MUSKIET
[Hebr.: qeʹrets].
Een algemene aanduiding voor een grote verscheidenheid van tweevleugelige insekten met een ronde kop en lange, slanke, uit vijf delen bestaande poten. De vrouwtjes zijn toegerust met een sterke steeksnuit, waarmee ze de huid van mens en dier kunnen doorboren om hun bloed op te zuigen. Het Hebreeuwse woord dat met „muskiet” (NW) is weergegeven, komt als zelfstandig naamwoord alleen in Jeremia 46:20 voor, waar het zinnebeeldig wordt gebruikt voor de Babyloniërs onder Nebukadnezar, de vijand die uit het N op Egypte, de „fraaie vaars”, zou afkomen.