Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w92 1/9 blz. 26-30
  • Jehovah heeft goed voor mij gezorgd

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Jehovah heeft goed voor mij gezorgd
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1992
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • Jonge jaren
  • Getuigenis geven aan verwanten
  • Zegeningen ondanks tegenstand
  • Verdere bewijzen van Jehovah’s zorg
  • Een buitenlandse toewijzing
  • Verdere dienstvoorrechten — en een beproeving
  • Herinneringen aan de Cook Eilanden
    Ontwaakt! 1981
  • Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1986
    Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1986
  • Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1987
    Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1987
  • Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1989
    Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1989
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1992
w92 1/9 blz. 26-30

Jehovah heeft goed voor mij gezorgd

IK BEN om het voorzichtig uit te drukken op een ongebruikelijke manier begonnen Jehovah te dienen. Ik ben opgegroeid in een prachtig landelijk gebied in het verre noorden van Nieuw-Zeeland, voornamelijk bewoond door Maori’s zoals ik. Toen ik op een dag te paard op weg was, werd ik op straat aangesproken door mijn neef Ben. Dat was in de herfst (op het zuidelijk halfrond; lente op het noordelijk halfrond) van 1942. Ik was 27 en in die tijd actief lid van de Anglicaanse Kerk.

Ben las al jaren de boeken van rechter Rutherford, destijds president van de Watch Tower Bible and Tract Society, en nu had hij een brief in zijn hand van het Nieuwzeelandse hoofdkwartier van het Wachttorengenootschap, met het verzoek in zijn woonplaats mensen uit te nodigen om naar een plaats te komen waar zij samen het Avondmaal des Heren zouden kunnen vieren. Verder moest Ben regelen dat iemand de dienst zou leiden. Ben keek naar mij op en zei: „En dat ben jij.” Trots omdat ik waardig gekeurd werd — en omdat ik toch zelf communicant in de kerk was — stemde ik toe.

Op de bewuste avond kwamen ongeveer veertig personen bijeen in Bens huis om de dood van onze Heer te herdenken, en niet één van hen was een getuige van Jehovah. Toen ik aankwam, gaf mijn neef mij het schema voor de toespraak. Ik liet het voorgestelde lied achterwege en verzocht Bens zwager met gebed te openen. Vervolgens presenteerde ik de stof uit het schema, bestaande uit een reeks vragen met op de bijbel gebaseerde antwoorden. Een plaatselijke geestelijke onder de aanwezigen viel mij in de rede met bezwaren, maar die werden beantwoord door de in het schema verschafte schriftplaatsen voor te lezen.

Ik herinner mij nog dat een van de vragen in het schema betrekking had op de tijd van het jaar waarin de gebeurtenis gevierd moest worden. Wat was het bevredigend toen alle aanwezigen uit het raam keken en daar de volle maan zagen. Het was duidelijk 14 Nisan.

Wat een avond was dat! Onze viering duurde vier uur! Er werden veel vragen gesteld en beantwoord aan de hand van de schriftplaatsen in het schema van het Genootschap. Als ik terugkijk, weet ik dat ik zonder Jehovah’s liefdevolle zorg die ervaring niet overleefd had — ook al was ik toen nog niet een van zijn opgedragen Getuigen. Niettemin ontdekte ik op die avond van de Gedachtenisviering in 1942 mijn doel in het leven.

Jonge jaren

Ik werd geboren in 1914. Mijn vader was zo’n vier maanden voor mijn geboorte gestorven en ik weet nog dat ik als jong kind jaloers was op andere kinderen die een vader hadden die van hen hield. Ik miste dat heel erg. Voor mijn moeder was het leven zonder man een harde strijd, nog moeilijker gemaakt door de verstrekkende gevolgen van de Eerste Wereldoorlog.

Als jongeman trouwde ik met een jongedame genaamd Agnes Cope, en zij is al meer dan 58 jaar mijn levenspartner. In het begin ploeterden wij samen om een succes van het leven te maken. Ik mislukte als boer door een hevige droogte. Ik vond enig soelaas in de sport, maar tot aan die Gedachtenisviering in 1942 had ik geen echt doel in het leven.

Getuigenis geven aan verwanten

Na die Gedachtenisviering ging ik serieus de bijbel bestuderen en besprak met enkele neven van mij de bijbelse lectuur die door het Wachttorengenootschap was uitgegeven. In september 1943 kwamen er enige getuigen van Jehovah uit een ander gebied in onze afgelegen gemeenschap op bezoek. Wij hadden een diepgaand gesprek van vier uur. Toen wij vervolgens hoorden dat zij de volgende ochtend zouden vertrekken, vroeg ik: „Wat belet mij om nu gedoopt te worden?” Een neef en een nicht van mij en ik werden om half twee die nacht in water ondergedompeld.

