Wanneer Ezechiël over de bomen verneemt die langs de rivier zouden groeien, wordt tot hem gezegd: „Hun gebladerte zal niet verwelken noch zal hun vrucht worden verteerd. . . . En hun vrucht moet tot voedsel blijken te zijn en hun gebladerte tot genezing.” Waarom hebben deze bomen zo’n verbazingwekkende productie? Omdat ’het water ervoor uit het heiligdom zelf te voorschijn komt’ (Ezechiël 47:12b). Deze symbolische bomen schaduwen al Gods voorzieningen af voor het herstel van de mensheid tot volmaaktheid op basis van Jezus’ loskoopoffer. In deze tijd neemt het gezalfde overblijfsel op aarde de leiding in het verschaffen van geestelijke voeding en genezing. Nadat de 144.000 allen hun hemelse beloning hebben ontvangen, zullen de voordelen die uit hun priesterlijke dienst als mederegeerders met Christus voortvloeien, zich tot in de toekomst uitstrekken en uiteindelijk leiden tot de volledige overwinning op de Adamitische dood. — Openbaring 5:9, 10; 21:2-4.

17, 18. (a) Hoe wordt in Openbaring 22:1, 2 een levengevende rivier beschreven en wanneer gaat dat visioen voornamelijk in vervulling? (b) Waarom zal de rivier van water des levens in het Paradijs een tijd van grote expansie meemaken?

¹⁷ In feite zal de rivier die Ezechiël zag, dan het meest krachtige water des levens bevatten. Dit is de tijd waarop de profetie in Openbaring 22:1, 2 voornamelijk van toepassing is: „Hij toonde mij een rivier van water des levens, helder als kristal, die vanuit de troon van God en van het Lam stroomde over het midden van haar brede straat. En aan deze en aan gene zijde van de rivier stonden bomen des levens, die twaalf vruchtoogsten voortbrengen, elke maand hun vruchten opleverend. En de bladeren van de bomen waren tot genezing van de natiën.”

¹⁸ Tijdens het Millennium zullen alle kwalen — fysieke, mentale en emotionele — genezen worden. Dit wordt goed afgebeeld door de „genezing van de natiën” door middel van de symbolische bomen. Dankzij de voorzieningen die door Christus en de 144.000 worden verschaft, „[zal] geen inwoner . . . zeggen: ’Ik ben ziek’” (Jesaja 33:24).