De regering die het Paradijs zal brengen
Toen Jezus op aarde was, zei hij tot zijn volgelingen dat zij om Gods koninkrijk moesten bidden: „Uw koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op aarde” (Matthéüs 6:9, 10). Ook sprak hij steeds over „het goede nieuws van het koninkrijk” (Matthéüs 4:23). Ja, hij sprak vaker over het Koninkrijk dan over iets anders. Waarom? Omdat God door middel van het Koninkrijk de problemen zal oplossen die het leven thans zo moeilijk maken. Door middel van het Koninkrijk zal God binnenkort een eind maken aan oorlogen, honger, ziekte en misdaad, waarna hij eenheid en vrede zal bewerkstelligen.
Wilt u graag in zo’n wereld leven? Dan moet u beslist deze brochure lezen. U zult daardoor te weten komen dat het Koninkrijk een regering is, maar een betere regering dan de mensheid ooit heeft gekend. U zult ook zien op welk een opwindende wijze God zijn voornemens met betrekking tot het Koninkrijk geleidelijk aan zijn dienstknechten heeft verklaard. Bovendien zult u vernemen hoe het Koninkrijk in deze tijd reeds een hulp voor u kan zijn.
Ja, u kunt nu reeds een onderdaan van Gods koninkrijk worden. Maar voordat u hiertoe besluit, zult u er meer over moeten weten. Daarom moedigen wij u aan deze brochure te onderzoeken. Alles wat u hierin over het Koninkrijk wordt verteld, staat in de bijbel.
Laten wij allereerst eens zien waarom wij Gods koninkrijk zo hard nodig hebben.
Aan het begin van de geschiedenis der mensheid schiep God de mens volmaakt en plaatste hem in een paradijs. Er bestond toen geen noodzaak voor het Koninkrijk.
Adam en Eva, onze eerste ouders, luisterden echter naar Satan, een opstandige engel. Hij vertelde hun leugens over God en wist hen eveneens tegen God in opstand te brengen. Bijgevolg verdienden zij de dood, want „het loon dat de zonde betaalt, is de dood”. — Romeinen 6:23.
Een onvolmaakte, zondige man kan geen volmaakte kinderen verwekken. Al Adams kinderen werden dus onvolmaakt en zondig geboren en moesten sterven. — Romeinen 5:12.
Van die tijd af hadden de mensen Gods koninkrijk nodig om hen te helpen verlost te worden van de vloek van zonde en dood. Het Koninkrijk zal ook Gods naam zuiveren van de smaad die Satan erop heeft geworpen.
Jehovah God beloofde een speciaal „zaad” (of nageslacht) dat de mensheid van zonde zou bevrijden (Genesis 3:15). Dit „zaad” zou de Koning van Gods koninkrijk zijn.
Wie zou dat zijn?
Ongeveer 2000 jaar nadat Adam had gezondigd, leefde er een zeer gelovig man, Abraham genaamd. Jehovah gebood Abraham zijn stad te verlaten en in het land Palestina in tenten te gaan wonen.
Abraham deed alles wat Jehovah hem gebood, ja zelfs iets heel moeilijks. Jehovah gebood hem zijn zoon Isaäk op een altaar te offeren.
Jehovah wilde niet werkelijk een mensenoffer. Maar hij wilde weten hoezeer Abraham hem liefhad. Abraham stond op het punt Isaäk te doden toen Jehovah hem ervan weerhield.
Vanwege Abrahams grote geloof beloofde Jehovah dat hij het land Palestina aan zijn nageslacht zou geven en zei hij dat het beloofde Zaad via de geslachtslijn van Abraham en zijn zoon Isaäk zou komen. — Genesis 22:17, 18; 26:4, 5.
Isaäk had twee zonen, Esau en Jakob, een tweeling. Jehovah zei dat het beloofde Zaad via Jakob zou komen. — Genesis 28:13-15.