Daarna maakte ik uitgebreide reizen om mijn familie getuigenis te geven. Sommigen waren ontvankelijk, en voor hen baseerde ik mijn besprekingen op Mattheüs 24. Anderen waren niet ontvankelijk, en in die gevallen gebruikte ik Jezus’ woorden tot de Farizeeën die staan opgetekend in Mattheüs 23. Mettertijd leerde ik echter tactvoller te zijn, in navolging van onze goede en liefdevolle hemelse Vader. — Mattheüs 5:43-45.

Eerst verzette mijn vrouw zich tegen mijn verlangen Jehovah te dienen. Maar weldra sloot zij zich bij mij aan, en in december 1943 werd zij een opgedragen, gedoopte partner. Tegelijk met haar werden op die gedenkwaardige dag vijf anderen uit ons dorp Waima gedoopt, waardoor het totale aantal Koninkrijksverkondigers in die plaats op negen kwam.

Zegeningen ondanks tegenstand

In 1944 kregen wij weer bezoek van broeders van elders en ditmaal verschaften zij de benodigde opleiding in de formele van-huis-tot-huisbediening. Naarmate onze aanwezigheid in de gemeenschap merkbaarder werd, nam de tegenstand van de kant van de vertegenwoordigers van de christenheid toe (Johannes 15:20). Het kwam herhaaldelijk tot confrontaties met plaatselijke geestelijken, die tot langdurige leerstellige discussies leidden. Maar Jehovah schonk de overwinning, en andere leden van de gemeenschap, onder wie mijn zuster, kwamen onder Jehovah’s liefderijke zorg.

In juni 1944 werd in Waima een gemeente opgericht. De religieuze vervolging en haat namen toe. Men weigerde Jehovah’s Getuigen op het plaatselijke kerkhof te begraven. Soms nam de tegenstand gewelddadige vormen aan. Het kwam tot lijfelijke confrontaties. Mijn auto en de garage waarin hij stond werden platgebrand. Niettemin konden wij met Jehovah’s zegen binnen drie maanden een vrachtwagen aanschaffen. En ik gebruikte paard en wagen om mijn groeiende gezin naar de vergaderingen mee te nemen.

Het toenemende aantal verbondenen betekende dat wij dringend behoefte hadden aan een grotere vergaderplaats, en daarom besloten wij in Waima een Koninkrijkszaal te bouwen. Dit was de eerste Koninkrijkszaal die in Nieuw-Zeeland gebouwd werd. Vier maanden nadat op 1 december 1949 de eerste bomen waren geveld, werd in de nieuwe 260 zitplaatsen tellende zaal een congres gehouden, gecombineerd met de inwijding. In die dagen was dat een hele prestatie, tot stand gekomen met Jehovah’s hulp.

Verdere bewijzen van Jehovah’s zorg

Aangezien het aantal Koninkrijksverkondigers in het verre noorden van Nieuw-Zeeland bleef groeien, gaven bezoekende reizende opzieners de aanmoediging te dienen waar de behoefte groter was. Als reactie daarop verhuisde ik in 1956 met mijn gezin naar Pukekohe, even ten zuiden van Auckland. Daar hebben wij dertien jaar gediend. — Vergelijk Handelingen 16:9.

Twee voorbeelden van Jehovah’s zorg gedurende die tijd staan scherp in mijn geheugen gegrift. Toen ik bij de districtsraad in dienst was als vrachtwagenchauffeur en machinebediener, werd ik uitgenodigd voor een cursus van vier weken van de Koninkrijksbedieningsschool op het bijkantoor van het Wachttorengenootschap in Auckland. Ik vroeg vier weken verlof voor dat doel en mijn baas zei: „Maar natuurlijk. Ik wou dat meer mensen waren zoals jij. Als je terug bent, kom dan naar mijn kantoor.” Toen ik hem naderhand in zijn kantoor opzocht, kreeg ik de vier weken dat ik weggeweest was uitbetaald. Zo werd er in de materiële behoeften van mijn gezin voorzien. — Mattheüs 6:33.

Dat was het eerste voorbeeld. Het tweede speelde zich af nadat mijn vrouw en ik in 1968 in de gewone pioniersdienst waren gegaan. Weer vertrouwden wij op Jehovah’s steun, en hij beloonde ons. Op een ochtend na het ontbijt deed mijn vrouw de deur van de koelkast open en vond niets anders dan een half pond boter. „Sarn,” zei ze, „we hebben niets meer te eten. Gaan we toch in de dienst vandaag?” Mijn antwoord? „Ja!”

