van de Perzen”, waartoe Elam kan hebben behoord, dat in het Oudakkadisch Si-nim werd genoemd. (Vgl. Jes 11:11.) In de targoems en de Latijnse Vulgaat staat echter „[land] in het zuiden”. Bepaalde geleerden hebben geopperd het met Syene (Ez 30:6) in het uiterste Z van Egypte te identificeren. Maar Sinims ligging is onzeker.