Jakob, door Jehovah ook Israël genoemd, had twaalf zonen, die uiteindelijk allen kinderen kregen. De kinderen van Abraham begonnen zich dus te vermenigvuldigen. — Genesis 46:8-27.
Toen er een zware hongersnood in het gebied heerste, trokken Jakob en zijn gezin naar Egypte op uitnodiging van Farao, de heerser van Egypte. — Genesis 45:16-20.
In Egypte werd onthuld dat het beloofde Zaad een nakomeling van Jakobs zoon Juda zou zijn. — Genesis 49:10.
Ten slotte stierf Jakob, en zijn nakomelingen werden talrijk als een natie. Toen werden de Egyptenaren bevreesd voor hen en maakten hen tot slaven. — Exodus 1:7-14.
Ten slotte zond Jehovah de getrouwe man Mozes om de Farao van die tijd te gebieden de Israëlieten in vrijheid heen te zenden. — Exodus 6:10, 11.
Farao weigerde dit, daarom bracht Jehovah tien plagen over de Egyptenaren. Als laatste plaag zond hij de verderfengel om alle eerstgeboren zonen van Egypte te doden. — Exodus hoofdstuk 7 tot 12.
God zei tot de Israëlieten dat als zij voor hun avondmaaltijd een lam zouden slachten en wat van het bloed ervan op hun deurposten zouden strijken, de verderfengel hun huizen voorbij zou gaan. De Israëlitische eerstgeborenen werden dus gespaard. — Exodus 12:1-35.
Nu gebood Farao de Israëlieten uit Egypte te trekken. Maar toen bedacht hij zich en joeg hen achterna om hen terug te halen.
Jehovah opende voor de Israëlieten een weg ter ontkoming door de Rode Zee. En toen Farao en zijn legers hen probeerden te volgen, verdronken zij. — Exodus 15:5-21.
Jehovah leidde de zonen van Israël naar een berg genaamd Sinaï, in de woestijn. Daar gaf hij hun zijn Wet en zei dat als zij die zouden houden, zij een koninkrijk van priesters en een heilige natie zouden worden. Aldus kregen de Israëlieten in de loop der tijd de gelegenheid om een belangrijk deel uit te maken van Gods koninkrijk. — Exodus 19:6; 24:3-8.
Nadat de Israëlieten zo’n jaar bij de berg Sinaï hadden vertoefd, leidde Jehovah hen naar Palestina, het land dat hij aan hun voorvader Abraham had beloofd.
In Palestina stond God later toe dat de Israëlieten door koningen werden geregeerd. Toen had God een koninkrijk op aarde.
De tweede koning van Israël was David, een nakomeling van Juda. David overwon al Israëls vijanden en maakte Jeruzalem tot de hoofdstad van de natie.
Uit voorvallen tijdens Davids regering blijkt dat een koning die Jehovah’s steun geniet, onoverwinnelijk is.
Jehovah zei dat het beloofde Zaad een van Davids nakomelingen zou zijn. — 1 Kronieken 17:7, 11, 14.
Davids zoon Salomo regeerde na hem. Hij was een wijze koning, en onder zijn regering genoot Israël voorspoed.
Salomo bouwde in Jeruzalem ook een prachtige tempel voor Jehovah. De toestanden in Israël onder Salomo’s regering laten ons zien welke zegeningen de mensheid zoal onder Gods koninkrijk ten deel zullen vallen. — 1 Koningen 4:24, 25.
Veel koningen na Salomo waren echter zeer ontrouw.
Maar terwijl Davids nakomelingen nog steeds in Jeruzalem regeerden, liet Jehovah zijn profeet Jesaja over een toekomstige Zoon van David vertellen die de gehele aarde in getrouwheid zou regeren. Dit zou het beloofde Zaad zijn. — Jesaja 9:6, 7.
De profeet Jesaja voorzei dat Zijn heerschappij glorierijker zou zijn dan die van Salomo. — Jesaja hoofdstuk 11 en 65.
Nu vroegen Gods dienstknechten zich meer dan ooit af wie dit Zaad zou zijn.
Voordat het Zaad echter kwam, werden de koningen van Israël zo goddeloos dat Jehovah in 607 v.G.T. toestond dat de natie door de Babyloniërs werd overwonnen, en de meesten van het volk gingen in ballingschap naar Babylon. Maar God was zijn belofte niet vergeten. Het Zaad zou nog steeds in Davids geslachtslijn komen. — Ezechiël 21:25-27.
Wat Israël overkwam, toonde aan dat hoewel een wijze, getrouwe menselijke koning zegeningen kon brengen, deze zegeningen beperkt waren. Getrouwe mannen sterven en hun opvolgers zijn misschien niet getrouw. Wat was de oplossing? Het beloofde Zaad.
Ten slotte, na duizenden jaren, verscheen het Zaad. Wie was het?
Het antwoord werd door een engel van God gegeven aan een ongehuwd Israëlitisch meisje, Maria genaamd. Hij vertelde haar dat zij een zoon zou krijgen wiens naam Jezus zou zijn. De engel zei:
„Deze zal groot zijn en de Zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en Jehovah God zal hem de troon van zijn vader David geven, en hij zal . . . als koning . . . regeren.” — Lukas 1:32, 33.
Jezus zou dus het beloofde Zaad en uiteindelijk de Koning van Gods koninkrijk zijn. Maar waarom verschilde Jezus van getrouwe mannen die voordien hadden geleefd?
Jezus werd door een wonder geboren. Zijn moeder was een maagd, en hij had geen menselijke vader. Jezus had voordien in de hemel geleefd, en Gods heilige geest of werkzame kracht bracht Jezus’ leven vanuit de hemel over naar de schoot van Maria. Vandaar dat hij Adams zonde niet erfde. Jezus heeft nooit gezondigd. — 1 Petrus 2:22.
Toen Jezus dertig jaar was, werd hij gedoopt.
Hij vertelde de mensen over Gods koninkrijk en bood zich ten slotte als de Koning van dat koninkrijk aan. — Matthéüs 4:23; 21:4-11.
Hij verrichtte ook vele wonderen.
Hij genas de zieken. — Matthéüs 9:35.
Op wonderbare wijze voedde hij de hongerigen. — Matthéüs 14:14-22.
Hij wekte zelfs de doden op. — Johannes 11:38-44.
Deze wonderen laten zien wat Jezus als Koning van Gods koninkrijk zoal voor de mensheid zal doen.
Weet u nog dat koning David Jeruzalem tot de hoofdstad van zijn rijk had gemaakt? Jezus legde uit dat Gods koninkrijk zich niet op aarde, maar in de hemel zou bevinden (Johannes 18:36). Daarom wordt het Koninkrijk „het hemelse Jeruzalem” genoemd. — Hebreeën 12:22, 28.
Jezus zette de wetten uiteen waaraan de onderdanen van het Koninkrijk zouden moeten gehoorzamen. Deze wetten staan nu in de bijbel. De belangrijkste wetten waren dat men liefde voor God en voor elkaar moest hebben. — Matthéüs 22:37-39.
Jezus onthulde ook dat hij niet de alleenheerser in zijn koninkrijk zou zijn. Er zouden mensen worden uitgekozen om naar de hemel te gaan en daar met hem te regeren (Lukas 12:32; Johannes 14:3). Hoevelen zouden dat er zijn? Openbaring 14:1 antwoordt: 144.000.
Als er maar 144.000 naar de hemel gaan om met Jezus te regeren, welke hoop is er dan voor de rest van de mensheid?
De bijbel zegt: „De rechtvaardigen, díe zullen de aarde bezitten, en zij zullen er eeuwig op verblijven.” — Psalm 37:29.
Zij die eeuwig op aarde zullen leven, worden de „andere schapen” genoemd. — Johannes 10:16.
Er zijn dus twee toekomstverwachtingen. Jehovah God nodigt 144.000 personen uit om naar de hemel te gaan ten einde met Jezus Christus te regeren. Maar miljoenen anderen koesteren de vaste hoop om als onderdanen van zijn koninkrijk eeuwig op aarde te leven. — Openbaring 5:10.
Satan haatte Jezus en bood hem tegenstand. Nadat Jezus drie en een half jaar had gepredikt, bewerkte Satan dat hij werd gearresteerd en aan een martelpaal stierf. Waarom liet God dit toe?
Bedenk dat wij, als Adams nageslacht, allemaal zondigen en de dood verdienen. — Romeinen 6:23.
Bedenk ook dat Jezus door zijn wonderbare geboorte volmaakt was en niet verdiende te sterven. God liet echter toe dat Satan Jezus ’in de hiel vermorzelde’, hem doodde. Maar God wekte hem weer tot leven op als een onsterfelijke geest. Daar hij nog steeds het recht op volmaakt menselijk leven bezat, kon hij dit nu gebruiken om ons mensen van zonde los te kopen. — Genesis 3:15; Romeinen 5:12, 21; Matthéüs 20:28.
Om ons te helpen volledig te begrijpen wat Jezus’ offer betekent, spreekt de bijbel erover door middel van profetische beelden.
Weet u bijvoorbeeld nog dat Jehovah Abraham gebood zijn zoon te offeren, als een toets op zijn liefde?
Dit was een profetisch beeld van het offer van Jezus. Er werd door aangetoond dat Jehovah de mensheid zo liefhad dat hij zijn Zoon, Jezus, voor ons liet sterven, opdat wij leven zouden ontvangen. — Johannes 3:16.
Weet u nog hoe Jehovah de Israëlieten uit Egypte bevrijdde en hun eerstgeborenen spaarde door de verderfengel aan hen te laten voorbijgaan? — Exodus 12:12, 13.
Dit was een profetisch beeld. Net zoals het bloed van het lam leven betekende voor de eerstgeborenen van de Israëlieten, betekent Jezus’ vergoten bloed leven voor wie in hem geloven. En net zoals de gebeurtenissen van die nacht vrijheid betekenden voor de Israëlieten, schenkt Jezus’ dood de mensheid vrijheid van zonde en dood.
Daarom wordt Jezus „het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt” genoemd. — Johannes 1:29.
Maar toen Jezus op aarde was, bracht hij ook discipelen bijeen en leidde hen op om, zelfs na zijn dood, het goede nieuws van het Koninkrijk te prediken. — Matthéüs 10:5; Lukas 10:1.
Dit waren de eerste mensen die door God werden uitgekozen om met Jezus in zijn koninkrijk te regeren. — Lukas 12:32.
Weet u nog dat God de joden beloofde dat als zij de Wet zouden houden, zij „een koninkrijk van priesters” zouden worden? Nu kregen zij de gelegenheid om deel uit te maken van Gods koninkrijk en als hemelse priesters dienst te doen, indien zij Jezus aanvaardden. Maar de meesten van hen verwierpen Jezus.
Van die tijd af waren de joden derhalve niet langer Gods uitverkoren natie; Palestina was niet langer het Beloofde Land. — Matthéüs 21:43; 23:37, 38.
Vanaf Jezus’ tijd tot nu toe heeft Jehovah deze personen die met Jezus in de hemel zouden regeren, bijeenvergaderd. Thans leven er nog een paar duizend van hen op aarde. Wij noemen hen het gezalfde overblijfsel. — Openbaring 12:17.
Nu begint u te zien wat Gods koninkrijk is. Het is een regering in de hemel, de Koning is Jezus Christus en hij heeft 144.000 metgezellen, die afkomstig zijn van de aarde. Het zal regeren over de getrouwe mensheid op aarde en zal de macht hebben om vrede op aarde te brengen.
Jezus werd na zijn dood opgewekt en ging naar de hemel. Daar wachtte hij tot het tijdstip dat God hem zou zeggen als Koning van Gods koninkrijk te gaan regeren (Psalm 110:1). Wanneer zou dat zijn?
Soms bediende Jehovah zich van dromen om mensen over zijn koninkrijk te vertellen.
In Daniëls tijd zond Jehovah zo’n droom aan Nebukadnezar, de koning van Babylon. Hij droomde van een grote boom. — Daniël 4:10-37.
De boom werd omgehakt en de wortelstomp werd zeven jaar met banden omsloten.
De boom beeldde Nebukadnezar af. Net zoals de wortelstomp zeven jaar omsloten was, verloor Nebukadnezar zeven jaar zijn verstand. Daarna kreeg hij zijn verstand terug.
Dit alles was een profetisch beeld. Nebukadnezar beeldde door Jehovah uitgeoefende wereldheerschappij af, die aanvankelijk via nakomelingen van koning David in Jeruzalem werd uitgeoefend. Toen Babylon in 607 v.G.T. Jeruzalem veroverde, werd die lijn van koningen onderbroken. Er zou geen koning meer in Davids geslachtslijn zijn „totdat hij komt die het wettelijke recht heeft” (Ezechiël 21:27). Dat was Jezus Christus.
Hoe lang zou het vanaf 607 v.G.T. duren totdat Jezus zou beginnen te regeren? Zeven profetische jaren, ofwel 2520 jaar (Openbaring 12:6, 14). En 2520 jaar vanaf 607 v.G.T. brengt ons op 1914 G.T.
Jezus begon dus in 1914 in de hemel te regeren. Wat betekende dat?
De bijbel vertelt het ons door middel van een visioen dat de apostel Johannes kreeg.
Hij zag een vrouw in de hemel die een mannelijk kind baarde. — Openbaring 12:1-12.
De vrouw beeldde Gods hemelse organisatie af, die bestaat uit alle engelen-dienstknechten van God in de hemel. Het mannelijk kind beeldt Gods koninkrijk af. Dit werd in 1914 „geboren”.
Wat gebeurde er daarna? Het eerste wat Jezus als Koning deed, was Satan en zijn opstandige engelen uit de hemel naar de aarde werpen. — Openbaring 12:9.
De bijbel vertelt ons het gevolg: „Weest hierom vrolijk, gij hemelen en gij die daarin verblijft! Wee de aarde en de zee, want de Duivel is tot u neergedaald, en hij heeft grote toorn, daar hij weet dat hij slechts een korte tijdsperiode heeft.” — Openbaring 12:12.
Toen Jezus dus in de hemel begon te regeren, werden zijn vijanden op aarde zeer actief. Zoals de bijbel had voorzegd, begon hij te midden van zijn vijanden te regeren. — Psalm 110:1, 2.
Wat zou dit voor de mensheid betekenen?
Jezus zei: oorlogen, voedseltekorten, ziekten en aardbevingen. — Matthéüs 24:7, 8; Lukas 21:10, 11.
Wij hebben dit alles sinds 1914 zien gebeuren, hetgeen nog een reden is waarom wij weten dat het Koninkrijk toen begon te regeren.
Er zou ook „radeloze angst der natiën [zijn], die . . . geen uitweg weten, terwijl de mensen mat worden van vrees” (Lukas 21:25, 26). Ook dat hebben wij sinds 1914 gezien.
De apostel Paulus voegde eraan toe: „De mensen zullen zichzelf liefhebben, het geld liefhebben, . . . ongehoorzaam aan ouders [zijn], . . . niet ontvankelijk voor enige overeenkomst, kwaadsprekers, zonder zelfbeheersing.” — 2 Timótheüs 3:1-5.
Nu weet u waarom het leven thans zo moeilijk is. Satan is zeer actief. Maar Gods koninkrijk is ook actief werkzaam.
Niet lang na 1914 begon het overblijfsel van hen die de hoop koesteren met Jezus in de hemel te regeren, het goede nieuws te vertellen dat het Koninkrijk was opgericht. Dit werk heeft zich nu over de gehele aarde uitgebreid, zoals Jezus had gezegd. — Matthéüs 24:14.
Wat is het doel van dit predikingswerk?
Ten eerste, mensen over Gods koninkrijk te vertellen.
Ten tweede, mensen helpen te beslissen of zij onderdanen van het Koninkrijk willen zijn.
Jezus zei dat in onze tijd alle mensen gescheiden zouden worden in met schapen en met bokken te vergelijken mensen. — Matthéüs 25:31-46.
De „schapen” zouden hem en zijn broeders liefhebben, de „bokken” niet.
De „schapen” zouden eeuwig leven krijgen, de „bokken” niet.
Dit scheidingswerk geschiedt door de prediking van het goede nieuws van het Koninkrijk.
De profeet Jesaja heeft deze profetie geuit:
„En het moet geschieden in het laatst der dagen dat de berg van het huis van Jehovah stevig bevestigd zal worden boven de top der bergen, en hij zal stellig verheven worden boven de heuvels; en daarheen moeten alle natiën stromen.” — Jesaja 2:2.
De mensheid leeft nu in „het laatst der dagen”.
Jehovah’s „huis” van aanbidding is „verheven” boven valse religies.
„En vele volken zullen stellig heengaan en zeggen: ’Komt, en laten wij opgaan naar de berg van Jehovah, naar het huis van de God van Jakob; en hij zal ons onderrichten omtrent zijn wegen, en wij zullen stellig zijn paden bewandelen.’” — Jesaja 2:3.
Velen uit alle natiën komen dus om Jehovah te aanbidden en nodigen anderen uit zich bij hen te voegen. Zij leren overeenkomstig Jehovah’s wil te handelen.
„En zij zullen hun zwaarden tot ploegscharen moeten slaan en hun speren tot snoeimessen. Natie zal tegen natie geen zwaard opheffen, en zij zullen de oorlog niet meer leren.” — Jesaja 2:4.
Degenen die Jehovah aanbidden, zijn verenigd en vredelievend.
Het resultaat van deze activiteit van Gods koninkrijk is dat er nu over de gehele wereld vele miljoenen onderdanen van het Koninkrijk zijn.
Zij zijn bijeenvergaderd rond het overblijfsel, de overgeblevenen van hen die de hoop koesteren naar de hemel te gaan en met Christus te regeren.
Zij ontvangen geestelijk voedsel via Gods organisatie. — Matthéüs 24:45-47.
Zij vormen een internationale broederschap van christenen die elkaar oprecht liefhebben. — Johannes 13:35.
Zij hebben vrede des geestes en een hoop voor de toekomst. — Filippenzen 4:7.
Weldra zal de prediking van het goede nieuws voltooid zijn. De „schapen” zullen bijeenvergaderd zijn. Wat zal het Koninkrijk dan doen?
Weet u nog dat de getrouwe koning David alle vijanden van Gods volk overwon? Welnu, de Koning Jezus zal hetzelfde doen.
Koning Nebukadnezar had eens een droom van een groot beeld dat alle wereldrijken vanaf zijn tijd tot nu toe symboliseerde.
Toen zag hij dat er een steen uit een berg werd gehouwen, die het beeld verbrijzelde. De steen beeldde Gods koninkrijk af.
Dit betekent de vernietiging van het huidige goddeloze samenstel van dingen. — Daniël 2:44.
Dingen waaraan het Koninkrijk een eind zal maken:
Valse religie zal verdwijnen, zoals een molensteen in de zee wordt geworpen. — Openbaring 18:21.
Daarom worden allen die God liefhebben, aangemoedigd NU de valse religie te verlaten. — Openbaring 18:4.
Vervolgens zal de Koning Jezus „de natiën . . . slaan, en hij zal hen weiden met een ijzeren staf”. — Openbaring 19:15.
Bijgevolg laten Jehovah’s Getuigen, hoewel zij hun belasting betalen en de wetten van het land gehoorzamen, zich niet in met de politiek.
Ten slotte wordt Satan zelf, de grote „draak”, in de afgrond geworpen. — Openbaring 20:2, 3.
Alleen de „schapen”, zij die zich aan Jezus als Koning onderwerpen, zullen deze verdrukking overleven. — Matthéüs 25:31-34, 41, 46.
De apostel Johannes zag in een visioen de „schapen” die de verdrukking overleven.
„Ik [zag], en zie! een grote schare, die niemand tellen kon, uit alle natiën en stammen en volken en talen, staande voor de troon en voor het Lam, gehuld in lange witte gewaden, en er waren palmtakken in hun handen.” — Openbaring 7:9.
De „grote schare” bestaat uit al degenen die gunstig op de prediking van het goede nieuws reageren.
Zij komen „uit de grote verdrukking”. — Openbaring 7:14.
De „palmtakken” geven te kennen dat zij Jezus als hun Koning begroeten.
Dat zij „lange witte gewaden” dragen, beeldt af dat zij in Jezus’ offer geloven.
Het „Lam” is Jezus Christus.
Welke zegeningen genieten zij dan? Weet u nog hoe gelukkig Israël was onder de getrouwe koning Salomo? Onder het koningschap van Jezus zal het geluk op aarde geen grenzen kennen.
Er zal letterlijke vrede heersen onder de mensheid en tussen mens en dier, zoals Jesaja voorzei. — Psalm 46:9; Jesaja 11:6-9.
Net zoals Jezus op aarde de zieken genas, zal hij de gehele mensheid van ziekte bevrijden. — Jesaja 33:24.
Net zoals hij de scharen voedde, zal hij voor de gehele mensheid honger uitbannen. — Psalm 72:16.
Net zoals hij de doden opwekte, zal hij alle doden die niet ten volle de gelegenheid hebben gehad zich aan Gods koninkrijk te onderwerpen, weer tot leven brengen. — Johannes 5:28, 29.
Geleidelijk zal hij de mensheid terugbrengen tot de volmaaktheid die Adam verloren heeft.
Is dat geen schitterende toekomst? Wilt u die graag meemaken? Doe er dan nu uw best voor om u aan Gods koninkrijk te onderwerpen en een van de „schapen” te worden.
Bestudeer de bijbel en leer Jehovah God en Jezus Christus kennen. — Johannes 17:3.
Ga om met anderen die zich eveneens aan het Koninkrijk onderwerpen. — Hebreeën 10:25.
Leer de wetten van het Koninkrijk en gehoorzaam ze. — Jesaja 2:3, 4.
Draag uw leven op om Jehovah te dienen en laat u dopen. — Matthéüs 28:19, 20.
Vermijd slechte dingen, zoals stelen, liegen, immoraliteit en dronkenschap, die Jehovah mishagen. — 1 Korinthiërs 6:9-11.
Heb een aandeel aan de prediking van het Koninkrijk. — Matthéüs 24:14.
Dan zult u, met Gods hulp, het herstel meemaken van het Paradijs dat Adam voor zijn nakomelingen heeft verloren en zult u de vervulling zien van deze belofte: „Ik [hoorde] een luide stem, afkomstig van de troon, zeggen: ’Zie! De tent van God is bij de mensen, en hij zal bij hen verblijven, en zij zullen zijn volken zijn. En God zelf zal bij hen zijn. En hij zal elke traan uit hun ogen wegwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geschreeuw, noch pijn zal er meer zijn. De vroegere dingen zijn voorbijgegaan.’” — Openbaring 21:3, 4.
[Tabel op blz. 20]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
607 v.G.T. 1914 G.T.
v.G.T. | G.T.
500 1000 1500 2000 2520
[Illustraties op blz. 11]
Abraham
Isaäk
Jakob
Juda
David
[Illustratie op blz. 14]
144.000
[Illustraties op blz. 16]
Adam
Jezus