Bij ons eerste bezoek nam de huisbewoner de lectuur die wij aanboden en was zo vriendelijk ons een paar dozijn eieren cadeau te doen. De tweede persoon die wij bezochten, gaf ons wat groenten — kumara (zoete aardappels), bloemkool en wortelen. Wij kwamen die dag met nog meer voedsel thuis, want wij kregen ook vlees en boter. Hoe waar bleken in ons geval de woorden van Jezus: „Slaat oplettend de vogels des hemels gade, want ze zaaien niet, noch oogsten ze, noch vergaren ze in voorraadschuren; toch voedt uw hemelse Vader ze. Zijt gij niet meer waard dan deze?” — Mattheüs 6:26.

Een buitenlandse toewijzing

Rarotonga, een van de Cookeilanden! Dat was in 1970 onze speciale-pionierstoewijzing. De komende vier jaar zouden wij daar ons thuis hebben. De eerste uitdaging hier was het leren van een nieuwe taal. Maar dank zij overeenkomsten tussen het Maori van Nieuw-Zeeland en het Maori van de Cookeilanden kon ik vijf weken na aankomst mijn eerste openbare toespraak houden.

Er waren weinig Koninkrijksverkondigers op de Cookeilanden en wij hadden helemaal geen vergaderplaats. Weer verhoorde Jehovah onze gebeden door in onze behoeften te voorzien. Een toevallig gesprek met een winkelier had tot gevolg dat wij een geschikt stuk land konden pachten, en binnen een jaar hadden wij een woninkje en een Koninkrijkszaal met 140 zitplaatsen. Van toen af aan ontvingen wij de ene zegen na de andere, tot lof van Jehovah.

Wat wij bijzonder waardeerden, was de gastvrijheid die ons op het eiland werd betoond. Dikwijls als wij in de dienst waren, werd ons iets verfrissends te drinken aangeboden — zeer welkom in het hete, vochtige klimaat. Vaak vonden wij als wij thuiskwamen bananen, papaja’s, mango’s en sinaasappelen die anoniem bij ons op de stoep waren achtergelaten.

In 1971 reisden mijn vrouw en ik, in gezelschap van nog drie verkondigers van Rarotonga, naar het eiland Aitutaki, dat bekend is vanwege zijn prachtige lagune. Wij troffen onder de gastvrije inwoners personen aan die Gods Woord liefhadden en richtten vier huisbijbelstudies op, die wij na onze terugkeer naar Rarotonga per brief voortzetten. Na verloop van tijd werden die bijbelstudenten op Aitutaki gedoopt en werd er een gemeente opgericht. In 1978 werd daar de tweede Koninkrijkszaal op de Cookeilanden gebouwd. Jehovah bleef de wasdom geven als reactie op ons planten en begieten. — 1 Korinthiërs 3:6, 7.

Ik heb het voorrecht gehad tien eilanden in de archipel van de Cookeilanden te bezoeken, dikwijls onder moeilijke omstandigheden. Eén boottocht naar Atiu, een reis van 180 kilometer, vergde meer dan zes dagen vanwege straffe winden en ruwe zeeën. (Vergelijk 2 Korinthiërs 11:26.) Ook al was het eten schaars en waren velen om mij heen zeeziek, toch was ik dankbaar voor Jehovah’s zorg, waardoor ik veilig op mijn bestemming aankwam.

In 1974 weigerde men onze verblijfsvergunning voor de Cookeilanden te verlengen en dus moesten wij naar Nieuw-Zeeland terugkeren. Tegen die tijd waren er drie gemeenten op de eilanden.

Verdere dienstvoorrechten — en een beproeving

Terug in Nieuw-Zeeland gingen er nieuwe deuren, nieuwe gelegenheden, open (1 Korinthiërs 16:9). Het Genootschap had iemand nodig die De Wachttoren en andere bijbelse lectuur in het Maori van de Cookeilanden kon vertalen. Ik kreeg dat voorrecht en ik heb het tot op de dag van vandaag behouden. Toen kreeg ik het voorrecht op geregelde basis mijn broeders op de Cookeilanden weer te bezoeken, eerst als kringopziener, vervolgens als vervangend districtsopziener.

Bij een van die bezoeken ging broeder Alex Napa, een speciale pionier van Rarotonga, met mij mee op een 23-daagse oceaanreis naar Manahiki, Rakahanga en Penrhyn — eilanden in het noorden van de Cookeilanden. Op elk eiland bewoog Jehovah het hart van gastvrije bewoners om ons onderdak te verlenen en veel bijbelse lectuur aan te nemen. (Vergelijk Handelingen 16:15.) Op deze eilanden zijn volop pareloesters en heel vaak boden de mensen parels aan als bijdrage in de kosten van het wereldwijde predikingswerk. Dus terwijl wij geestelijke parels gaven, kregen wij er letterlijke voor terug. — Vergelijk Mattheüs 13:45, 46.

Wat is dat afgelegen deel van de wereld schitterend! Stel u voor, enorme haaien die vredig samen met kinderen in een lagune zwemmen! En wat een groots schouwspel bood de nachtelijke hemel! Hoe waar zijn de woorden van de psalmist: „De ene dag na de andere dag doet spraak opwellen, en de ene nacht na de andere nacht spreidt kennis tentoon.” — Psalm 19:2.

Toen kwam er, negen jaar geleden, een echte beproeving op onze rechtschapenheid. Mijn vrouw werd met een hersenbloeding in het ziekenhuis opgenomen. Zij moest geopereerd worden, maar de arts wilde dat niet doen zonder bloed te gebruiken. Mijn vrouw en ik konden het niet met ons geweten in overeenstemming brengen in te stemmen met een procedure waardoor Gods wet overtreden zou worden. Maar het geweten van de chirurg schreef hem voor dat elk middel moest worden gebruikt om het leven te redden, met inbegrip van bloed.

De gezondheid van mijn vrouw ging achteruit, en zij werd op een intensive care-​afdeling geplaatst, waar zij slechts beperkt bezoek mocht hebben. Zij verloor haar gehoor door de druk op haar trommelvliezen. Het werd een crisissituatie. Na één bezoek volgde een arts mij naar mijn auto en betoogde met klem dat de enige kans voor mijn vrouw een operatie met bloed was en smeekte mij toestemming te geven. Niettemin vertrouwden mijn vrouw en ik op Jehovah — zelfs als gehoorzaamheid aan zijn wet tot gevolg had dat het een paar jaar van dit huidige leven kostte.

Plotseling trad er een duidelijke verbetering in de toestand van mijn vrouw in. Op een dag zat zij in bed te lezen toen ik bij haar kwam. De daaropvolgende dagen begon zij getuigenis te geven aan patiënten en het verplegend personeel. Toen werd ik in het kantoor van de chirurg ontboden. „Mijnheer Wharerau,” zei hij, „u bent werkelijk een gelukkig mens! Wij geloven dat de aandoening van uw vrouw genezen is.” Onverwacht had haar bloeddruk zich gestabiliseerd. Samen dankten mijn vrouw en ik Jehovah en hernieuwden ons vaste besluit om ons uiterste best te doen in zijn dienst.

Nu ben ik opnieuw toegewezen aan de Cookeilanden en weer dien ik op Rarotonga. Wat een gezegend voorrecht! Als mijn vrouw en ik terugkijken, zijn wij dankbaar voor Jehovah’s zorg gedurende bijna vijftig jaar in zijn dienst. In materieel opzicht heeft het ons nooit aan de noodzakelijke levensbehoeften ontbroken. In geestelijke zin zijn de zegeningen te talrijk geweest om te verhalen. Een bijzondere zegen is het aantal van mijn vleselijke verwanten die de waarheid hebben aangenomen. Ik kan er meer dan 200 tellen die nu gedoopte getuigen van Jehovah zijn, onder hen bevinden zich 65 rechtstreekse nakomelingen. Eén kleinzoon is een lid van de Nieuwzeelandse Bethelfamilie, terwijl één dochter met haar man en twee zonen constructiewerk op bijkantoren verricht. — 3 Johannes 4.

Als ik aan de toekomst denk, verheug ik mij intens in het vooruitzicht in een paradijs te leven waar de schoonheid van de hele aarde die van het mooie groene dal waar ik geboren ben nog zal overtreffen. Wat een voorrecht zal het zijn mijn vader en moeder te verwelkomen uit de opstanding en hen in te lichten over de losprijs, het Koninkrijk en alle andere bewijzen van Jehovah’s zorg.

Mijn vaste besluit, geschraagd door de wetenschap dat God voor mij zorgt, is zoals de psalmist het in Psalm 104:33 uitdrukte: „Ik wil mijn leven lang voor Jehovah zingen; ik wil melodieën voor mijn God spelen zolang ik er ben.” — Zoals verteld door Sarn Wharerau.

[Illustratie van Sarn Wharerau op blz. 26]

[Illustratie op blz. 28]

De eerste Koninkrijkszaal die in Nieuw-Zeeland werd gebouwd, 1950

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen